ECLI:NL:RBROT:2024:5496

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
71.008358.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor twee maal medeplegen invoer van cocaïne en medeplegen witwassen van een geldbedrag van € 2.843.255

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1996, heeft de rechtbank Rotterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de invoer van twee grote partijen cocaïne, respectievelijk 16.174 kilogram en 7.200 kilogram, en voor het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 2.843.255. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de invoer van cocaïne door middel van Sky-ECC-berichten, waarin hij communiceerde over de logistieke afhandeling van de transporten. De verdachte werd gezien in verband met de cocaïne die in Hamburg en Antwerpen werd aangetroffen. De rechtbank heeft ook DNA-bewijs overwogen dat de verdachte verbond aan het aangetroffen geldbedrag in de woning van een medeverdachte. De verdachte ontkende echter de betrokkenheid bij de Sky-ECC-accounts en het geldbedrag, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen bevolen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel en het witwassen zwaar laten wegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71.008358.22
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 en 29 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. G.H. Rip en P.J.A. Huttenhuis (hierna tezamen ‘de officier van justitie’) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 4 - medeplegen witwassen van € 57.200)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde medeplegen van witwassen van € 57.200 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Inleiding [1]
Aan de verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij samen met anderen twee partijen cocaïne heeft ingevoerd en dat hij samen met een ander geld heeft witgewassen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte daarbij strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad. Bij de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.2.2.
Feiten en omstandigheden
- Cocaïne aangetroffen in Hamburg (Duitsland) – feit 1
Op 12 februari 2021 heeft de Duitse douane in Hamburg 16.174 kilogram cocaïne in beslag genomen. De cocaïne was verstopt in 1.728 blikken met gipsplaat pasta, verspreid
over drie containers: [containernummer 1] , [containernummer 2] en [containernummer 3]
(hierna: de drie containers) die stonden op het containerschip ‘ [naam schip 1] ’. [2] De monsters die van de cocaïne zijn genomen, zijn in Nederland onderzocht door de forensische opsporing en het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) en bevatten cocaïne. [3] De verzender van de containers was afkomstig uit Paraguay, het containerschip heeft in de periode van 5 tot en met 7 februari 2021 in de haven van Rotterdam gelegen en is vervolgens naar Hamburg gevaren. [4] De containers stonden vermeld op een bill of lading voorzien van nummer [nummer 1] . Als geconsigneerde stond daarop het Nederlandse bedrijf [naam bedrijf] B.V. vermeld, met als contactpersoon de inmiddels onherroepelijk veroordeelde [veroordeelde] . [5]
- Cocaïne aangetroffen in Antwerpen (België) - feit 2
Uit de opgenomen en afgeluisterde tapgesprekken is gebleken dat [veroordeelde] niet alleen
navraag heeft gedaan naar de drie containers op de ‘ [naam schip 1] ’, maar ook naar containers op het containerschip ‘ [naam schip 2] ’. De verdachte belde met betrekking tot deze containers - net als met betrekking tot de containers in Hamburg - onder valse namen, waaronder [valse naam 1] van Shipment Solutions en [valse naam 2] namens D&A Trading, naar Hamburg Süd om navraag te doen naar de ‘ [naam schip 2] ’ en een bill of lading voorzien van nummer [nummer 2] . [6] Op die bill of lading stonden in totaal zeven containers vermeld, waaronder een container met nummer [containernummer 4]
(hierna: de container). [7] Op 20 februari 2021 is in die container in totaal 7.179 kilogram
cocaïne aangetroffen. [8] Containerschip ‘ [naam schip 2] ’ was afkomstig uit Panama, is via de Westerschelde op 18 februari 2021 Nederlands grondgebied binnengekomen en is op 19 februari 2021 aangekomen in de haven van Antwerpen. [9] Aldaar is op 20 februari 2021 7.179,15 kilogram cocaïne in beslag genomen. [10] De monsters die daarvan zijn genomen zijn in Nederland onderzocht door de forensische opsporing en het NFI en bevatten cocaïne. [11] [12]
- Sky-ECC berichten
In het voorbereidend onderzoek zijn Sky ECC-berichten onderschept en ontsleuteld die gaan over de twee partijen cocaïne die in Hamburg en Antwerpen zijn aangetroffen. In die berichten zijn onder meer de gebruikers [gerbuikersnaam] , [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] , [accountnaam 2] en [accountnaam 1] te onderscheiden. [13] De politie heeft Sky ECC-account [accountnaam 1] toegeschreven aan de verdachte. [14] [15] Aan [veroordeelde] wordt account [accountnaam 2] [16] toegeschreven en de overige Sky-accounts aan de medeverdachte [medeverdachte 1] . [17]
- Geldbedrag aangetroffen in een woning - feit 3
Op 20 april 2021 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [adres 2] te Schiedam, zijnde de woning (studio) van de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), waarbij een geldbedrag van in totaal € 2.843.235,- is aangetroffen. Dat geld was op verschillende plekken in de woning weggestopt in tassen, (rol)koffers, manden en dozen. [18]
Het NFI heeft aan de hand van de DNA-sporen die zijn aangetroffen op het verpakkingsmateriaal van het geld [19] [20] onder meer geconcludeerd dat het 800 miljoen tot 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA van de verdachte bevat dan dat het DNA van willekeurig andere personen bevat. [21] [22]
4.2.3.
Leeswijzer
De rechtbank zal eerst ingaan op de identificatie van de verschillende Sky ECC-accounts. Daarna komt de betrokkenheid van de verdachte bij de cocaïnetransporten feiten 1 en 2 aan de orde. Ten slotte zal de rechtbank ingaan op de betrokkenheid van de verdachte bij het witwassen van geld, zoals genoemd onder feit 3.
Bewijswaardering feiten 1 en 2 - medeplegen van invoer van cocaïne
-
Gebruikers van de Sky-accounts
4.2.4.
Standpunt officier van justitie
De verdachte was de gebruiker van de Sky ECC-accounts [accountnaam 1] en [accountnaam 3] .
De telefoon met account [accountnaam 1] straalt omstreeks dezelfde momenten als de telefoon van de verdachte dezelfde zendmast aan, op locaties die met de verdachte in verband kunnen worden gebracht. Bij een tweetal observaties is de verdachte ook gezien met medeverdachten [veroordeelde] en [medeverdachte 1] . De telefoon met account [accountnaam 3] heeft dezelfde gebruikersnaam als [accountnaam 1] : [gebruikersnaam 3] . De zendmastgegevens van die telefoon komen ook overeen met locaties die met de verdachte in verband kunnen worden gebracht.
4.2.5.
Standpunt van de verdediging
Er is geen bewijs dat de verdachte gebruiker was van deze Sky ECC-accounts. Roep- en bijnamen worden door elkaar gebruikt in de gesprekken die het Openbaar Ministerie aan verdachte toeschrijft. In een gesprek op 01-02-2021 zegt account [gebruikersnaam 4] ook tegen [accountnaam 1] “zeg neem je vrouwtje kindje en jij en laptop en kom hier (…)”. De verdachte had in die periode geen vrouw en kind. De verdachte is niet [gebruikersnaam 3] en daarvoor is ook geen bewijs. In een bericht van [accountnaam 3] spreekt de gebruiker van deze account over een Volkswagen Polo, zwart. Maar de verdachte heeft en had destijds helemaal geen Volkswagen Polo. Van een spraakbericht van [accountnaam 3] staat inmiddels vast dat daarop niet de stem van verdachte is te horen. Uit de omstandigheid dat print-screens door verschillende accounts werden gedeeld waarop telkens hetzelfde toestel te zien is (met bijbehorende barsten in het scherm), blijkt dat dezelfde accounts door verschillende mensen werden gebruikt. Dat volgt ook uit de verklaring van [veroordeelde] bij de rechter-commissaris.
4.2.6.
Beoordeling
Vooropgesteld zij dat de rechtbank slechts hoeft te beoordelen of de berichten in de ten laste gelegde periode die redengevend zijn voor het bewijs toe te schrijven zijn aan de verdachte. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 5] ’ in de metadata ook betrekking kan hebben op de gebruikte telefoon en dus niet (telkens) een bijnaam betreft en daarmee dan ook niet gelijk een aanwijzing is dat de telefoon door meerdere personen werd gebruikt.
Dat de in de chatgesprekken gebruikte bijnamen door elkaar worden gebruikt, zoals door de verdediging is betoogd, is niet alleen ongeloofwaardig, maar ook onwaarschijnlijk: men moet immers weten met wie men van doen heeft gelet op de onderlinge rolverdeling en om afspraken te maken. Dat de bijnamen niet uit elkaar te houden zijn, volgt ook niet uit de inhoud van de gesprekken. Sky ECC-account [accountnaam 4] vraagt bijvoorbeeld uitdrukkelijk op 17-02-2021, “laat [gebruikersnaam 6] online komen aub”. [gebruikersnaam 7] antwoordt daarop “hij komt zo online” en even later stuurt [gerbuikersnaam] “vertel?”. [gerbuikersnaam] is dus klaarblijkelijk ‘ [gebruikersnaam 6] ’, En op de vraag op 18-02-2021 “ [gebruikersnaam 6] , ben je er?”, reageert [gerbuikersnaam] ook met “Ja”. [23] Uit de gesprekken in de ten laste gelegde periode volgt ook niet dat de telefoons van hand tot hand gingen. Juist wanneer een gebruiker op een andere telefoon zit, wordt daarvan uitdrukkelijk melding gemaakt. Zo wordt op 09-02-2021 een bericht gestuurd door [accountnaam 4] “wie ben je”, waarop een ander account [accountnaam 2] reageert “ [gebruikersnaam 6] , broer. Ik zit op telefoon van iemand”. [24] Andere bijnamen die terugkomen in de gesprekken die duidelijk toebehoren aan een persoon zijn ‘ [bijnaam] ’ [25] en ’ [gebruikersnaam 3] ’ [26] . In een gesprek op 0902-2021 zegt account [accountnaam 2] “ [gebruikersnaam 3] blijf hier online oke”, waarop [accountnaam 1] reageert met “Oke”. [27] Uit de metadata volgt verder dat account [accountnaam 1] (door de politie, zoals gezegd, toegeschreven aan de verdachte) ook als gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 3] ’ heeft. [28] Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij de rechter-commissaris voorts verklaard dat hij weliswaar meerdere Sky ECC-accounts gebruikte, maar ook dat niemand anders daar gebruik van maakte [29] . Ook dit bevestigt dat accounts in beginsel niet werden gedeeld en uit [medeverdachte 3] verklaring volgt evenmin dat bijnamen gedeeld werden.
Uit het voorgaande volgt dat degene met de bijnaam ‘ [gebruikersnaam 3] ’ gebruik maakte van account [accountnaam 1] . Er zijn, zoals gezegd, geen, althans onvoldoende, aanwijzingen dat dit account of deze bijnaam werd gedeeld. De telefoon die gebruik maakte van account [accountnaam 1] maakte het meest gebruik van de zendmast op de [adres 3] in Schiedam. Ook de mobiele telefoon van de verdachte maakte van deze zendmast het meeste gebruik. Ook op andere locaties maken de telefoon van account [accountnaam 1] en de mobiele telefoon van de verdachte omstreeks dezelfde tijdstippen gebruik van dezelfde zendmasten.
4.2.7.
Conclusie
De verdachte was de gebruiker van de Sky ECC-account [accountnaam 1] en de inhoud van de gesprekken door die account kan aan de verdachte worden toegerekend. De berichten gestuurd door account [accountnaam 3] zijn niet redengevend voor het bewijs van het ten laste gelegde. De vraag of die Sky ECC-account door de verdachte gebruikt werd, hoeft daarom niet beantwoord te worden.
-
Medeplegen invoer van cocaïne – de rol van de verdachte
De verdediging heeft aangevoerd dat er ‘gelet op de mogelijke rol’ van verdachte ‘te weinig is voor het medeplegen’. Daarom zou verdachte moeten worden vrijgesproken.
De rechtbank begrijpt het verweer aldus dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt van een volwaardige rol van verdachte. Er zou hoogstens sprake zijn van medeplichtigheid; dit is echter niet ten laste gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen. Met name uit de Sky ECC-berichten blijkt van een intensieve betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de beide partijen cocaïne. Hij ( [accountnaam 1] ) neemt deel aan gesprekken die de kern van de verrichte werkzaamheden raken en communiceert daarbinnen op gelijkwaardig niveau. [30] [31]
-
Opzet op het medeplegen van invoer van cocaïne.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de verdachte en zijn medeverdachten geen opzet hadden op de invoer van cocaïne. Het Openbaar Ministerie zou uitgaan van de stelling “dat zodra er contrabande uit het buitenland Nederland binnenkomt, het per se om cocaïne zou moeten gaan en dus het opzet van cliënt daarop gericht zou moeten zijn.” [32]
De rechtbank stelt vast dat het verweer feitelijke grondslag mist. Zowel in de containers die in Hamburg in beslag zijn genomen als in de container die in Antwerpen in beslag is genomen, is immers daadwerkelijk cocaïne en geen andere smokkelwaar aangetroffen.
-
Wetenschap van de verdachte met betrekking tot de inhoud van de containers
Voor zover het verweer de strekking heeft dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende kan blijken dat de verdachte weet had van hetgeen zich in de containers bevond, overweegt de rechtbank het volgende.
Op 19 januari 2021 om 20:59 uur ontvangt de verdachte ( [accountnaam 1] ) een bericht van medeverdachte [medeverdachte 1] (Sky ECC-account [gebruikersnaam 2] ). [33] Dat bericht bevat een lijstje met kennelijke data, telkens gevolgd door een getal, variërend tussen 3 en 10 en de kennelijke afkorting ‘cnt’, de aanduiding van een materiaal (verf, metal, leder, hout, soya), de naam van een stad (telkens óf Hamburg óf Antwerp[en]) en de vermelding ‘leeg’ of ‘vol’. De politie heeft uit dit bericht, gelezen in samenhang met wat overigens uit het dossier volgt, geconcludeerd dat het hier gaat om een lijst met de aankomstdata van aantallen containers (‘cnt’) in de havens van Antwerpen en Hamburg, waarbij de vermelding ‘vol’ en ‘leeg’ er telkenmale toe dient om aan te geven of er zich in de betreffende containers contrabande bevond. Tevens zouden de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde transporten in het bericht genoemd worden, en wel als ‘07/02 5 cnt verf hamburg vol’ en ‘12/02 7 cnt hout antwerp vol’. De rechtbank onderschrijft die conclusie. Zij stelt bovendien vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] wetenschap droeg welke containers ‘iets’ bevatten en welke niet.
In het Sky-groepsgesprek met de code [codenaam] , actief tussen 25 en 28 januari 2021, waaraan onder andere verdachte deelneemt ( [accountnaam 1] ), is sprake van ‘een job die betaald gaat worden vanuit ECUA’ (de rechtbank verstaat: Ecuador). Ook worden hierin de mededelingen ‘07/02 cnt verf Hamburg vol’ ‘12/02 cnt hout antwerp vol’ gedaan. [34] Het is verder een feit van algemene bekendheid dat het bij smokkelwaar in zeecontainers vanuit Ecuador in West-Europese havens (vrijwel) zonder uitzondering om cocaïne gaat.
Ten slotte merkt de rechtbank nog het volgende op. De illegale invoer van verdovende middelen is een ingewikkeld proces waarbij een groot aantal personen een rol speelt. Een en ander kan dan ook uitsluitend in georganiseerd verband plaatsvinden. Een taakverdeling tot op detailniveau is daarbij essentieel. Het is voor de organisatie van groot belang dat de verboden activiteiten geheim blijven. Het is niet goed denkbaar en kan daarom gevoeglijk worden uitgesloten dat – wellicht met uitzondering van het laagste niveau, waartoe bijvoorbeeld uithalers en chauffeurs te rekenen zijn – personen bij het proces betrokken worden die niet op de hoogte zijn van de aard van de verrichte werkzaamheden. Verdachte behoort, zo valt uit het dossier met zekerheid af te leiden, niet tot die onderste laag maar is op een hoger niveau binnen de organisatie werkzaam. Reeds daarom moet van zijn wetenschap worden uitgegaan en staat vast dat hij wist dat de organisatie waaraan hij deelnam zich bezighield met cocaïnesmokkel.
-
Alternatief scenario
Tot slot heeft de verdediging gesteld dat ‘moet worden bezien of [verdachte] een alternatief scenario heeft geschetst [dat] niet zonder meer terzijde kan worden geschoven’. De rechtbank zal dit verweer zonder nadere motivering passeren. Van een alternatief scenario, anders dan dat verdachte niet de gebruiker was van Sky ECC-account [accountnaam 1] , is immers geen sprake.
Bewijswaardering feit 3 - medeplegen van witwassen van € 2.843.255
4.2.8.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft op de terechtzitting geconcludeerd tot vrijspraak, omdat de verdachte niet wist van de aanwezigheid van het geldbedrag in de woning. Hij heeft er ook niet over kunnen beschikken. De betrokkenheid van de verdachte bij dit feit blijkt slechts uit de verklaringen van [medeverdachte 2] . Die belastende verklaringen mogen echter niet voor het bewijs worden gebruikt, in de eerste plaats omdat ze onbetrouwbaar zijn. Voorts heeft [medeverdachte 2] zich tijdens het verhoor als getuige bij de rechter-commissaris beroepen op zijn verschoningsrecht. De verdediging heeft aldus geen effectieve adequate ondervragingsmogelijkheid gehad om de verklaringen te kunnen toetsen. Evenmin kunnen de resultaten van de DNA-onderzoeken worden gebruikt als bewijs omdat de “chain of evidence” niet sluitend is. Dit verweer heeft betrekking op de DNA-sporen van de verdachte die op twee plekken op bruin tape op een bruine doos zijn aangetroffen. De verdediging heeft aangevoerd dat uit de stukken in het dossier niet duidelijk is geworden welk geldbedrag in die doos is aangetroffen. De verdachte kan daarom niet aan dat geldbedrag worden gelinkt.
4.2.9.
Beoordeling van de op bewijsuitsluiting gerichte verweren
- Aangetroffen DNA-sporen
De rechtbank verwerpt dit verweer. Voor een bewezenverklaring van witwassen is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid welk exact geldbedrag in welk verpakkingsmateriaal is aangetroffen. Voldoende is dat vastgesteld kan worden dat in de bruine doos nadat deze was opengemaakt een fors aantal geldbiljetten is aangetroffen. [35] Gelet op de plekken waarop DNA van de verdachte is aangetroffen kan het bovendien niet anders dan dat het geld in die doos terecht is gekomen
voordatde doos werd dichtgemaakt en niet daarna. De resultaten van het vergelijkende DNA-onderzoeken zullen derhalve, voor zover relevant, worden gebruikt voor het bewijs.
- Verklaringen van [medeverdachte 2]
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] direct bij de doorzoeking van de woning een verklaring heeft afgelegd met betrekking tot de aanwezigheid van een fors geldbedrag in zijn woning en dat hij daarbij de vindplaatsen heeft aangewezen. [36] Bij zijn aanhouding heeft hij eveneens verklaringen afgelegd [37] [38] , die hij bij zijn voorgeleiding heeft herhaald [39] . In de verklaringen bij de politie geeft [medeverdachte 2] aan dat ‘een vriend’ hem vroeg of zijn geld kon worden opgeborgen in diens woning, dat [medeverdachte 2] het geld op diens verzoek tijdelijk in zijn woning heeft bewaard en dat die vriend aan hem, [medeverdachte 2] , heeft verteld dat het eerlijk verdiend geld was. [medeverdachte 2] heeft dit toegestaan omdat de vriend geen eigen woning had. [40] De vriend kwam regelmatig bij hem thuis en pakte af en toe wat van dat geld. [41] Bij zijn voorgeleiding geeft [medeverdachte 2] onomwonden aan dat die ‘vriend’ de verdachte betreft en dat hij voor niemand anders geld bewaarde.
- ‘ ‘Vidgen’-verweer
[medeverdachte 2] heeft zich bij zijn latere verhoor als getuige bij de rechter-commissaris beroepen op zijn verschoningsrecht. De verdediging heeft dus, inderdaad, geen effectieve ondervragingsmogelijkheid gehad om de voor de verdachte belastende verklaring die [medeverdachte 2] bij gelegenheid van zijn voorgeleiding heeft afgelegd, te toetsen. Er is echter geen sprake van ‘sole or decicive evidence’. De bewezenverklaring steunt niet enkel op de belastende verklaringen van [medeverdachte 2] , maar ook op het aangetroffen DNA van de verdachte op verschillende tassen in de woning, evenals een bruine doos met daarop het adres van de verdachte. In die tassen en in de doos waren ook grote geldbedragen weggestopt. Dat overigens niet vastgesteld kan worden dat in die bruine doos € 114.000 zat, zoals door officier van justitie is aangevoerd en door de verdediging terecht is weersproken, doet niet af aan het feit dat uit de bewijsmiddelen wel volgt dat er ook in die bruine doos een grote hoeveelheid contant geld zat. [42] Voorts blijkt uit telefoontaps en observaties en peilbakengegevens dat de verdachte regelmatig in de woning verbleef, [43] iets wat de verdachte op de zitting ook heeft toegegeven. De verklaring van [medeverdachte 2] vindt daarom voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Het verweer wordt verworpen. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 2] dat het geld niet aan hem maar aan de verdachte toebehoorde bezigen voor het bewijs.
4.2.10.
Beoordeling van de bewijsverweren
-
Vermoeden van criminele herkomst
In deze zaak is geen direct brondelict aan te wijzen als herkomst van het aangetroffen geldbedrag. Er is geen legale economische verklaring voor het geld. Het geldbedrag bestond uit een zeer grote hoeveelheid geldbiljetten en was op verschillende plekken in de woning weggestopt, zoals in een tv-meubel, onder de opklapbank, op en in keukenkastjes en onder een houten balk net onder het plafond. [44] Het geld was verpakt in plastic tassen in bigshoppers, (rol)koffers en dozen waarop onder andere vingerafdrukken en DNA van [medeverdachte 2] en DNA van de verdachte is aangetroffen. [45] [46] [47] [48] [49] [50] [51] Het op deze manier bewaren van grote hoeveelheden chartaal geld in een eenkamerwoning (studio) van een ander dan de verdachte brengt aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich. Gelet op het voorgaande is er zonder meer sprake van een vermoeden van een criminele herkomst ten aanzien van genoemd geldbedrag.
-
Concrete en min of meer verifieerbare verklaring die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Vervolgens mag van de verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van het vermogen, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verdachte heeft zich bij de politie echter beroepen op zijn zwijgrecht, zodat nader onderzoek naar een mogelijk legale herkomst achterwege kon blijven. Desondanks heeft het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar de financiële positie van de verdachte. Daaruit komt naar voren dat het exorbitante geldbedrag dat in de woning is aangetroffen niet kan worden verklaard uit de geregistreerde legale inkomsten van de verdachte, niet uit het saldo op zijn bankrekening [52] en ook niet uit het transactieverkeer op zijn ING-bankrekening. [53] .Bij gebreke van enig andere afdoende verklaring van de verdachte omtrent een legale herkomst ervan, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het aangetroffen geld middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Gelet op hetgeen is overwogen met betrekking tot de verklaringen van [medeverdachte 2] , waaruit volgt dat de verdachte het geld aan hem heeft gegeven om op te bergen en zo nu en dan iets van het geld afnam, en met betrekking tot de vastgestelde aanwezigheid van de verdachte in de woning van [medeverdachte 2] , is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de beschikkingsmacht over het geld heeft gehad. De rechtbank stelt ten slotte vast dat de verdachte bij dit alles nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 2] , zodat sprake is van medeplegen. [54] [55]
De verweren van de verdediging worden verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij
op 5 februari 2021 in de Nederlandse territoriale wateren en in Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 16.174 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
2. ( primair)
hij
op 19 februari 2021, in de Nederlandse territoriale wateren en in de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7.200 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
3.
hij op 20 april 2022 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een
ander, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ca. € 2.843.255, heeft voorhanden gehad
terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
(primair)
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
(primair)
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijke invoer van twee zeer grote partijen cocaïne. De cocaïne was verborgen in containers die vanuit Zuid-Amerika door twee containerschepen zijn vervoerd naar Nederland (en vervolgens naar Duitsland respectievelijk België).
Zelfs naar maatstaven van internationale grootschalige drugshandel gaat het hier om twee buitensporig grote en waardevolle drugstransporten. De twee partijen cocaïne van in totaal ruim 23.000 kilogram hebben een groothandelswaarde van ongeveer 600 miljoen euro.
Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers ervan zeer schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast, waaronder niet alleen de door de gebruiker gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof, maar ook andere, met de (groot)handel in harddrugs gepaard gaande ernstige criminaliteit in binnen- en buitenland. Handelingen die tot doel hebben cocaïne op de markt van handelaren en gebruikers te brengen, dienen daarom streng te worden bestraft. De verdachte heeft het belang dat de samenleving verschoond blijft van de maatschappelijke problemen die de handel in cocaïne met zich brengt, ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen winstbejag.
De rechtbank leidt uit het strafdossier af dat de verdachte intensief betrokken is geweest bij de twee transporten. De verdachte verzorgde de administratieve en logistieke afhandeling van de transporten in Europa, waarvoor specifieke kennis en kunde over onder meer het logistieke proces van de transporten een vereiste is. Hij nam deel aan gesprekken die de kern van de verrichte werkzaamheden raken en communiceerde daarbinnen op gelijkwaardig niveau. De verdachte heeft zo bezien een essentiële rol gehad bij de drugstransporten en heeft daarmee een onmisbare schakel gevormd voor de invoer in zijn totaliteit.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een zeer groot geldbedrag van € 2.843.215,- dat hij in de woning van zijn mededader [medeverdachte 2] heeft bewaard. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken. De veelal lucratieve vormen van criminaliteit zouden immers niet zo aantrekkelijk zijn als de daders er niet in slaagden wegen te vinden om de opbrengsten ervan aan het zicht van justitie en de fiscus te onttrekken.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De oriëntatiepunten (LOVS) die de rechtbank doorgaans hanteert voor het opleggen van straffen bij de invoer van harddrugs bieden bij dergelijke hoeveelheden die buiten alle proporties zijn, nauwelijks aanknopingspunten, anders dan dat er slechts sprake kan zijn van een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank kijkt daarom vooral naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Als strafverzwarend weegt de rechtbank mee dat het hier gaat om twee zeer grote partijen cocaïne van in totaal ruim 23.000 kilogram. De rechtbank zal gelet daarop en gezien de ernst van de strafbare feiten, het ondermijnende karakter dat uitgaat van dergelijke strafbare feiten en de proceshouding van de verdachte – die geen aanknopingspunten biedt voor enige strafmatiging – de door de officier van justitie geformuleerde strafeis als uitgangspunt nemen voor de strafmaat.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde ziet de rechtbank echter geen aanleiding om dit in strafmatigende zin mee te wegen. Hetzelfde geldt voor de door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheid die kort gezegd inhoudt dat de verdachte de zorg heeft voor zijn minderjarig kind. Ook deze omstandigheid vindt de rechtbank niet zo bijzonder dat dit bij een dergelijk vergrijp zou moeten leiden tot een lagere straf.
De verdediging heeft aangevoerd dat er bij de onderhavige transporten andere (bekende) personen zijn betrokken die een grotere rol dan de verdachte hebben gehad en dat er daarbij mogelijk ook andere personen zijn betrokken van wie niet bekend is welke rol zij hebben gehad. Wat daarvan ook zij, dit leidt niet tot het opleggen van een lagere straf. De rechtbank heeft immers, zoals hiervoor overwogen, de hoogte van de door haar op te leggen gevangenisstraf in de kern gegrond op de essentiële en onmisbare rol die de verdachte bij de invoer van de enorme partijen cocaïne heeft gehad.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte bij uitspraak ter terechtzitting van 25 maart 2023 geschorst tot het einde van de inhoudelijke behandeling. Bij de aanvang van de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank bij mondelinge uitspraak de schorsing verlengd tot het wijzen van dit vonnis. Hieruit volgt dat de schorsing van de voorlopige hechtenis thans eindigt en het bevel verder ten uitvoer zal worden gelegd. Voor continuering van de schorsing, zoals door de verdediging bepleit, acht de rechtbank geen termen aanwezig. Het strafvorderlijk belang bij vrijheidsbeneming prevaleert thans boven het persoonlijk belang van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank, mede vanuit preventieve doeleinden, de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen zullen, zoals door de officier van justitie is gevorderd, worden verbeurd verklaard als na te noemen. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Met betrekking tot deze voorwerpen is feit 3 begaan.
3. € 150.000,- [dossiernummer 1] / IBN 20-04-2022
4. € 365.000,- [dossiernummer 2] / IBN 20-04-2022
5. € 534.355,- [dossiernummer 3] / IBN 20-04-2022
6. € 329.930,- [dossiernummer 4] / IBN 20-04-2022
7. € 53.450,- [dossiernummer 5] / IBN 20-04-2022
8. € 50.000,- [dossiernummer 6] / IBN 20-04-2022
9. € 26.000,- [dossiernummer 7] / IBN 20-04-2022
10. € 34.980,- [dossiernummer 8] / IBN 20-04-2022
11. € 4.840,- [dossiernummer 9] / IBN 20-04-2022
12. € 104.765,- [dossiernummer 10] / IBN 20-04-2022
13. € 284.310,- [dossiernummer 11] / IBN 20-04-2022
14. € 509.875,- [dossiernummer 12] / IBN 20-04-2022
15. € 120.000,- [dossiernummer 13] / IBN 20-04-2022
16. € 114.240,- [dossiernummer 14] / IBN 20-04-2022
17. € 161.490,- [dossiernummer 15] / IBN 20-04-2022

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen
  • 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt.
Verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3:
3. € 150.000,- [dossiernummer 1] / IBN 20-04-2022;
4. € 365.000,- [dossiernummer 2] / IBN 20-04-2022;
5. € 534.355,- [dossiernummer 3] / IBN 20-04-2022;
6. € 329.930,- [dossiernummer 4] / IBN 20-04-2022;
7. € 53.450,- [dossiernummer 5] / IBN 20-04-2022;
8. € 50.000,- [dossiernummer 6] / IBN 20-04-2022;
9. € 26.000,- [dossiernummer 7] / IBN 20-04-2022;
10. € 34.980,- [dossiernummer 8] / IBN 20-04-2022;
11. € 4.840,- [dossiernummer 9] / IBN 20-04-2022;
12. € 104.765,- [dossiernummer 10] / IBN 20-04-2022;
13. € 284.310,- [dossiernummer 11] / IBN 20-04-2022;
14. € 509.875,- [dossiernummer 12] / IBN 20-04-2022;
15. € 120.000,- [dossiernummer 13] / IBN 20-04-2022;
16. € 114.240,- [dossiernummer 14] / IBN 20-04-2022;
17. € 161.490,- [dossiernummer 15] / IBN 20-04-2022;
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte eindigt met het wijzen van dit vonnis en dat dit bevel verder ten uitvoer wordt gelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Daum en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 juni 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst van de gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 5 februari 2021, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 februari 2021, in de Nederlandse territoriale wateren en/of in Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 16.174 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 februari 2021 te
Schiedam en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, te weten ongeveer 16.174 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s:
- met elkaar (via PGP-telefoons) berichten uitgewisseld inzake de invoer, lossing,
logistieke en/of administratieve afhandeling van containers (met cocaïne) en/of
-middels telefoon of email contact (laten) onderhouden met de rederij(en) en de douane ten behoeve van de financiële, logistieke en/of administratieve afhandeling van deze containers
- één of meerdere betalingen (laten) verrichten ten behoeve van het vrijgeven van één of meerdere van deze containers;
2.
hij
op of omstreeks 19 februari 2021, althans in of omstreeks de periode van 19 januari 2021 tot en met 20 februari 2021 in de Nederlandse territoriale wateren en/of in de Westerschelde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7.200 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 19 januari 2021 tot en met 20 februari 2021 te Schiedam en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, te weten ongeveer 7.200 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- met elkaar (via PGP-telefoons) berichten uitgewisseld inzake de invoer, lossing, logistieke en/of administratieve afhandeling van containers (met cocaïne) en/of
-middels telefoon of email contact (laten) onderhouden met de rederij(en) en de douane ten behoeve van de financiële, logistieke en/of administratieve afhandeling van deze containers
- één of meerdere betalingen (laten) verrichten ten behoeve van het vrijgeven van één of meerdere van deze containers;
3.
hij op of omstreeks 20 april 2022 te Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van ca. € 2.843.255, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van voornoemd geldbedrag, was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd geldbedrag, voorhanden heeft gehad en/of een voorwerp, te weten een geldbedrag van van ca. € 2.843.255, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde geldbedrag gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 20 april 2022 te Schiedam, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van ca. € 57.200, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van voornoemd geldbedrag, was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd geldbedrag, voorhanden heeft gehad en/of een voorwerp, te weten een geldbedrag van ca. € 57.200, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde geldbedrag gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen betreffen, tenzij anders aangegeven, processen-verbaal van de politie in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.[dossiernummer 16] , ZD Hamburg p.184-196.
3.[dossiernummer 17] , ZD Hamburg p. 518-561.
4.[dossiernummer 18] , ZD Hamburg p. 144 en 150.
5.[dossiernummer 19] , ZD Hamburg p. 1 en 4.
6.[dossiernummer 20] , ZD Antwerpen p. 63, 69 en 70.
7.[dossiernummer 21] , ZD Antwerpen p. 301.
8.[dossiernummer 22] , ZD Antwerpen p. 58-62.
9.[dossiernummer 23] , ZD Antwerpen p. 274-279
10.Proces-verbaal Federale Overheidsdienst Antwerpen (België), ZD Antwerpen p. 316-325
11.[dossiernummer 24] , ZD Antwerpen p. 363.
12.[dossiernummer 25] , ZD Antwerpen p. 367-385.
13.Relaas proces-verbaal, AD 26Demer-I p. 9.
14.[dossiernummer 26] , AD 26Demer-I p. 20-22
15.[dossiernummer 27] , AD 26Demer-II p. 1226
16.Relaas proces-verbaal, AD 26Demer-I p. 9
17.[dossiernummer 28] , AD 26Demer-1 p. 3-7
18.[dossiernummer 29] , ZD witwassen p. 132 en 135.
19.[dossiernummer 30] , ZD witwassen p. 287
20.[dossiernummer 31] ZD Antwerpen ZD witwassen p. 131
21.[dossiernummer 32] , ZD witwassen p. 251-257
22.[dossiernummer 33] , ZD witwassen p. 265-270.
23.[dossiernummer 34] , AD 26Demer, p. 305.
24.[dossiernummer 35] , AD 26Demer, p. 198 en 199.
25.[dossiernummer 36] , AD 26 Demer, p. 1230-1233.
26.[dossiernummer 35] , AD 26Demer, p. 200.
27.[dossiernummer 35] , AD 26 Demer, p. 202.
28.[dossiernummer 26] , AD 26 Demer, p. 20-22.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 3] , d.d. 8 maart 2023.
30.[dossiernummer 34] , AD 26 Demer, p. 278 en 287.
31.[dossiernummer 35] , AD 26 Demer, p. 175.
32.Pleitnota p. 49.
33.[dossiernummer 37] , ZD Antwerpen Sky p. 31.
34.[dossiernummer 37] , ZD Antwerpen Sky p. 32.
35.[dossiernummer 38] , ZD witwassen p. 125-126 (foto 24 en 25).
36.[dossiernummer 39] , ZD witwassen p. 127 en 128.
37.[dossiernummer 40] , ZD witwassen p. 93 en 94.
38.[dossiernummer 38] , ZD witwassen p. 112 en 113.
39.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, opgemaakt op 22 april 2022.
40.[dossiernummer 40] , ZD witwassen p. 93.
41.[dossiernummer 38] , ZD witwassen p. 112.
42.[dossiernummer 38] , ZD witwassen p. 125-126 (foto 24 en 25).
43.[dossiernummer 41] , ZD witwassen p. 74 en 75.
44.[dossiernummer 29] , ZD witwassen p. 132 en 135.
45.[dossiernummer 42] , ZD Antwerpen Sky-I p. 28-30.
46.[dossiernummer 43] , ZD Hamburg Sky-I p. 122-125.
47.[dossiernummer 44] , ZD Antwerpen Sky-I p. 114-117.
48.[dossiernummer 33] , ZD witwassen p. 265-270.
49.[dossiernummer 30] , ZD witwassen p. 287.
50.[dossiernummer 45] , ZD witwassen p. 246-250.
51.[dossiernummer 32] , ZD witwassen p. 251-257.
52.[dossiernummer 46] , ZD witwassen p. 58-63.
53.[dossiernummer 47] , ZD witwassen p. 68-71.
54.[dossiernummer 38] , ZD witwassen p. 108-110.
55.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] bij rechter-commissaris d.d. 22 april 2022.