4.2.Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 24 juli 2024 ’s nachts rond 2.20 uur zijn [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) in een auto, een Citroën C1, die tot stilstand was gekomen op de Mollekade te Heinenoord, door twee personen voorzien van mondkapjes overvallen. Een derde persoon heeft mogelijk op de uitkijk gestaan. [slachtoffer 1] had op dat moment een geldbedrag van ongeveer € 4.700,00 bij zich.
De Citroën C1 werd op dat moment bestuurd door de medeverdachte [medeverdachte 1] , die die avond met onder meer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in Tilburg was geweest. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in opdracht van iemand, die hij tegenover de politie [naam 1] noemt, [slachtoffer 1] bij zijn huis in Heinenoord moest afzetten, terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] dan daar van zijn geld beroofd zou worden. [slachtoffer 1] zat in de auto op de bijrijdersstoel en [slachtoffer 2] zat rechtsachter in de auto.
[medeverdachte 1] heeft, toen bleek dat [slachtoffer 1] niet alleen in de auto zou zitten, ook de medeverdachte [medeverdachte 2] (“ [naam 2] ”) gevraagd om aan de overval deel te nemen.
De Citroën C1 is op de Mollekade is gestopt, waarna er onmiddellijk twee personen bij de twee voorportieren van de auto waren komen staan. De eerste overvaller, hierna verder [medeverdachte 2] , heeft aan de bijrijderszijde van de auto gestaan en heeft geprobeerd [slachtoffer 1] vanaf die plaats uit de auto te krijgen. Hij heeft geprobeerd het autoportier te openen en riep “Waar is de doekoe”. [medeverdachte 2] heeft zijn woorden kracht bijgezet door een (nep)vuurwapen op [slachtoffer 1] te richten en zijn hand met daarin dat wapen door het deels geopend autoraam aan de bijrijderszijde naar binnen te steken. [slachtoffer 1] is toen niet uitgestapt maar heeft het wapen vastgepakt en in de auto vastgeklemd gehouden.
Aan de bestuurderszijde heeft de tweede overvaller – door [medeverdachte 2] tegenover de politie poppetje 1 genoemd – het portier van de bestuurder opengerukt en [medeverdachte 1] naar buiten getrokken en op zijn hoofd geslagen. Deze overvaller heeft eveneens om geld geroepen en [slachtoffer 1] toegeschreeuwd dat hij moest uitstappen. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] leidt de rechtbank af dat deze overvaller een vuurwapen heeft getrokken, eerst in de lucht heeft willen schieten en, toen dat niet lukte, de slede van het vuurwapen heeft overgehaald, waarna er een onafgeschoten patroon uit viel. Daarna heeft hij nog een keer de slede naar achter gehaald en heeft met het pistool door de auto gericht op [slachtoffer 1] geschoten. [slachtoffer 1] werd door de kogel in zijn linkerzijde geraakt ter hoogte van zijn onderbuik.
Hierop zijn de overvallers weggerend naar een Seat Ibiza met kenteken [kentekennummer] . Deze auto is om 02.24 uur zonder ontstoken verlichting en met grote snelheid, vanaf de Mollekade weggereden, langs het bedrijf DWP aan de Boonsweg te Heinenoord waarna zij om 02.32 uur door de Kiltunnel te Dordrecht zijn gereden. De snelste route tussen de Boonsweg en de Kiltunnel loopt via de Provinciale weg 1 te Heinenoord.
Op 25 juli 2023 is op de Provincialeweg 1 te Mijnsheerenland op de kruising van de
Provincialeweg met de Blaaksedijk net naast het wegdek in het gras een blauw mondkapje aangetroffen en in beslaggenomen. De locatie van het aangetroffen blauwe mondkapje ligt langs de hiervoor omschreven vluchtroute. Op dit mondkapje is DNA aangetroffen van slechts één persoon. Dit DNA wordt met een bewijskracht van meer dan 1 miljard toegeschreven aan de verdachte.
Is de verdachte degene die wordt aangeduid als poppetje 1?
De verdachte heeft ontkend die nacht op de plaats delict te zijn geweest. Hij erkent slechts dat hij eerder die avond thuis door de medeverdachte [medeverdachte 2] in zijn Seat Ibiza is opgehaald en bevestigt dat hij met hem rond 00:20 uur samen met de medeverdachte [medeverdachte 3] bij cafetaria 4stargrill te Dordrecht is geweest. Hij erkent verder dat hij daar ook om 03.00 uur is geweest. Volgens zijn verklaring zou hij daar bij toeval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weer hebben getroffen. Hij zou niet met hen in de tussentijd in de auto zijn meegereden, maar wat in de buurt van de cafetaria hebben rondgelopen.
De aanwezigheid van de verdachte bij de 4stargrill rond deze tijdstippen wordt, behalve door de eigenares van die cafetaria die aan de politie melding had gemaakt van diefstal van blikjes drinken op het eerste tijdstip, ook bevestigd door camerabeelden en de bevindingen van de politie toen zij die melding van diefstal om 03.00 uur kwam onderzoeken.
De eigenares heeft toen tegen de verbalisanten verklaard dat de jongens, die toen in de cafetaria waren, waren weggereden in een voor haar onbekende auto.
Deze bevindingen plaatsen de verdachte bij de medeverdachten in de Seat, op het moment dat zij naar Heinenoord vertrekken. Voor zover de verdachte heeft gezegd dat hij toen niet meer met de twee anderen in de auto is meegereden is dat niet in lijn met deze bevindingen. Zijn aanwezigheid in die auto wordt ook ondersteund door het navolgende.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij, toen samen met poppetje 1 en 2, dus met zijn drieën, van de 4stargrill in Dordrecht direct naar de Mollekade in Heinenoord is gereden. Hij maakt op geen enkel moment melding van een andere persoon, die zich toen bij de 4stargrill zou hebben opgehouden en die in plaats van de verdachte (naast hem) in de auto zou hebben plaatsgenomen en met hem naar Heinenoord zou zijn gereden. Ook de camerabeelden ter plaatse laten op dat tijdstip geen andere personen zien dan de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en geven voor de aanwezigheid een andere persoon geen enkele ondersteuning. Ook wijst erop dat de verdachte zich ook nog in de Seat heeft bevonden toen deze naar de Mollekade in Heinenoord reed.
In het licht van het vorenstaande kan de verdachte daarmee kort vóór en zeer kort ná de overval op de Mollekade in de Seat Ibiza van [medeverdachte 2] worden geplaatst en, omdat geen van betrokkenen van enige wissel van personen in de auto en/of instappen van andere personen in die auto in de tussentijd heeft gerept concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat daar waar [medeverdachte 2] over de aanwezigheid van poppetje 1 en 2 verklaart, hij daarmee onder meer op de verdachte heeft gedoeld.
Deze conclusie wordt ook ondersteund door het feit dat de volgende dag op de vluchtroute die de Seat heeft gereden een mondkapje direct langs de weg is aangetroffen, waarop zich uitsluitend DNA van de verdachte bevond. Ook dit ondersteunt zijn aanwezigheid ter plaatse. De stelling van de verdediging dat het mondkapje op een andere wijze op de vluchtroute van de verdachten terecht is gekomen acht de rechtbank niet aannemelijk geworden omdat deze niet wordt ondersteund door enig bewijsmiddel en de verdachte zelf er evenmin enige verklaring voor heeft kunnen geven.
De verdachte stelt tot slot slechts dat het puur toeval was dat hij de medeverdachten die nacht weer bij de 4stargrill trof, precies op het moment dat zij daar aankwamen na de mislukte overval. Dit acht de rechtbank zonder nadere toelichting niet aannemelijk geworden, zeker nu hij ook geen enkele concretisering heeft willen geven van wat hij tussen 00.20 en 03.00 uur dan wel gedaan zou hebben. Dit had in de rede gelegen, omdat zo op relatief eenvoudige wijze van zijn aanwezigheid elders had kunnen blijken.
Daar komt bij dat, toen de politie de identiteit van de om 03.00 uur bij de 4stargrill aanwezige personen (waaronder die van de verdachte) wilde natrekken, gezien werd dat de jongens, waaronder de verdachte, naar een Seat Ibiza, wit van kleur en voorzien van kenteken [kentekennummer] , liepen om hun ID-kaart te pakken. Zou de verdachte eerder die avond afscheid hebben genomen en zijn eigen pad hebben gekozen, dan is niet aannemelijk dat zijn ID-bewijs toen nog in die auto zou hebben gelegen.
Uit deze bevindingen van de politie volgt bovendien dat de verdachte degene is geweest die door [medeverdachte 2] als poppetje 1 is aangeduid. Bij de controle om 03.00 uur bij de 4stargrill troffen zij de medeverdachte [medeverdachte 3] slapend op de achterbank van de Seat aan. [medeverdachte 2] heeft over dit moment verklaard dat poppetje 2 op de achterbank van de Seat lag te slapen.
Daarmee stelt de rechtbank vast dat de verdachte degene is geweest die door [medeverdachte 2] als poppetje 1, en daarmee ook de schutter, is aangeduid. Dit is verder ook in lijn met de beschrijvingen door de aangevers van het postuur van de twee personen die om de auto zouden hebben gestaan. [medeverdachte 2] is immers veel groter en forser dan de verdachte heeft dan aan de bijrijderszijde gestaan en de verdachte, poppetje 1 en daarmee de schutter, aan de bestuurderszijde.
De rechtbank heeft het bewijs deels gegrond op de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 2] . Deze verdachte heeft gedetailleerd, maar – zoals de verdediging terecht opmerkt -niet altijd consequent verklaard en heeft daarnaast verklaard dat hij over een aantal punten in eerdere door hem afgelegde verklaringen niet eerlijk is geweest.
De rechtbank constateert echter dat dit met name het geval is waar hij zijn eigen handelen probeert af te zwakken, maar dat dat niet zo is wanneer hij verklaart over de aanwezigheid en identiteit van poppetje 1 en poppetje 2 op zich. Ten aanzien van de rol van poppetje 1 en 2 ter plaatse maakt de rechtbank dan ook slechts gebruik van deze verklaringen voor zover die ook worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de verklaringen van de aangevers en medeverdachten. In zoverre acht de rechtbank die verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 2] – anders dan de verdediging heeft betoogd - wel bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank acht verder de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] betrouwbaar. Zijn verklaringen zijn consistent en worden bovendien voldoende gesteund door de aangiftes en verklaringen van de slachtoffers, onderzoek naar telefoon- en zendmast-gegevens en processen-verbaal van verbalisanten ter plaatse. Het betrouwbaarheidsverweer van de verdediging dat betrekking heeft op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt dus verworpen.
4.2.1.bewezenverklaring
Op basis van de bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de persoon is geweest die aan de bestuurderszijde van de auto heeft gestaan en met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van het slachtoffer [slachtoffer 1] . De verdachten hadden een vooropgezet plan om een geldbedrag van het slachtoffer [slachtoffer 1] te nemen. In het kader van dit plan zijn de verdachten naar Heinenoord gegaan. Op het moment dat met het vuurwapen op [slachtoffer 1] is geschoten, en deze gewond uit de auto vluchtte zijn de verdachten ook weggerend. Hierdoor is de beoogde beroving niet voltooid.
De vraag is nu of hier sprake is van een poging tot doodslag. In algemene zin geldt dat de kans dat het slachtoffer door een schot in de buikstreek, waar zich vitale organen bevinden, zou kunnen overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is deze gedraging zozeer gericht op het intreden van de dood, zeker wanneer dit plaatsvindt op zo’n korte afstand en in de beperkte ruimte van een auto, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard. Hij had dus voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte heeft gepoogd om het slachtoffer te doden.
De rechtbank spreekt vrij van het onderdeel medeplegen van die poging doodslag omdat niet bewezen kan worden dat de medeverdachten ervan op de hoogte zijn geweest dat de verdachte bij de uitvoering van de beroving in de auto op de aangever zou gaan schieten.
4.2.2.Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen