Op 4 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot wijziging van de statuten van een goede doelen stichting, opgericht door [verweerder] en [persoon A]. De stichting is opgericht op 20 november 2017, maar na de scheiding van de oprichters op 14 juli 2021, heeft [verweerder] zich teruggetrokken als bestuurder. Het bestuur van de stichting, vertegenwoordigd door mr. W.G. Reddingius, verzoekt de rechtbank om artikel 14 lid 1 van de statuten te wijzigen, omdat de huidige statuten bepalen dat bij defungeren of overlijden van [persoon A], de opvolgend bestuurder(s) benoemd worden door een commissie van afstammelingen, wat het bestuur ongewenst acht. [verweerder] verzet zich tegen de wijziging en stelt dat zij als medeoprichter en belanghebbende haar goedkeuring nodig is voor de wijziging van de statuten. De rechtbank oordeelt dat [verweerder] en de kinderen als belanghebbenden moeten worden aangemerkt, maar dat de statuten niet gewijzigd kunnen worden op basis van de aangevoerde argumenten van het bestuur. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden die door het bestuur zijn aangevoerd niet leiden tot de conclusie dat de huidige statuten ongewenste gevolgen met zich meebrengen. Het verzoek van het bestuur wordt afgewezen, en de rechtbank bepaalt dat ieder van de partijen zijn eigen proceskosten draagt.