4.1.3.Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden zijn uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen naar voren gekomen.
Waarneming camerabeelden
De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting camerabeelden bekeken. Deze beelden zijn op 9 mei 2021 tussen 17.00 uur en 17.30 uur gemaakt op respectievelijk het Stadhuisplein, de Zoutmanstraat en het Schouwburgplein te Rotterdam.
De rechtbank neemt op de camerabeelden het volgende waar:
B4221 Stadhuisplein thv Coconut-2021-05-09_17h00min47s000ms
0:00:37
[medeverdachte01] (zwarte kleding, zwarte pet met geel logo achterover op) komt linksonder in beeld. Hij praat en drinkt bier met onder andere [naam01] .
0:01:55
[verdachte01] (zwarte kleding, zwarte pet met wit logo, draagt een blauwe plastic tas van de Albert Heijn bij zich) loopt van links naar rechts boven in het beeld.
0:02:15
[naam02] (zwarte jas, grijze broek, blauwe pet met wit logo) loopt linksonder uit beeld.
0:07:36
In het midden van het beeld staan 2 personen te bellen (de een draagt zwart shirt met zwembroek en de ander een hoedje, blauw vest en donkere broek).
0:13:05
Te zien is dat [medeverdachte01] en [verdachte01] hebben contact met andere leden van de groep en lijken deze personen goed te kennen.
0:13:50
[medeverdachte01] en [verdachte01] lijken de groep te bewegen om te vertrekken.
B4246 Zoutmanstraat-2021-05-09_17h16min57s000ms
0:02:15
[verdachte01] lijkt afscheid te nemen van de groep.
0:02:40
De groep rent richting de Karel Doormanstraat.
B4227 Schouwburgplein Karel Doormanstraat-2021-05-09_17h17min00s000ms
0:00:10
Eerder genoemde man in de zwembroek en man met hoedje lopen vanuit de Korte Lijnbaan richting de Karel Doormanstraat.
0:02:34
Een groep rennende mannen, waaronder [medeverdachte01] komt in beeld.
0:02:37
[medeverdachte01] loopt linksonder in beeld.
0:02:40
[medeverdachte01] loopt richting van de man in de zwembroek. [medeverdachte01] loopt hierbij voorbij de aangever (zwart trainingspak met witte strepen en witte sneakers).
0:02:42
[medeverdachte01] lijkt aan de man in de zwembroek te vragen wat er aan de hand is, waarna de man in de zwembroek richting de man met de grote groene rugzak wijst, die vervolgens wegrent. [medeverdachte01] rent vervolgens enkele meters achter hem aan.
0:02:51
[medeverdachte01] draait en loopt rechts uit beeld.
0:02:58
[verdachte01] komt rechtsboven in beeld en heeft zijn blik gericht op waar de aangever staat. [medeverdachte01] rent richting de aangever.
0:03:00
[medeverdachte01] maakt een springende, schoppende beweging tegen de heup van de aangever.
0:03:02
[verdachte01] rent er direct op af en trapt de aangever. [medeverdachte01] probeert met zijn hand de aangever vast te pakken.
De aangever rent weg. [naam01] en andere mannen van de groep rennen achter de aangever aan, die daarna op de grond valt.
0:03:08
[naam02] trapt hem tegen zijn hoofd. [naam03] trapt de aangever tegen zijn keel/borst en [naam01] trapt de aangever tegen zijn benen.
0:03:13
De groep mannen vlucht weg en laat de aangever gewond achter.
Openlijke geweldpleging
De rechtbank stelt voorop dat iemand die deel uitmaakt van een groep van waaruit geweld wordt gepleegd, strafrechtelijk (ook) aansprakelijk kan worden gehouden voor het geweld dat door andere leden van die groep wordt gepleegd. Het gaat dan om het ‘in vereniging’ plegen van geweld. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is echter niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Voor een bewezenverklaring daarvan is immers vereist dat de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het groepsgeweld en of de door de verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het groepsgeweld van voldoende gewicht is. Daarbij behoeft deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard te zijn. Evenmin is vereist dat wordt vastgesteld welke persoon uit de groep welke geweldshandelingen heeft gepleegd.
Op basis van de hiervoor besproken waarnemingen op de camerabeelden concludeert de rechtbank dat de verdachte op 9 mei 2021 deel uitmaakte van een groep Feijenoordsupporters. Deze groep verplaatste zich rond 17:15 uur vanuit het Stadhuisplein richting het Schouwburgplein om twee leden van de groep bij te staan die op dat moment problemen hadden met andere mannen in de stad. Op de Karel Doormanstraat is de medeverdachte [medeverdachte01] vervolgens achter de aangever aangerend en heeft hij de aangever een vliegende trap tegen zijn heup gegeven. Direct daarna werd de aangever door de verdachte geschopt. Vervolgens probeert de aangever te vluchten, maar wordt hij door andere leden van de groep waartoe de verdachte behoorde, tegen de grond geworpen en meerdere malen tegen zijn lichaam en gezicht getrapt.
De verklaring van de verdachte, dat hij de trap van medeverdachte [medeverdachte01] niet heeft gezien, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte met zijn blik naar voren gericht richting [medeverdachte01] en de aangever loopt. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij zag dat [medeverdachte01] problemen had met de aangever. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte niet kan zijn ontgaan dat de aangever werd getrapt door [medeverdachte01] .
De rechtbank is van oordeel dat er vanaf de eerste trap door [medeverdachte01] tot aan de laatste trap door [naam01] sprake was van een continu proces van geweld gericht op de aangever dat zich slechts in 1 minuut heeft afgespeeld. Doordat de aangever na de trap van de verdachte probeerde te vluchten, verplaatste dat geweld zich enkele meters, namelijk van de Karel Doormanstraat naar de Korte Lijnbaan. Dit alles vond plaats op een zeer geringe afstand van elkaar en in een zeer beperkte tijd en kan dan ook worden aangemerkt als één geheel van geweldshandelingen. Gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die jegens de aangever zijn verricht kunnen worden gezien als een aaneengesloten samenstel van handelingen die in één en dezelfde aanval zijn verricht. Geen van de verdachten heeft de-escalerend opgetreden of zich van het geweld gedistantieerd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle verdachten.
De verdachte had, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen en uit zijn bekennende verklaring op zitting, een significante en wezenlijke bijdrage aan het gepleegde geweld. De rechtbank stelt vast dat het gewelddadige gedrag van de verdachte bevorderde dat de anderen mee gingen doen met het plegen van geweld, waardoor het geweld escaleerde en bleef voortduren. Hieruit volgt dat het opzet van de verdachte zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen in het geheel van geweldshandelingen pleegden. Daarom kan ook het geweld dat door [medeverdachte01] werd gepleegd voorafgaand aan het door de verdachte gepleegde geweld én het geweld dat daarna volgde, de verdachte worden aangerekend en worden bewezenverklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het tweede gedachtestreepje niet wettig en overtuigend is bewezen. Op basis van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de aangever op de grond is gevallen als gevolg van een slag of stomp tegen zijn gezicht of hoofd. De verdachte zal ten aanzien van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De overige ten laste gelegde geweldshandelingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank concludeert dat vijf personen geweldshandelingen hebben gepleegd jegens de aangever. Door zich niet te distantiëren van het geweld, maar daaraan juist mee te doen door het geven van een schop, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de gepleegde geweldshandelingen. De rechtbank acht de ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.