ECLI:NL:RBROT:2024:5346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
C/10/678230 / KG ZA 24-384
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 een vonnis gewezen in een kort geding tussen de stichting STICHTING HEF WONEN, eiseres, en gedaagden die niet verschenen zijn. De eiseres heeft een vordering tot ontruiming van een woning ingediend, waarbij de gedaagden zijn opgeroepen via een dagvaarding van 13 mei 2024. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 mei 2024. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de gedaagden tijdig en rechtsgeldig is betekend, en dat de termijn tussen de advertentie en de zitting voldoende was voor de gedaagden om zich voor te bereiden.

De voorzieningenrechter heeft het gevorderde verstek verleend en de vordering tot ontruiming toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten zijn afgewezen omdat de aanmaningsbrief niet voldeed aan de wettelijke eisen. De gedaagden zijn hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.717,72. De voorzieningenrechter heeft de gedaagden ook veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de sleutels aan de eiseres ter beschikking te stellen.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagden zijn ook veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.938,48 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van € 484,62 per maand vanaf mei 2024 tot de dag van ontruiming. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/678230 / KG ZA 24-384
Vonnis in kort geding van 30 mei 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING HEF WONEN,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. van der Hoeff te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te Rotterdam,
2.
de personen die verblijven en/of aanwezig zijn te [postcode] Rotterdam, [adres],
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2024 met producties 1 tot en met 13
  • productie 14 (een e-mail van 15 mei 2024 van gedaagde sub 1)
  • de oproepingsadvertentie van 17 mei 2024 in het AD Rotterdams Dagblad
  • de mondelinge behandeling gehouden op 22 mei 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek wordt verleend. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat hoewel tussen het plaatsen van de advertentie en de mondelinge behandeling slechts vijf dagen zit, deze termijn geacht wordt voldoende lang te zijn voor gedaagden om kennis te hebben genomen van het plaatsvinden van en zich voor te bereiden op de zitting. Daarbij is van belang dat de dagvaarding aan gedaagden tijdig en rechtsgeldig is betekend aan het adres [adres] te [postcode] Rotterdam en dat gedaagde sub 1, blijkens de overgelegde producties 12 en 14, op de hoogte is van deze kwestie.
2.2.
De voorzieningenrechter acht het onverenigbaar met het belang dat eiseres bij de vordering tot ontruiming heeft om inlichtingen als bedoeld in artikel 557a lid 2 Rv in te winnen.
2.3.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt dan ook toegewezen, behoudens de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van artikel 6:96 lid 6 BW zijn gedaagden deze vergoeding namelijk pas verschuldigd, nadat zij onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder de vergoeding die in overeenstemming met de nadere regels wordt gevorderd, vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning. De als productie 11 overgelegde aanmaningsbrief voldoet niet aan die eisen, omdat daarin de veertiendagentermijn niet is genoemd.
2.4.
Gedaagden worden als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. Eiseres heeft in randnummer 20 van de dagvaarding gesteld dat de gevorderde hoofdveroordeling (de ontruiming) een vordering van onbepaalde waarde is. De griffierechten worden met inachtneming van de aard van de gevorderde hoofdveroordeling bepaald. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht 688,00
- salaris advocaat 715,00
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.717,72

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
3.2.
veroordeelt gedaagden om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [postcode] Rotterdam te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken en de sleutels aan eiseres ter beschikking te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan eiseres van totaal € 1.938,48, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag dat de vordering volledig is betaald,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 484,62 per maand, vanaf mei 2024 tot en met de dag van ontruiming van de woning aan de [adres] te [postcode] Rotterdam,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.717,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagden niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moeten gedaagden € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.1734/2009