Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, een moratorium heeft aangevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker heeft op 30 april 2024 een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, omdat er een dreigende situatie was door een ontruimingsvonnis van 27 maart 2024. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de verzoeker en zijn schuldhulpverleners. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende inkomen heeft om de huur te betalen, mede door een woonkostentoeslag, en dat hij de huur van maart, april en mei 2024 heeft voldaan. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie en dat het belang van verzoeker om in de huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder om het ontruimingsvonnis uit te voeren. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.