Op 29 mei 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Aardoom-Fuchs, had de wraking aangevraagd tegen mr. J.W. Langeler, de rechter in een civiele zaak betreffende een zorgregeling met haar voormalige partner. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de aanwezigheid van een medewerker van [naam bedrijf] tijdens de zitting op 3 mei 2024, waar verzoekster bezwaren tegen had. Verzoekster stelde dat de rechter niet objectief was en dat er sprake was van schijn van vooringenomenheid, vooral door de manier waarop de rechter reageerde op het verzoek van de wederpartij om de medewerker toe te laten.
De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het verzoek beoordeeld. Het oordeel was dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om de medewerker toe te laten een processuele beslissing was, genomen binnen zijn bevoegdheid. De rechter had toegelicht dat hij professionals vaak toelaat op zittingen en dat de medewerker enkel aanwezig was om te luisteren. De wrakingskamer vond geen aanwijzingen voor vooringenomenheid in de beslissing van de rechter of in zijn bejegening van verzoekster.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.