3.1.beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
In deze zaak staat het handelen van Van Zanten en [gedaagde sub 2] bij het realiseren van de dijkwoningen tegenover het pand van [eiser 1] c.s., het trekken van een damwand in het kader van die werkzaamheden, en de aan het pand van [eiser 1] c.s. opgetreden schade centraal. Uw onderzoek heeft tot doel dat de rechter zal kunnen oordelen over – kort samengevat – :
het handelen van Van Zanten en [gedaagde sub 2] bij het trekken van de damwand zonder gebruik van bentoniet of een ander waterondoorlatend materiaal als verdichtingsmiddel en de daaraan toe te rekenen schade aan het pand indien een ander verdichtingsmiddel dan (zand)grond gebruikt had moeten worden (hierover gaan vragen 1 tot en met 4)
het oorzakelijk verband tussen de aan het pand opgetreden schade en het niet maken van een op een deugdelijke risicoanalyse gebaseerd monitoringsplan voor het pand door Van Zanten (hierover gaan vragen 3 en 5)
de herstelkosten die [eiser 1] c.s. sowieso had moeten maken in verband met de staat waarin het pand verkeerde voor aanvang van de bouwwerkzaamheden en de door [eiser 1] c.s. voorgenomen verbouwing van het pand (hierover gaat vraag 6).
Bij uw onderzoek en de beantwoording van na te melden vragen dient u de volgende door de rechtbank in het tussenvonnis gegeven beslissingen tot uitgangspunt te nemen:
- op Van Zanten rustte als hoofdaannemer de plicht om onderzoek te doen naar mogelijke nadelige gevolgen van bouwwerkzaamheden en de voorzorgsmaatregelen welke die gevolgen kunnen voorkomen of beperken om vervolgens de maatregelen te treffen die redelijkerwijze van haar kunnen worden gevergd;
- Van Zanten heeft die plicht geschonden door na te laten om een op een deugdelijke risicoanalyse gebaseerd monitoringsplan voor het pand te maken,
- op [gedaagde sub 2] als onderaannemer rustte slechts een onderzoeksplicht als voor haar zonder nader onderzoek kenbaar was dat er bij de damwandwerkzaamheden onvoldoende rekening werd gehouden met de belangen van derden,
- de voor [gedaagde sub 2] kenbare omstandigheden waren in ieder geval dat de werkzaamheden plaatsvonden in een dijklichaam, in een bebouwde omgeving, en op een afstand van 6,8 tot 8,5 meter van (de voorgevel) van het pand.
Verder is voor u bij de beantwoording van de vragen het volgende van belang:
- [gedaagde sub 2] heeft de door haar toegepaste verdichtingsmethode bij het trekken van de damwand omschreven als volgt:
“De verdichting van de aanvulling (met zand) tussen de damwand en de nieuwbouw heeft
plaatsgevonden voorafgaand aan het trekken van de damwanden. De verdichting is uitgevoerd met behulp van trilstampers en trilplaten in combinatie met inwateren. Het inwateren geschiedt met een drain onderin de aan te vullen sleuf/ruimte. Op deze drain is een pomp aangesloten om het overtollige water wat boven in de sleuf wordt aangevoerd onder in de sleuf weer af te voeren. Op deze wijze wordt het zand in de aanvulling naar beneden ‘getrokken’ (vergelijk dit met koffie in een koffiefilterzakje).”
- U kunt de door u te benoemen mate van waarschijnlijkheid uitdrukken in kanspercentages of waarden als ‘zeer groot’, ‘groot’, ‘klein’, ‘zeer klein’, ‘evenredig’ en dergelijke.
1. Had [gedaagde sub 2] onder de in de inleiding genoemde voor haar kenbare omstandigheden, uit het oogpunt van het voorkomen van schade aan het pand, volgens de in de branche geldende opvattingen en gewoonten bij het trekken van de damwand geen (zand)grond (met de in de inleiding omschreven methode) maar bentoniet of een ander waterondoorlatend materiaal als verdichtingsmiddel moeten gebruiken?
2. Kon (zand)grond (met de in de inleiding omschreven methode) als verdichtingsmiddel worden gebruikt als wordt meegewogen als zijnde bekend, dat het pand (deels) in de beïnvloedingssfeer van de damwandwerkzaamheden stond én kwetsbaar was, of hadden die omstandigheden moeten leiden tot toepassen van bentoniet of een ander waterondoorlatend materiaal?
3a. Wat kunt u op basis van uw eigen onderzoek en het beeldmateriaal dat zich in het procesdossier bevindt (in ieder geval productie II bij dagvaarding, de bijlagen bij productie 7 bij conclusie van antwoord van Van Zanten en producties 2 en 3 bij conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] ) vast stellen over de constructie en stabiliteit van het pand voor aanvang van de bouwwerkzaamheden?
Kunt u op basis van het beschikbare beeldmateriaal en uw eigen onderzoek omschrijven waaruit het inwendig strippen van de woning van [eiser 1] c.s. heeft bestaan?
Hadden de onder b. bedoelde activiteiten invloed op de stabiliteit van het pand? Zo ja, welke?
Wat was de invloed van de samenstelling van de bodem en de grondwaterstand op de constructie en stabiliteit van het pand in het algemeen en in de periode dat de bouwwerkzaamheden werden uitgevoerd in het bijzonder?
Kunnen aan de trillingsmetingen die zijn uitgevoerd op het pand aan nr. 21 conclusies worden verbonden over de trillingen waaraan het pand van [eiser 1] c.s. tijdens de bouwwerkzaamheden onderhevig was? Zo ja, welke conclusies?
Wilt u bij de beantwoording van de vragen 4 en 5 in ieder geval uw antwoorden op de vragen onder 3. betrekken?
4. Indien uit vraag 1 en/of 2 volgt dat geen (zand)grond (met de in de inleiding omschreven methode) kon worden gebruikt:
5. met welke mate van waarschijnlijkheid zou de opgetreden schade aan het pand zijn ontstaan indien bij het trekken van de damwand het juiste verdichtingsmiddel zou zijn gebruikt?
6. indien het antwoord op vraag a. slechts geldt voor een deel van de schade, om welke schade gaat het dan?
5a. Met welke mate van waarschijnlijkheid is de aan het pand opgetreden schade het gevolg van oude verzakkingsproblematiek en/of de constructieve staat van het pand voordat de bouwwerkzaamheden waren aangevangen?
Met welke mate van waarschijnlijkheid zou de aan het pand opgetreden schade zijn ontstaan indien Van Zanten een op een (deugdelijke) risicoanalyse gebaseerd monitoringsplan had opgesteld en uitgevoerd?
Indien de antwoorden op de vragen a. en b. slechts gelden voor een deel van de schade, om welk deel gaat het dan?
6.a Welke herstelwerkzaamheden had [eiser 1] c.s. sowieso moeten uitvoeren in verband met de staat waarin het pand verkeerde voorafgaand aan de aanvang van de bouwwerkzaamheden en de voorgenomen verbouwing van het pand?
wat zijn de daaraan verbonden kosten?
7. Hebt u nog opmerkingen die van belang kunnen zijn voor de door de rechtbank te nemen beslissingen?