ECLI:NL:RBROT:2024:5275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
10-226034-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag, diefstal met geweld en vuurwapenbezit; vordering benadeelde partijen niet-ontvankelijk

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, heeft de rechtbank Rotterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, diefstal met geweld en vuurwapenbezit. De officier van justitie, mr. J. Spaans, eiste een gevangenisstraf van zeven jaar, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Tijdens de zitting op 21 mei 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte een substantiële bijdrage had geleverd aan de strafbare feiten door nauwe samenwerking met medeverdachten. De verdediging betwistte dit en stelde dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er aanwijzingen waren voor enige betrokkenheid van de verdachte, het bewijs onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank benadrukte dat voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking vereist is, waarbij de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht moet zijn. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en sprak hem vrij.

Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partijen in de proceskosten, die op nihil werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, met mr. C.G. van de Grampel als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-226034-23
Datum uitspraak: 4 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, poging tot diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het ontbreken van het daadwerkelijk door de verdachte zelf verrichten van de uitvoeringshandelingen die in de tenlastelegging worden genoemd, wordt gecompenseerd door andere elementen in het dossier, waardoor toch van een substantiële bijdrage kan worden gesproken. Hierdoor is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en kleven de uitvoeringshandelingen van de medeverdachten strafrechtelijk aan de verdachte, aldus de officier van justitie.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Het dossier bevat geen enkel bewijs waaruit blijkt dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Uit niets blijkt dat de verdachte een rol heeft gespeeld of ook maar op de hoogte was.
4.3.
Beoordeling
Alhoewel er informatie in het dossier aanwezig is die onmiskenbaar in de richting van enige betrokkenheid van de verdachte wijst, is het bewijsmateriaal onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen noodzakelijk is dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking waarbij de intellectuele en/of materiele bijdrage van de deelnemer aan het delict van voldoende gewicht moet zijn.
Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Bij de beoordeling of sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Aan het zich niet distantiëren komt op zichzelf geen grote betekenis toe. Het gaat erom dat de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict tenminste een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De bijdrage zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar kan ook geleverd zijn in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Vaststaat dat de verdachte zowel vóór als ná de feiten met de twee medeverdachten samen is geweest. Dit bekent de verdachte en blijkt ook uit de camerabeelden van de cafetaria 4stargrill waar de drie verdachten zich voor en na het schietincident bevonden. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij met de medeverdachte(n) is meegereisd naar Heinenoord daar een rol van betekenis heeft gespeeld. Voor zover hij namelijk kan worden aangemerkt als “poppetje 2” in de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] was hij niet een van de personen die bij de auto zou hebben gestaan. Uit beelden blijkt wel dat er een derde, in het donker geklede man achter een heg vandaan is gekomen, maar niet kan worden vastgesteld dat - zo al aangenomen zou mogen worden dat dit de verdachte is geweest- hij daarmee een rol als uitkijk voor de medeverdachten heeft vervuld. Hiervoor zijn de beelden onvoldoende duidelijk. Daarmee is niet vast te stellen dat verdachte toen, noch op enig ander moment een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. Een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte van voldoende gewicht was, is niet bewezen.
4.4.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 536,45 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd, met veroordeling van de benadeelde partijen in de proceskosten zoals hierna vermeld.
5.1.
Conclusie
De verdachte hoeft dus geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een groot geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
  • met mondkapje(s) op/voor het gezicht en/of met een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand zich naar de auto te begeven waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich in bevonden en/of
  • een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of
  • daarbij de woorden toe te voegen: "waar zijn de doekoe" en/of "geld, geld, geld" en/of "leeg je zakken" en/of
  • met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of
  • een trappende beweging te maken naar die [slachtoffer 1] en/of
  • met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een (of meer) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool of revolver en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van Categorie III, te weten één of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad.