ECLI:NL:RBROT:2024:5288
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake uitschrijving uit de basisregistratie personen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Raaijmakers, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat haar op 22 april 2024 uit de basisregistratie personen (brp) heeft uitgeschreven. Verzoekster stelt dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld en dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Tijdens de zitting op 30 mei 2024 is het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college verzoekster op 1 augustus 2023 heeft verzocht om haar adresgegevens te verstrekken, maar dat verzoekster hier niet op heeft gereageerd. Dit leidde tot het primaire besluit van uitschrijving. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij in januari 2024 alle benodigde gegevens heeft gestuurd, maar dat het college deze informatie over het hoofd heeft gezien. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de uitschrijving uit de brp grote gevolgen heeft voor verzoekster, waaronder een korting op haar huurtoeslag, en dat er sprake is van onverwijlde spoed.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat verzoekster voorlopig weer ingeschreven staat in de brp. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen om een volledige heroverweging te maken op basis van de door verzoekster aangeleverde stukken. Tevens is het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat verzoekster zelf verantwoordelijk is voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening.