ECLI:NL:RBROT:2024:554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
C/10/671346 / JE RK 24-4
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van een 17-jarige afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een 17-jarige, hierna te noemen [kind01]. Het verzoek is ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die zich zorgen maakt over de opvoedsituatie bij de vader van [kind01]. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar [kind01] woont bij de vader en heeft al geruime tijd geen contact meer met de moeder. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [kind01] en er sprake zou zijn van ouderverstoting naar de moeder toe. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2024 hebben zowel de moeder als de vader hun standpunten toegelicht. De moeder steunt het verzoek van de GI, terwijl de vader zich verzet tegen de uithuisplaatsing en stelt dat [kind01] goed functioneert en geen isolement ervaart.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat een uithuisplaatsing een zeer ingrijpende maatregel is die alleen als uiterste middel moet worden ingezet. Hij heeft vastgesteld dat [kind01] momenteel goed functioneert bij de vader, naar school gaat en vrienden heeft. De kinderrechter is van mening dat de zorgen over de situatie van [kind01] niet zodanig ernstig zijn dat een uithuisplaatsing gerechtvaardigd is. Bovendien is er op dit moment geen geschikte plek beschikbaar voor [kind01] en zou een uithuisplaatsing de druk op hem alleen maar verhogen. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, met de overweging dat het belang van [kind01] niet gediend is met een uithuisplaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/671346 / JE RK 24-4
Datum uitspraak: 10 januari 2024
Beschikking
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [kind01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. S.A. Ray te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats01],
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 2 januari 2024;
  • het e-mailbericht van mr. Ray met producties, binnengekomen bij de rechtbank op 5 januari 2024;
  • de brief van mr. Hoogerwerf met producties, binnengekomen bij de rechtbank op 8 januari 2024;
  • de brief van mr. Hoogerwerf met productie, binnengekomen bij de rechtbank op 10 januari 2024;
  • het e-mailbericht van mr. Ray van 10 januari 2024;
  • de reactie van mr. Hoogerwerf op het e-mailbericht van 10 januari 2024;
  • de pleitnota van mr. Hoogerwerf, overhandigd ter zitting op 10 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam] .
1.3.
De kinderrechter heeft [kind01] naar zijn mening gevraagd. [kind01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. De mening van [kind01] is hieronder weergegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] .
2.2.
[kind01] woont bij de vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 juli 2023 de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 13 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Er is sprake van ouderverstoting naar de moeder toe. Ook zijn er zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. [kind01] komt bij de vader niet toe aan zijn ontwikkelingstaken en er zijn zorgen over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Ondanks de inzet van verschillende hulpverlening is het niet gelukt om de situatie te verbeteren en zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij de vader. De GI voelt zich genoodzaakt dit verzoek in te dienen om deze impasse te doorbreken. Het doel van de uithuisplaatsing is dat [kind01] op een neutrale plek de ruimte krijgt om zichzelf te ontwikkelen en dat op termijn gekeken kan worden of er ruimte is voor contactherstel met de moeder. Het doel van de uithuisplaatsing is niet om het contact met de moeder te herstellen. Er is op dit moment nog geen passende plek voor [kind01] beschikbaar. De GI denkt aan een zelfstandig wonen plek of fasehuis. De GI hoopt [kind01] zo snel mogelijk op een passende plek te plaatsen, waar hij samen met de ondersteuning van een jongerencoach en ervaringsdeskundige zich kan ontwikkelen.

4.De standpunten

4.1.
De moederis het eens met het verzoek. Door en namens haar wordt dit als volgt nader toegelicht. Er zijn al jarenlang zorgen over [kind01] . Er is geen zicht op de opvoedsituatie bij de vader. De vader geeft geen toestemming aan de jeugdbeschermer en hulpverlening om binnen te komen. Ook informeert de vader de moeder niet over [kind01] . [kind01] bevindt zich in een isolement en hij heeft hulp nodig. Hij moet onbelast keuzes kunnen maken en onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De moeder heeft [kind01] al een paar jaar niet gezien. Er is sprake van oudervervreemding. Dit patroon moet doorbroken worden. Een uithuisplaatsing is weliswaar een ultimum remedium, maar op dit moment noodzakelijk voor [kind01] om hem uit zijn isolement te halen en niet enkel om het contact met de moeder af te dwingen. De advocaat van de moeder verwijst hierbij naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 maart 2021.
4.2.
De vadervoert verweer tegen het verzoek van de GI. De advocaat heeft overeenkomstig haar pleitnota verzocht het verzoek af te wijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt is door en namens de vader het volgende nader toegelicht. [kind01] wordt niet in een sociaal isolement gehouden. Het gaat goed met [kind01] , hij zit goed in zijn vel. [kind01] staat wel al lange tijd onder druk door deze situatie en hij krijgt stress hiervan. Dat moet ophouden. [kind01] wil met rust gelaten worden. De vader doet zijn best om [kind01] te overtuigen dat hij contact kan hebben met de moeder. De vader informeert de moeder regelmatig over [kind01] via email. Ook heeft de vader aan alle hulpverleningstrajecten meegewerkt. Daarnaast houdt de vader zich aan de beschikking van de kinderrechter van 11 juli 2023, waarin staat dat [kind01] met rust gelaten moet worden. Het onderliggende verzoek van de GI maakt de druk alleen maar erger. Bovendien zal een uithuisplaatsing niet helpen om het contact met de moeder af te dwingen. Voor [kind01] zal het verschrikkelijk zijn als hij uit huis moet worden geplaatst. Zeker nu er nog onduidelijkheid is over waar [kind01] zou worden geplaatst.

5.De mening van [kind01]

(…)

6.De beoordeling

6.1.
De kinderrechter overweegt het volgende.
6.2.
[kind01] woont inmiddels geruime tijd bij de vader. Sinds april 2021 heeft hij geen contact meer met de moeder. [kind01] bevindt zich in feite al jaren in een moeilijke situatie. Tussen de ouders is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. [kind01] heeft hier veel last van en ervaart veel stress. Ook voor de moeder is de situatie niet gemakkelijk, nu zij al lange tijd geen contact heeft met [kind01] . Het lukt de vader tot op heden niet [kind01] te motiveren contact te hebben met de moeder.
De GI heeft verzocht om [kind01] op een neutrale plek te plaatsen, omdat een dergelijke plaatsing hem uit zijn isolement zal halen, meer kansen zal bieden om zich te kunnen ontwikkelen en onbelast contact te hebben met beide ouders.
6.3.
Een machtiging tot uithuisplaatsing is een ultimum remedium. Een uithuisplaatsing is zeer ingrijpend en dient dan ook werkelijk pas als uiterste maatregel te worden ingezet. Voor [kind01] acht de kinderrechter deze maatregel thans niet gepast.
De kinderrechter is van oordeel dat uithuisplaatsing van [kind01] niet gaat leiden tot hetgeen door de moeder en de GI wordt aangegeven. Een uithuisplaatsing naar een neutrale plek, zoals verzocht, biedt - zo deze al uitvoerbaar zal zijn bij de inmiddels 17-jarige [kind01] - immers geenszins de garantie dat hij van mening zal veranderen. [kind01] geeft aan het fijn te hebben bij de vader, hij gaat naar school en heeft het naar zijn zin op het VWO, hij weet wat hij wil gaan studeren en heeft vrienden om hem heen. Onvoldoende acht de kinderrechter dan ook onderbouwd dat [kind01] in een isolement verkeert, dat hij niet toekomt aan zijn ontwikkeling alsmede dat de verzochte uithuisplaatsing voor [kind01] zal betekenen dat hij zijn visie over het contact met de moeder zal veranderen. Er zijn weliswaar zorgen over de situatie van [kind01] , maar die zijn niet zodanig ernstig dat een uithuisplaatsing naar een neutrale plek daarmee wordt gerechtvaardigd. Dit temeer nu niet duidelijk is of, en zo ja waar, plaatsing mogelijk zou zijn, schoolgang dan voortgezet kan worden en wat dies meer zij. Gezien de leeftijd van [kind01] acht de kinderrechter het niet in zijn belang om hem weg te halen uit de situatie waarin hij gewend is en waarin het hem, zoals ook blijkt uit de overgelegde stukken van school naar omstandigheden redelijk tot goed gaat. Van een isolement zoals door de moeder en GI gemeld lijkt daar geen sprake. [kind01] gaat naar school, heeft contact met docenten en klasgenoten alsook in de buurt waar hij woont.
6.4.
De verwachting van de kinderrechter is dat een uithuisplaatsing de druk op [kind01] niet zal wegnemen, integendeel. Hij zal zich ongetwijfeld nog meer afsluiten richting de GI en de moeder. Zoals eerder, in juli 2023, is overwogen door de kinderrechter, heeft [kind01] recht op en belang bij rust. [kind01] is geen klein jochie meer die “bij de schouders gepakt kan worden”, hij is binnen een jaar meerderjarig en is duidelijk in zijn standpunt. Tegelijkertijd toont hij aan op school aanwezig te zijn doch wel veel last te hebben, met name bij toetsen, van de op hem gelegde druk. Die druk is niet in zijn belang en dient weggenomen te worden. Vooralsnog immers heeft deze druk slechts averechts gewerkt.
6.5.
Tot slot weegt de kinderrechter mee dat de GI ter zitting heeft aangegeven dat er op dit moment nog geen plek beschikbaar is voor [kind01] , ook al wordt de machtiging afgegeven. Ook deze onduidelijkheid draagt niet bij aan meer rust voor [kind01] .
6.6.
Een machtiging tot uithuisplaatsing dient gelet op al het bovenstaande op dit moment niet het belang van [kind01] . Er is niet voldaan aan het wettelijke criterium, een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] is niet noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal het verzoek van de GI daarom afwijzen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier, en op schrift gesteld op 18 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.