Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaats], eiseres,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Ik heb in het bedrijf aangesproken en ben met naam en functie bekend bij: [naam], functie: bedrijfsleider.
Beoordeling door de rechtbank
zo spoedig mogelijkgevolgd wordt door een methode die de dood garandeert, zoals (in dit geval) verbloeden. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft toegelicht is het belangrijk dat het verbloeden zo spoedig mogelijk gebeurt omdat er het risico is dat een dier weer bij bewustzijn komt. Verweerder heeft daarbij verwezen naar een werkinstructie [2] waarin staat dat het tijdsinterval tussen bedwelmen en snijden of steken (stun-stick interval) altijd zo klein mogelijk moet zijn maar dat dit met name kritisch is bij elektrische kopbedwelming; als een dier na elektrische kopbedwelming niet gedood wordt door verbloeding, komt het weer bij. Verder staat in de werkinstructie dat de eerste tekenen van bewustzijn vanaf 30 seconden na bedwelming weer te zien zijn en dat het daarom cruciaal is om binnen 15 seconden te snijden of steken. Daarbij wordt ook verwezen naar een Scientific Opinion van de European Food Safety Authority (EFSA) [3] en een publicatie van de Humane Slaughter Association (HSA) [4] waarin deze tijdsintervallen worden genoemd. Nu het in dit geval na de elektrische kopbedwelming drie tot vier minuten duurde voordat het varken werd gestoken, stelt verweerder terecht dat eiseres het varken niet zo spoedig mogelijk heeft gedood, zoals in artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009 is voorgeschreven. Anders dan eiseres stelt, hoeft verweerder niet te onderzoeken waarom het steken na bedwelming langer dan gebruikelijk heeft geduurd. Uitgangspunt is immers dat een varken na elektrische kopbedwelming zo spoedig mogelijk (binnen 15 seconden) wordt gestoken en dat is hier niet gebeurd. Als eiseres meent dat zij gegeven de omstandigheden desondanks juist heeft gehandeld en haar geen verwijt treft, is het aan haar om dit te benoemen en te onderbouwen. Overigens is gesteld nog gebleken dat in dit geval sprake was van een calamiteit die de oorzaak was van de lange tijdsinterval tussen de bedwelming en het steken. Uit het rapport van bevindingen blijkt juist dat de medewerker die het varken had bedwelmd en vervolgens minuten lang liet liggen, zich van geen kwaad bewust was. Dat niet is gezien dat het dier in het lange tijdsinterval na de bedwelming weer bijkwam, doet er niet aan af dat door dit handelen van een medewerker van eiseres er een groot risico ontstond dat het dier weer zou bijkomen en pijn, spanning of lijden zou ondervinden. Bovendien heeft de toezichthouder ter zitting toegelicht dat bij een elektrische bedwelming bij de kop er sprake is van elektronarcose (en niet van elektrocutie zoals bij een elektrische bedwelming van tevens het hart) en dat het daarbij mogelijk is dat een dier bewusteloos lijkt terwijl het dat niet is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres beboetbaar feit 1 heeft begaan en dat dit haar verweten kan worden.