Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De verzoeken
Verzoek tot verlenging afkoelingsperiode
in the money’ is.
in the money’ schuldeisers zijn betrokken, kan niet worden vastgesteld, omdat – kort gezegd –:
- [verzoekster] te weinig informatie heeft verschaft met betrekking tot uit de balans blijkende activa met een totale boekwaarde van € 59.644,00, zodat niet kan worden vastgesteld dat deze activa geen waarde vertegenwoordigen;
- onvoldoende onderbouwd is, dat de rekening-courantvordering op aandeelhouder [naam] B.V. van € 37.445,00 in zijn geheel oninbaar is;
- niet valt uit te sluiten dat in faillissement aan de Belastingdienst onder haar bodemvoorrecht een uitkering zal plaatsvinden, zodat niet is uit te sluiten dat de Belastingdienst een ‘
- rekening dient te worden gehouden met pandrechten van Heineken en de Europese Financierings Maatschappij N.V. (‘EFM’) op onder meer de voorraad, die in ieder geval enige waarde vertegenwoordigt, als gevolg waarvan niet is uit te sluiten dat zij ‘
3.De beoordeling
Rechtsmacht en bevoegdheid
in the money’ zijn), dient de voorstemmende klasse een klasse te zijn die bestaat uit schuldeisers die vallen binnen die categorie schuldeisers. Deze bepaling is een van de kernbepalingen van de onderhandse akkoordprocedure. Hiermee wordt voorkomen dat een klasse zonder economisch belang het akkoord kan opleggen aan overige schuldeisers of aandeelhouders.
in the money’zijn. De rechtbank volgt [verzoekster] daarin niet. Niet in geschil is dat Heineken een pandrecht heeft op de voorraad van [verzoekster] . Blijkens de balans van [verzoekster] per 31 december 2023 vertegenwoordigt die voorraad een waarde van € 17.500,00. [verzoekster] heeft het standpunt ingenomen dat de huidige voorraad in omvang beperkt is en dat de waarde daarvan in faillissement verwaarloosbaar is. Deze stelling is niet cijfermatig onderbouwd. Ter onderbouwing daarvan heeft [verzoekster] slechts foto’s in het geding gebracht waarop flessen sterke drank (productie 30) en bederfelijke levensmiddelen (productie 31) zijn te zien. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank is door [verzoekster] ter zitting verklaard dat haar voorraad naast sterke drank en bederfelijke levensmiddelen ook bestaat uit enkele fusten bier, fris en circa 100 flessen wijn. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat de voorraad van [verzoekster] in faillissement in ieder geval (enige) waarde vertegenwoordigt. Dit betekent dat Heineken bij executie van haar pandrecht deels zal worden betaald op haar vordering, zodat (in ieder geval) Heineken in geval van faillissement van [verzoekster] gedeeltelijk ‘
in the money’ is. Datzelfde geldt mogelijk voor EFM, die blijkens de jaarrekeningen zekerheid heeft op ‘diverse goederen’, en die blijkens eerdere stellingen van [verzoekster] ook heeft aangekondigd haar zekerheden te zullen gaan uitwinnen. [verzoekster] heeft niet aannemelijk kunnen maken dat EFM geen zekerheden heeft op goederen die waarde vertegenwoordigen, mede nu zij (zo is ter zitting bevestigd) geen onderzoek heeft gedaan naar die zekerheden. Heineken noch EFM heeft ingestemd met het akkoord, zodat [verzoekster] op grond van artikel 383 lid 1 Fw niet de bevoegdheid toekomt het homologatieverzoek in te dienen. Om die reden zal de rechtbank [verzoekster] nietontvankelijk verklaren in haar verzoek.