ECLI:NL:RBROT:2024:5381

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
ROT 23/5584
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de boete opgelegd aan een slachterij wegens overtreding van de Wet dieren met betrekking tot de behandeling van varkens voor de slacht

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2024, wordt het beroep van eiseres, een slachterij, tegen een opgelegde boete van € 2.500,- beoordeeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat eiseres niet had vastgesteld dat een varken geen tekenen van leven meer vertoonde voordat het in de broeibak werd geplaatst. De toezichthouder had geconstateerd dat het varken nog gasping vertoonde, wat volgens de wetgeving een teken van leven is. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de boete, stellende dat zij de voorschriften in acht nam en dat gasping niet altijd een teken van leven is. De rechtbank heeft de zaak op 23 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, evenals een toezichthouder van de NVWA.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres de wet heeft overtreden. De rechtbank wijst erop dat de wet vereist dat er zekerheid moet zijn dat een dier geen tekenen van leven vertoont voordat het in de broeibak gaat. De rechtbank oordeelt dat de aanwezigheid van gasping bij het varken, vlak voordat het de broeibak inging, betekent dat er geen zekerheid was dat het dier dood was. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat de controlesystemen die zij hanteert voldoende waren om te waarborgen dat er geen tekenen van leven waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete van € 2.500,- als proportioneel en in overeenstemming met de geldende regelgeving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5584

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.R. Berkhout).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 2.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 16 december 2022 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 6 juli 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam], toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 18 mei 2022 is opgemaakt door twee toezichthouders van de NVWA. De toezichthouders schrijven in het rapport over hun bevinding op 6 januari 2022 omstreeks 8.40 uur onder meer het volgende:

Tijdens mijn inspectie bevond ik mij, toezichthouder 38844, met mijn collega met toezichthoudernummer 24883 in de vuile slachthal, naast de broeibak. De broeibak is een bak met heet broeiwater (ongeveer 59 °C). Ik zag daar dat een varken die ondersteboven aan een ketting aan de achterpoot opgehangen was, de mond opende in een plotselinge, erg intense, aritmische beweging. Vanuit mijn deskundigheid als dierenarts concludeerde ik dat dit gasping is. Gasping is een hersenstam reflex waarbij rudimentaire ademhalingsactiviteit voorkomt door de mond.
Op dat moment begon ik een video met mijn mobiele telefoon op te nemen. Ik zag dat hetzelfde varken opnieuw gaspte. Toen heb ik mijn telefoon aan mijn collega overgegeven om met de video-opname verder te gaan. Ik ben naar een medewerker met blauwe overall gegaan die naast ons stond en vroeg om de slachtlijn te stoppen. Ik weet dat mensen met een blauwe overall tot de technische dienst van het bedrijf horen. Naast de ophangerspositie is er een knop om de slachtlijn te kunnen stoppen. Omdat ik zag dat het varken de broeibak al in ging, ben ik niet meer naar de ophangpositie geweest om de lijn te laten stoppen.
Toen ik de video-opname bekeek, zag ik dat het varken gedurende de 37 seconden van de video, negen keer gaspte, zie bijlage video interventie 170128.
Ik zag veel bloed op de onderkaak, waaruit ik concludeerde dat het dier gestoken was.
Mijn collega en ik gingen naar het kantoor van de leidinggevende van het slachthuis. Hij heeft aan ons de beelden van de CCTV camera laten zien. Daar zag ik geen reactie op het water toen het varken het water van de broeibak aanraakte. In het NVWA document WLZVL-017 staat dat de reactie op het water een teken van leven, bewustzijn en gevoeligheid is.
Vanuit mijn deskundigheid als dierenarts en volgens EFSA (European Food Safety Authority) weet ik dat gasping na de toepassing van gasbedwelming kan voorkomen, dat het kort aanwezig kan zijn en stopt aan het einde van de verbloeding, wanneer het dier dood is. Volgens het document WLZVL-017 is één van de kenmerken van het beeld van een dood dier de afwezigheid van gasping. Op basis van mijn bevindingen stel ik vast dat het varken, dat niet het volledige beeld van een dood dier had, de broeibak in ging.
Op het slachthuis [eiseres] wordt bedwelming door koolstofoxide in hoge concentratie gebruikt. Als de concentratie onder een niveau valt, geeft het systeem een hoorbaar waarschuwingssignaal. Volgens het protocol van het bedrijf, volgt het alarm van de installatie en stopt deze automatisch als de concentratie CO2 onder de 80% valt. Volgens Verordening (EG) nr. 1099/2009 bijlage I, tabel 3 is dit een eenvoudige methode van bedwelming bij de slacht van varkens die niet de onmiddellijke dood tot gevolg heeft. Vanuit mijn deskundigheid als dierenarts weet ik dat als de eenvoudige bedwelming niet wordt gevolgd door verbloeden dit een risico op ernstig lijden met zich meebrengt. Met name hetrisico dat het dier weer bijkomt.
Tijdens het ophangen wordt een controle van de effectiviteit van de bedwelming door de aanketters uitgevoerd. Volgens het protocol van het slachthuis wordt per acht dieren één dier gecontroleerd op corneareflex. Als de corneareflex nog aanwezig is, wordt het dier bedwelmd door de back-up apparatuur, door middel van elektrische bedwelming. Na de bedwelming worden alle dieren gedood door middel van een messteek in de hals en het verbloeden wat hierop volgt.
Het bedrijf maakt gebruik van video-opnames om het steek/slachtproces te monitoren. Bovendien zijn er meteen na de steekpositie twee medewerkers die de procedure van het steken controleren. Daarnaast is er een geautomatiseerd systeem meteen na de steekpositie dat, als de fixatie en/of het steken niet volgens de geldende eisen is gedaan, de lijn stopt. Volgens het protocol van het bedrijf, neemt een medewerker corrigerende maatregelen, namelijk hij gebruikt de elektrische back-up apparatuur/tang, die beschikbaar is tussen de steker en de ophanger, als een medewerker of het systeem een afwijking constateert.
Na het steken hangen de dieren gedurende ongeveer 4.35 minuut zodat de verbloeding plaatsvind. Tijdens die periode gaan de dieren dood vanwege het gebrek aan bloed naar de hersenen. Na die periode gaan de karkassen de broeibak in. Als tijdens die periode tekenen van bewustzijn of leven voorkomen, wordt de elektrische back-up apparaat gebruikt door een van de aanketters of de chef vuile slachthal. Deze controle is een wettelijke plicht, omdat er de mogelijkheid is dat een dier dat goed bedwelmd was, terug bij bewustzijn komt.
De dieren hangen achter de aanketters en zijn niet allemaal zichtbaar vanuit hun positie, noch van de positie van de controleurs na het steken.
Ik stelde vast dat bij bedwelmde varkens een onvolledige controle werd uitgevoerd op de afwezigheid van tekenen van leven na einde verbloeden, kort voor de broeibak. Ik zag namelijk dat een varken met tekenen van leven, namelijk gasping, de broeibak in ging.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De bedrijfsexploitant waarborgt niet dat de in bijlage III opgenomen operationele voorschriften voor slachthuizen in acht worden genomen, want verdere uitslachting of broeiing na eenvoudige bedwelming vond plaats zonder dat werd vastgesteld of het dier geen tekenen van leven meer vertoonde.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 15, eerste lid, en Bijlage III, punt 3.2, van Verordening 1099/2009 [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 2.500,-.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat uit het rapport van bevindingen blijkt dat zij juist wél de voorschriften in acht neemt en er pas verdere broeiing na eenvoudige bedwelming plaatsvindt nadat is vastgesteld dat het dier geen tekenen van leven meer vertoonde. Uit het rapport volgt immers dat eiseres gebruik maakt van video-opnames om het steek- en slachtproces te monitoren, dat meteen na de steekpositie twee medewerkers de steekprocedure controleren en dat er een geautomatiseerd systeem is dat de lijn stopt als de fixatie en/of het steken niet volgens de eisen is gedaan. Daarnaast voert eiseres aan dat de afwezigheid van gasping aangeeft dat een dier dood is maar dat de aanwezigheid van gasping geen teken van leven hoeft te zijn. Uit diverse literatuur in de veterinaire en humane geneeskunde volgt dat gasping geen ademhaling is en dus niet altijd een teken van leven is zoals ademhaling dat wel is. Aanwezigheid van een late (namelijk viereneenhalve minuut na verbloeding), geringe en vage gasping (zoals uit de videobeelden blijkt), in combinatie met de afwezigheid van enige reactie op heet broeiwater rechtvaardigt de conclusie dat het dier dood was op het moment van aankomst bij het broeiwater, aldus eiseres.
6.1.
Op het slachthuis van eiseres worden de varkens eerst bedwelmd met koolstofdioxide, dan worden ze gestoken, zodat de dieren verbloeden, en daarna gaan de varkens in een broeibak. Uit artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009 volgt dat na de bedwelming met koolstofdioxide (een methode van eenvoudige bedwelming [2] ) zo spoedig mogelijk een methode wordt gebruikt die de dood garandeert, zoals het verbloeden. In punt 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 staat dat daarbij systematisch de twee halsslagaders of de toevoerende bloedvaten worden doorgesneden en dat verdere uitslachting of broeiing alleen plaatsvindt nadat is vastgesteld dat het dier geen tekenen van leven meer vertoont. De toezichthouder heeft vastgesteld dat een varken, vlak voordat het de broeibak inging, meermaals gaspte (negen keer in 37 seconden). Dit is ook te zien op het filmpje dat bij het rapport van bevindingen is gevoegd en wordt door eiseres ook niet betwist. Volgens de toezichthoudend dierenarts was dit een teken van leven, althans had het varken niet het volledige beeld van een dood dier. In het rapport wordt ook verwezen naar een werkinstructie van de NVWA [3] waarin staat dat er (onder meer) zekerheid over de dood van een dier is als er géén ademhaling, óók geen gasping is. Eiseres betwist op zichzelf ook niet dat gasping een teken van leven kan zijn. Zij wijst er echter op dat gasping niet altijd een teken van leven hoeft te zijn. Maar daarmee gaat eiseres voorbij aan de norm die hier geldt, namelijk dat voordat een varken de broeibak in gaat, zeker moet zijn dat het dier geen enkel teken van leven meer vertoont. Er was sprake van gasping bij het varken en daardoor was er geen zekerheid dat het dier dood was toen het de broeibak inging. Dat het dier geen reactie vertoonde toen het de broeibak inging kan een aanwijzing zijn dat het dier al wel dood was, maar dat is niet met zekerheid vastgesteld. Bovendien heeft de toezichthoudend dierenarts ter zitting hierover verklaard dat er een onderscheid is tussen tekenen van leven en tekenen van bewustzijn of gevoeligheid. Als een dier reageert op het water van de broeibak is dat niet alleen een teken van leven, maar ook een teken van bewustzijn of gevoeligheid. Een dier kan bewusteloos zijn, maar nog wel tekenen van leven hebben.
6.2.
Eiseres heeft in haar gronden gewezen op de in het rapport van bevindingen beschreven controlesystemen die in haar slachterij worden gehanteerd, maar die zien op (periodieke) controles op het bedwelmingsproces om te waarborgen dat de dieren geen tekenen van bewustzijn of gevoeligheid vertonen, zoals is voorgeschreven in artikel 5, eerste lid, van Verordening 1099/2009. Het gaat in dit geval om een andere controle, namelijk de controle op tekenen van leven bij
iederdier voordat het de broeibak ingaat. Ter zitting heeft eiseres er ook nog op gewezen dat zij gebruik maakt van cameramonitoring van de bloedstroom na het steken van ieder dier, maar ook al zou dit een (geschikte) controle op tekenen van leven zijn, vast staat dat dit controlesysteem niet heeft voorkomen dat een varken dat nog tekenen van leven vertoonde de broeibak inging.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht vastgesteld dat eiseres niet heeft voldaan aan punt 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 en dat haar dit verweten kan worden. Verweerder was bevoegd [4] eiseres daarvoor een boete op te leggen. De door verweerder opgelegde boete van € 2.500,- is in overeenstemming met het standaardboetebedrag dat voor deze overtreding is vastgesteld in de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren. De rechtbank vindt dit bedrag evenredig. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boete. Ook de rechtbank is daar niet van gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden
2.Zie tabel 3 van Bijlage I van Verordening 1099/2009
3.WLZVL-017 ‘Toezicht op welzijn van hoefdieren en gekweekt wild in slachthuizen’, versie 06, pagina 26
4.Gelet op artikel 6.2, eerste lid, artikel 8.6, eerste lid, en artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren