In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode, zoals bedoeld in artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). De verzoekster, een besloten vennootschap, had eerder een verzoekschrift ingediend tot homologatie van een akkoord, en vroeg om verlenging van de afkoelingsperiode tot 20 juni 2024. De rechtbank constateerde dat er belangrijke vooruitgang was geboekt in de totstandkoming van het akkoord en dat er een verzoek tot faillietverklaring was ingediend door schuldeiser Greenchoice B.V., dat op 7 mei 2024 behandeld zou worden. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster ontvankelijk was in haar verzoek en dat de afkoelingsperiode voorlopig verlengd diende te worden, zodat belanghebbenden de gelegenheid kregen om hun zienswijze te geven. De behandeling van het verzoek tot verlenging werd vastgesteld op 17 mei 2024, waarbij de rechtbank de betrokken schuldeisers op de hoogte stelde van de mogelijkheid om zich aan te melden voor de zitting. De beschikking benadrukte dat de bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen van de verzoekster niet kan worden uitgeoefend zonder machtiging van de rechtbank, mits deze derden op de hoogte zijn van de afkondiging van de afkoelingsperiode.