ECLI:NL:RBROT:2024:5339

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
ROT 24/5186
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot het openhouden van een woning na aantreffen van handelshoeveelheid drugs

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening afgewezen. De verzoeker, die in Rotterdam woont en wordt vertegenwoordigd door mr. M.B. Ullah, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Rotterdam, die op 16 mei 2024 een last onder bestuursdwang heeft opgelegd. Dit besluit houdt in dat de woning van de verzoeker voor de duur van drie maanden gesloten wordt, omdat er een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen. De burgemeester heeft deze maatregel genomen om de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat te herstellen.

De voorzieningenrechter heeft op 3 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de verzoeker en de vertegenwoordigers van de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de verzoeker gedurende de sluiting de woning niet kan betreden. De rechter heeft vastgesteld dat er 19,2 gram cocaïne in de woning is aangetroffen, wat een ruime overschrijding is van de grens voor eigen gebruik. De verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat de drugs uitsluitend voor eigen gebruik waren en niet voor handel.

De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat er een noodzaak was voor deze maatregel, gezien de meldingen van overlast en de ernst van de situatie. De rechter heeft ook overwogen dat de sluiting evenwichtig is, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, zoals zijn omgang met zijn zoon. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor drie maanden gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/5186

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit Rotterdam, (hierna: verzoeker),

(gemachtigde: mr. M.B. Ullah),
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian).

Derde-partij: Stichting Havensteder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het van verzoeker om een voorlopige voorziening in verband met het besluit van 16 mei 2024 waarbij de burgemeester een last onder bestuursdwang heeft opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit in de vorm van een sluiting van de woning aan [adres] te Rotterdam (de woning) voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en namens de burgemeester mr. J.C. Avedissian en mr. J.P. Langenbach.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaak om?
2. Verzoeker huurt de woning van Stichting Havensteder en staat ook ingeschreven op dit adres.
Uit de bestuurlijke rapportage van 17 april 2024 blijkt het volgende.
De woning aan de [adres] is op 15 maart 2024 doorzocht door de Politie Eenheid Rotterdam. De aanleiding voor de doorzoeking was een melding over een inbraak in een aantal kelderboxen aan de [straatnaam] . De melder zag een tweetal personen de kelderboxen verlaten en de woning op nummer [huisnummer X] betreden. Hierop zijn de agenten, ter aanhouding van de verdachten, ter plaatse gekomen. In de woning troffen zij verzoeker aan. Omdat de tweede verdachte zich mogelijk ook in de woning bevond, is de woning doorzocht. Tijdens de doorzoeking stuitten de agenten op een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Naast het voorwerp lag een plastic zakje met een witte substantie. Mogelijk ging het om drugs. Hierop is de doorzoeking voortgezet. In de slaapkamer werden op verschillende plaatsen 2 gripzakjes en 3 plastic zakjes met witte substantie, een busje pepperspray, een lege lachgastank en een alarmpistool aangetroffen. Zowel de pepperspray als het alarmpistool vallen onder de Wet wapens en munitie. In de woning werden verder diverse goederen aangetroffen die van diefstal afkomstig bleken te zijn en die te herleiden waren tot aangiftes. Het aantreffen van deze goederen strookte met een aantal meldingen die de politie recentelijk heeft ontvangen over de woning. Deze meldingen deden vermoeden dat er vanuit de woning wordt gehandeld in gestolen goederen en verdovende middelen. Zo verklaarde de bewoner in augustus 2023 dat een andere verslaafde bij hem crack kwam kopen, maar dat hij dit toen niet aan hem had gegeven. Hierop is een ruzie ontstaan. Ook gaven de bewoners van het wooncomplex, waarin de woning is gelegen, aan dat het gedrag van de bewoner en diens bezoekers als overlastgevend ervaren worden. Het gedrag wakkerde gevoelens van onveiligheid aan. Na het wegen en het testen van de aangetroffen middelen, bleek het te gaan om 19,2 gram cocaïne.
3. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten voor drie maanden. De burgemeester heeft aan voornoemd besluit de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage ten grondslag gelegd. Sluiting van de woning voor drie maanden is volgens de burgemeester noodzakelijk om de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat te herstellen. Verzoeker is het niet eens met de sluiting van de woning. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de woning open blijft. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Is er een spoedeisend belang?
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure en een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is. Voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, moet de voorzieningenrechter beoordelen of er sprake is van een spoedeisend belang. Het bestreden besluit heeft tot gevolg dat woning drie maanden dicht moet en dat verzoeker in die periode de woning niet mogen betreden. De voorzieningenrechter neemt op die grond een spoedeisend belang aan.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
5. Beoordeeld moet worden of het bezwaar van verzoeker kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel, dat de rechtbank in de bodemprocedure niet hoeft te volgen.
6. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een woning, indien in die woning een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
7. Voor de uitvoering van die bevoegdheid heeft de burgemeester de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022 vastgesteld. Daarin is onder meer opgenomen dat bij een ernstig geval in beginsel wordt overgegaan tot het sluiten van de woning, maar dat nadrukkelijk zal worden overwogen of kan worden volstaan met een laatste waarschuwing, waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval. Omstandigheden die een rol spelen bij de belangenafweging om een pand wel of niet te sluiten zijn de aangetroffen hoeveelheid, de mate waarin de woning bekend is als drugspand, aantoonbare overlast, antecedenten gerelateerd aan de woning of de bewoner van de woning, verwijtbaar gedrag van de betrokkenen, of de verhuurder van de woning zich tot op zekere hoogte heeft vergewist van de wijze van het gebruik van het pand en/of de mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor de omwonenden. Een pand kan ook worden gesloten als minder dan een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, maar wel aannemelijk is dat het desbetreffende pand wordt gebruikt voor de productie en/of handel in drugs. De last onder bestuursdwang is gericht op het voorkomen van (verdere) aantasting van de openbare orde en/of herhaling van verstoring van de openbare orde, waarbij onder meer wordt beoogd: de drugshandel te beëindigen, het gebruik en de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand teniet te doen, de (eventuele) loop en/of (eventuele) overlast op het pand beëindigen, te verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel en het afgeven van een signaal naar de omgeving dat drugspanden en drugsgerelateerde activiteiten niet worden getolereerd.
8. Het toetsingskader voor woningsluitingen is weergegeven in een overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [1]
9. De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen en zal dit oordeel hieronder nader toelichten.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
10. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoeker zal dat zelf aannemelijk moeten maken. Niet in geschil is dat er 19,2 gram cocaïne is aangetroffen. Dit is een ruime overschrijding van de grens van 0,5 gram.
11. Verzoeker heeft aangevoerd dat de cocaïne voor eigen gebruik was, Verzoeker kan eigen gebruik aannemelijk maken als hij een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik, er geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1698). Gebleken is dat er in dit geval sprake is van een aantal meldingen van (drugs)overlast bij de woning van verzoeker.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de drugs uitsluitend voor eigen gebruik was en niet voor handel. Verzoeker heeft geen objectieve (medische) stukken overgelegd waaruit volgt dat hij een drugsverslaafde is. Nu er een handelshoeveelheid in de woning is aangetroffen was de burgemeester bevoegd de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
12. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
13. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Uit rechtspraak blijkt dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning in ieder geval als een ernstig geval in deze zin kan worden aangemerkt.
14. Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak is, omdat het pand niet als drugspand bekend staat en er geen overlast bekend is. Verzoeker vindt dat de burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing.
Vaststaat dat er een handelshoeveelheid drugs in de woning is aangetroffen. Verder zijn er diverse meldingen van overlast in door de buurt gedaan en zijn er een alarmpistool, pepperspray en een lege tank lachgas aangetroffen. Ook is er een melding van 16 augustus 2023 bekend waarbij er een ruzie tussen verzoeker en een drugskoper is ontstaan nabij de woning en waarbij buurtbewoners zich onveilig hebben gevoeld. Verzoeker zelf heeft meerdere antecedenten, die dateren van 2014, 2016 en 2017.
Verder dient betrokken te worden dat er in de afgelopen maanden in de wijk Schiebroek, waar de [straatnaam] onder valt, meerdere incidenten zijn geweest die betrekking hebben op de handel in verdovende middelen. Deze incidenten hebben onder de bewoners van de wijk gevoelens van onveiligheid aangewakkerd. Bewoners stellen tegenover zowel de woningcorporatie als de politie een grote terughoudendheid te voelen om verdachte omstandigheden te melden. Dit uit angst voor represailles vanuit criminele hoek.
Gelet op dit alles, in combinatie met de overlastmeldingen en de mogelijkheid dat sprake was van een inbraak heeft de burgemeester mogen aannemen dat het hier om een ernstig geval gaat. Gelet hierop heeft de burgemeester geen aanleiding hoeven te zien om met een waarschuwing te volstaan. Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen dat de woning niet langer deel uitmaakt van de keten van drugshandel en een signaal aan buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
Is de sluiting evenwichtig?
15. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient zij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Verzoeker stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de burgemeester had moeten afzien van de sluiting. Hij heeft een belast verleden. Hij is al jarenlang drugsverslaafd. Verder is het belangrijk voor verzoeker dat hij zijn zoon wekelijks in zijn woning kan ontvangen en kan laten overnachten. De voorzieningenrechter erkent dat het lastig is dat verzoeker zijn zoon niet meer kan ontvangen bij sluiting van de woning, maar dat de omgang tussen verzoeker en zijn zoon ook elders kan plaatsvinden en niet specifiek aan de woning is gebonden. Ook is niet gebleken dat sluiting van de woning directe gevolgen heeft voor de gezondheid en mentale ontwikkeling van de zoon, mede gelet op het feit dat hij bijna 16 jaar oud is. De burgemeester heeft de verslaving van verzoeker evenmin als bijzondere omstandigheid hoeven aanmerken aangezien deze verslaving de kans op herhaling alleen maar groter maakt.
Gelet hierop heeft de burgemeester meer gewicht kunnen toekennen aan het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning en het voorkomen van een herhaling dan aan het belang van verzoeker.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dit betekent dat de woning voor de duur van drie maanden wordt gesloten.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.