In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van Stichting ASVZ tegen een werknemer, aangeduid als [verweerder]. ASVZ verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer was sinds 1 november 2018 in dienst als QA-Contract & Financial Controller en had een bruto maandsalaris van € 5.833,-. De procedure begon met een verzoekschrift van ASVZ op 12 december 2023, gevolgd door een verweerschrift van de werknemer op 29 januari 2024. Tijdens een mondelinge behandeling op 5 februari 2024 werd de zaak besproken, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, ondanks het opzegverbod vanwege ziekte van de werknemer. De rechter concludeerde dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam verstoord was, mede door de houding van de werknemer, die door ASVZ als kritisch werd ervaren. De kantonrechter oordeelde dat het in het belang van de werknemer was dat de arbeidsovereenkomst werd ontbonden, omdat het arbeidsconflict zijn herstel belemmerde. De ontbinding werd vastgesteld per 1 mei 2024, met toekenning van een transitievergoeding van € 12.411,01 bruto aan de werknemer. De rechter wees een billijke vergoeding af, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De proceskosten werden door beide partijen zelf gedragen en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.