ECLI:NL:RBROT:2024:5322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
10-038869-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling van echtgenote met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het mishandelen van zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 januari 2024 in [plaats] zijn echtgenote, [slachtoffer], heeft mishandeld door haar van het bed te trekken, waardoor zij met haar hoofd op de grond viel. De verdachte heeft haar meermaals geschopt en geslagen terwijl zij op de grond lag. De officier van justitie had de verdachte primair beschuldigd van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet bewezen kon worden. De rechtbank vond onvoldoende bewijs voor de intentie van de verdachte om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en ook voor het wurgen of afklemmen van de nek van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, en het feit dat de aangeefster drie weken eerder bevallen was. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en het herhalingsrisico werd als laag ingeschat. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar heeft de mishandeling wel bewezen verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-038869-24
Datum zitting: 16 mei 2024
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres], raadsman A.J. van der Duijn Schouten, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: S.I.E. de Graaff

Beschuldiging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij geprobeerd heeft zijn echtgenote zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat hij zijn echtgenote mishandeld heeft. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
primair
op of omstreeks 30 januari 2024 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer]
  • van het bed heeft afgetrokken ten gevolge waarvan zij met haar hoofd op de grond terecht is gekomen;
  • meermaals op/tegen het lichaam heeft geschopt, geslagen en/of geduwd,
  • heeft geprobeerd te wurgen en/of de keel en/of de nek heeft dichtgeknepen, en/of
  • zijn arm om haar nek heeft geklemd en/of vervolgens hard naar achter heeft
getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
op of omstreeks 30 januari 2024 te [plaats], zijn echtgenote, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer]
  • van het bed af te trekken ten gevolge waarvan zij met haar hoofd op de grond terecht is gekomen,
  • meermaals op/tegen het lichaam te schoppen, te slaan en/of te duwen,
  • te wurgen en/of de keel en/of de nek dicht te knijpen, en/of
  • zijn arm om haar nek te klemmen en/of vervolgens hard naar achter te trekken.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt de primair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden. Dat de verdachte de aangeefster [aangeefster] gewurgd heeft of geprobeerd heeft haar nek af te klemmen kan onvoldoende worden vastgesteld, want op de foto’s in het dossier is geen letsel in de nek zichtbaar en ook de FARR-verklaring maakt daar geen melding van. Wel kan worden vastgesteld dat hij de aangeefster heeft geschopt en geslagen toen zij op de grond lag. Door zo te handelen heeft de verdachte het risico genomen dat de aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, zeker gezien de lichamelijke conditie van de aangeefster die drie weken eerder bevallen was.
Oordeel rechtbank
De rechtbank vindt, anders dan de officier van justitie, dat poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan worden. De verdachte heeft ontkend dat hij de aangeefster zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank heeft onvoldoende informatie over het schoppen en slaan - bijvoorbeeld over de kracht waarmee dat gebeurde of de plaatsen op het lichaam waar de verdachte de aangeefster wilde raken - waaruit geconcludeerd kan worden dat de verdachte de aangeefster zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Ook van belang is daarbij dat de rechtbank, net als de officier van justitie, onvoldoende bewijs heeft voor het wurgen en afklemmen van de nek van het slachtoffer.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
op of omstreeks 30 januari 2024 te [plaats], zijn echtgenote, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer]
  • van het bed af te trekken ten gevolge waarvan zij met haar hoofd op de grond terecht is gekomen
  • meermaals tegen het lichaam te schoppen en te slaan.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
1. Onderzoek van de politie, verklaring van [slachtoffer]: [1]
Mijn partner [verdachte] is degene die mij heeft mishandeld. Op 30 januari 2024 rond 23.00 uur zijn [verdachte] en ik met onze dochter naar ons huis in [plaats] gegaan. Ik ben op mijn bed gaan liggen. [verdachte] werd zo ontzettend boos dat hij mij van het bed aftrok, waardoor ik met mijn hoofd hard op de grond terecht kwam. [verdachte] is mij vervolgens gaan schoppen en slaan. Ik voelde veel pijn over mijn hele lichaam. Toen ik op de grond lag, bleef [verdachte] op mij inslaan en schoppen.
2. Onderzoek van politie, verklaring van de verdachte: [2]
Ik heb mijn vrouw op 30 januari 2024 geslagen op haar buik en ik heb haar getrapt op haar arm.

Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie
mishandeling
Strafbaarheid feit en verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan, en een taakstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om een straf op te leggen die korter of gelijk is aan het voorarrest en de elektronische monitoring direct te beëindigen.
Oordeel rechtbank
Gepleegde feiten
De verdachte heeft zijn vrouw mishandeld door haar meermalen te schoppen en te slaan, terwijl zij op de grond lag. Als gevolg hiervan heeft zij pijn en diverse bloeduitstortingen opgelopen. De verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat de aangeefster drie weken eerder bevallen was van hun kind, dat ook in de woning aanwezig was. Juist in de eigen woning moeten zijn echtgenote en kind zich veilig voelen.
Persoon verdachte
Uit het strafblad van 9 april 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De psycholoog, [naam], heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 maart 2024. Volgens dit rapport lijdt de verdachte niet aan een stoornis. Het herhalingsrisico wordt als laag ingeschat en er zijn beschermende factoren. Vanuit het oogpunt van beperking van het herhalingsgevaar heeft de verdachte geen behandeling nodig. De verdachte heeft geleerd om eerder een streep te trekken en een relatie te beëindigen om escalatie te voorkomen. Voor de verdachte is het goed als hij met iemand over zijn gevoelens en eventuele problemen kan praten, maar dat hoeft niet binnen een justitieel kader.
Verder heeft Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 april 2024. Volgens de reclassering zijn er wel enige zorgen over de houding van de verdachte – die weinig inzicht in zijn handelen en de gevolgen daarvan op de aangeefster gaf – en over zijn psychosociale functioneren. Gezien het rapport van de psycholoog is er echter geen noodzaak voor behandeling; onder meer de steun van verdachtes familie is een beschermende factor. De verdachte heeft de aan schorsing van zijn voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden nageleefd. De reclassering schat het herhalingsgevaar en het risico op letsel in als laag. In geval van veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod ten aanzien van de aangeefster en de verplichting mee te werken aan afspraken met Kwintes, Exodus en/of een andere organisatie betreffende de totstandkoming van een omgangsplan- c.q. regeling ten aanzien van verdachtes dochter en deze afspraken na te leven.
Straf
De ernst van het feit rechtvaardigt in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat wordt onderstreept door uitspraken in soortgelijke zaken. De rechtbank vindt een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden een passende bestraffing. De rechtbank vindt het niet nodig daarnaast nog een taakstraf op te leggen; dat zou niet in verhouding staan tot de ernst van het feit en is niet in lijn met straffen in vergelijkbare zaken. Aan het voorwaardelijke strafdeel worden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering gekoppeld. Het voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen reden om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat het herhalingsgevaar als laag wordt ingeschat en de verdachte zich heeft gehouden aan de voorwaarden die aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zijn verbonden.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissingen

De rechtbank:
spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
60 (zestig)dagen
;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf,
groot 27 (zevenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde: de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
Contactverbod
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. Toegestaan is alleen het (in)directe contact tussen de veroordeelde en de aangeefster over de totstandkoming van een omgangsregeling/ouderschapsplan, indien dit contact verloopt via de daarvoor ingeschakelde organisatie(s);
Andere aanwijzingen betreffende het gedrag
de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting zich te houden aan de afspraken met Kwintes, Exodus en/of een andere organisatie betreffende de totstandkoming van een omgangsplan- c.q. regeling ten aanzien van zijn dochter, alsmede de uitvoering hiervan;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die eerder was geschorst.
Dit vonnis is gewezen door J.H. Janssen, voorzitter,
F.A. Hut en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 mei 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer 1]
2.Proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer 2]