ECLI:NL:RBROT:2024:5339
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot het openhouden van een woning na aantreffen van handelshoeveelheid drugs
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening afgewezen. De verzoeker, die in Rotterdam woont en wordt vertegenwoordigd door mr. M.B. Ullah, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Rotterdam, die op 16 mei 2024 een last onder bestuursdwang heeft opgelegd. Dit besluit houdt in dat de woning van de verzoeker voor de duur van drie maanden gesloten wordt, omdat er een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen. De burgemeester heeft deze maatregel genomen om de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat te herstellen.
De voorzieningenrechter heeft op 3 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de verzoeker en de vertegenwoordigers van de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de verzoeker gedurende de sluiting de woning niet kan betreden. De rechter heeft vastgesteld dat er 19,2 gram cocaïne in de woning is aangetroffen, wat een ruime overschrijding is van de grens voor eigen gebruik. De verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat de drugs uitsluitend voor eigen gebruik waren en niet voor handel.
De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat er een noodzaak was voor deze maatregel, gezien de meldingen van overlast en de ernst van de situatie. De rechter heeft ook overwogen dat de sluiting evenwichtig is, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, zoals zijn omgang met zijn zoon. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor drie maanden gehandhaafd blijft.