Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2024 in de zaak tussen
[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van de Hoeksche Waard, het college
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Het verzoek
.In het primaire besluit staat geen intrekkingsgrondslag. Het bestreden besluit is daarom gebrekkig gemotiveerd. Ook is de Pw-uitkering met ingang van 1 februari 2024 opgeschort en vervolgens pas na meer dan 8 weken, namelijk op 4 april 2024, ingetrokken. Gelet hierop is de intrekking op grond van artikel 54 lid 4 van de Pw onrechtmatig. Volgens verzoeker is ook geen redelijke herstelmogelijkheid geboden. In het dossier zit ook geen rapportage over de intrekking van de uitkering. Om die reden kan niet getoetst worden of de ontbrekende stukken zien op het actuele recht op bijstand. Ook kan verzoeker hierdoor niet toetsen of en hoe de vereiste belangenafweging heeft plaatsgevonden. Verzoeker kan niet vaststellen welke informatie niet zou zijn aangeleverd en betwist dan ook dat hij de medewerkingsverplichting zou hebben geschonden. Ook heeft het college niet toereikend gemotiveerd dat verzoeker de inlichtingenverplichting zou hebben geschonden.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
“Het recht op bijstand trekken wij in met ingang van 23 februari 2024: de eerste datum van het verzuim, in. Uw bijstandsuitkering wordt dus ingaande 23 februari beëindigd. De periode 01 februari 2024 tot en met 22 februari 2024 krijgt u spoedig nabetaald.”De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college hiermee de door haar genoemde kennelijke verschrijving van 1 februari 2024 voldoende heeft hersteld. Het is immers niet in geschil dat verzoeker pas op 23 februari 2024 voor het eerst in verzuim is geweest en zijn bijstandsuitkering tot dat moment nabetaald heeft gekregen. Het college was dan ook bevoegd om verzoekers bijstandsuitkering op 4 april 2024 in te trekken, omdat de opschorting niet langer dan acht weken heeft geduurd.