Hoewel er geen sprake was van noodweer(exces) of overmacht weegt de rechtbank wel mee dat de verdachte bij een eerdere vergelijkbare situatie een trauma heeft opgelopen en dat de steekpartij mede ontstond door een aanvallende actie van het slachtoffer, die de verdachte uit het niets een klap gaf.
Persoon verdachte
Uit het strafblad van 9 april 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Zijn strafblad leidt dus niet tot strafverhoging.
De klinisch psycholoog [naam] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 april 2024. Dit rapport houdt – samengevat en voor zover hier van belang – het volgende in. De verdachte lijdt aan PTSS en ADHD. Ook is sprake van een stoornis in alcoholgebruik, licht en in remissie. Verder is er sprake van een vermijdende en emotiegerichte coping. Door de slag in zijn gezicht is de verdachte hoogstwaarschijnlijk geconfronteerd met indringende herinneringen aan een eerder trauma. Hierdoor is hoogstwaarschijnlijk sprake geweest van een forse toename qua angst en spanning, die de verdachte, mede vanuit zijn inadequate copingstrategieën, onvoldoende wist te reguleren. Met het aanwezig geachte verband tussen de beschreven problematiek van de verdachte en het hem ten laste gelegde, wordt geadviseerd om de verdachte de hem de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
De voornaamste risicofactoren zijn de posttraumatische-stressstoornis en de inadequate copingstrategieën. Als voornaamste beschermende factoren staan daartegenover dat de verdachte een prosociaal, betrokken en ondersteunend netwerk heeft en duidelijk gemotiveerd is om zijn al gestarte behandeling bij Antes GGZ te continueren. Gelet op de beschreven psychische problematiek in combinatie met de geschetste doorwerking daarvan in het hem ten laste gelegde feit en het laag/matige herhalingsgevaar, is behandeling van de verdachte ter preventie geïndiceerd.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 april 2024. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht, ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod.
Straf
De ernst van de feiten rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Net als de officier van justitie vindt de rechtbank dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, mede gelet op de bijzondere aard van deze zaak en problematiek van de verdachte. Gelet daarop en mede gezien uitspraken in soortgelijke zaken komt de rechtbank tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank vindt een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 11 maanden en 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend. Om de ernst van het feit te benadrukken wordt aan de verdachte daarnaast een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis opgelegd.