Estron eist samengevat:
I. voor recht te verklaren dat het maandprijsindexcijfer volgens de CPI, voor de maanden gelegen in de periode januari tot en met december 2022, een overschatting van de inflatie in zich heeft;
II. voor recht te verklaren dat een aanpassing van de huurprijs, per datum gelegen in 2022, op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (hierna: CPI) reeks alle huishoudens (basisjaar 2015 = 100), gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) en berekend volgens de formule: de gewijzigde huurprijs is gelijk aan de geldende huurprijs op de wijzigingsdatum, vermenigvuldigd met het indexcijfer van de kalendermaand die ligt vier kalendermaanden voor de kalendermaand waarin de huurprijs wordt aangepast, gedeeld door het indexcijfer van de kalendermaand die ligt zestien kalendermaanden voor de kalendermaand waarin de huurprijs wordt aangepast, leidt tot een huurprijsaanpassing die meer omvat dan enkel het neutraliseren van geldontwaarding en daarmee tot een overcompensatie van gedaagden;
III. voor recht te verklaren dat de indexeringen met ingangsdatum in het jaar 2022, alsook de indexeringen met ingangsdatum in de jaren nadien, dienen plaats te vinden conform ‘de nieuwe methode’ zoals gehanteerd door het CBS, waarbij heeft te gelden dat indien het CBS bekendmaking van het prijsindexcijfer staakt of de basis van de berekening daarvan opnieuw wijzigt, een zoveel mogelijk daaraan aangepast of vergelijkbaar indexcijfer zal worden gehanteerd;
IV. BGV, althans de verhuurder van Estron, te veroordelen om aan Estron te betalen
€ 132.829,19, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag, met rente;
V. BGV, althans de verhuurder van Estron, te veroordelen om aan Estron te betalen
€ 19.924,38 aan buitengerechtelijke incassokosten, met rente;
VI. gedaagden te veroordelen in de proceskosten met rente;
VII. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.