Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 januari 2024, met bijlagen;
- het antwoord;
- de repliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. een bedrag van € 2.500,- van de gedaagde, die een zorgverzekering had bij VGZ en een achterstand heeft laten ontstaan in de premiebetalingen. De gedaagde heeft in totaal een achterstand van € 8.173,34, waarvan hij tot en met 26 juni 2023 € 6.133,32 heeft afgelost. VGZ brengt vervallen rente van € 1.018,66 en buitengerechtelijke incassokosten van € 687 in rekening, maar eist in deze procedure slechts € 2.500,- om proces-economische redenen. De gedaagde erkent dat hij nog moet betalen, maar stelt dat VGZ niet goed heeft gehandeld bij de communicatie over de betalingsregeling, die hij niet meer kon nakomen door een overstap van bank en het niet voortzetten van de automatische incasso.
De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de achterstand aan premiebetalingen en zorgnota's moet betalen, en dat hij ook de rente over de achterstallige bedragen moet voldoen. De rechter wijst het gevorderde bedrag van € 2.500,- toe, omdat de hoofdsom en rente al meer dan dit bedrag bedragen. De kantonrechter stelt vast dat de gedaagde geen recht heeft op een betalingsregeling, aangezien hij de regeling niet is nagekomen en de gevolgen daarvan voor zijn eigen risico komen. De communicatie van VGZ via e-mail is ook toegestaan, en de gedaagde heeft niet betwist dat hij de e-mail heeft ontvangen.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat de gevorderde incassokosten niet toewijsbaar zijn, omdat de veertiendagenbrief niet aan de eisen voldoet. De gedaagde moet ook de proceskosten betalen, die aan de kant van VGZ zijn begroot op € 1.012,48. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis meteen mag uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.