Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw E. Bulthuis, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlener);
- mevrouw F. Eichler, werkzaam bij het Centrum voor Dienstverlening (hierna: maatschappelijk werker).
Rechtbank Rotterdam
Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een dwangakkoord heeft aangevraagd om één schuldeiser, [schuldeiser], te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Verzoeker had op 8 maart 2024 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling en een schuldregeling aangeboden aan zijn elf concurrente schuldeisers, waarbij hij 8,84% van zijn totale schuldenlast van € 11.678,28 wilde betalen. Tien van de elf schuldeisers stemden in met de regeling, maar [schuldeiser] weigerde, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vond.
Tijdens de zitting op 15 mei 2024 was [schuldeiser] niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van [schuldeiser] slechts 3,2% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank oordeelde dat het voorstel van verzoeker, dat was getoetst door de Kredietbank Rotterdam, goed gedocumenteerd was en dat verzoeker alles had gedaan wat in zijn vermogen lag om de schuldeisers een redelijke regeling aan te bieden.
De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van [schuldeiser]. Daarom werd het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. [schuldeiser] werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot, en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene die daartoe recht heeft onder de Faillissementswet.