In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder. De huurder, vertegenwoordigd door mr. M. Jongejans, vorderde de terugbetaling van de restant waarborgsom van € 1.000,00 en de kosten voor een nieuwe douchekop van € 129,39. De verhuurder had eerder al € 5.000,00 aan waarborgsom en te veel betaalde huur terugbetaald, maar weigerde het resterende bedrag te betalen, omdat hij schade aan het appartement claimde. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder € 820,00 aan de huurder moest betalen, na verrekening van de schade die de verhuurder had geleden door het weggooien van gordijnen door de huurder, die werd begroot op € 200,00. Daarnaast werd een bedrag van € 20,00 toegewezen voor de douchekop, omdat de verhuurder aansprakelijk was voor het probleem met de douche. De kantonrechter concludeerde dat er geen oneerlijke bepalingen in de huurovereenkomst waren en dat de verhuurder de gehele waarborgsom binnen veertien dagen na het einde van de huurovereenkomst had moeten terugbetalen. De verhuurder werd ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 805,86 en de proceskosten van € 1.198,39. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.