ECLI:NL:RBROT:2024:5274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
10-231888-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, medeplegen diefstal met geweld en vuurwapenbezit bewezenverklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, medeplegen van diefstal met geweld en wapenbezit. De verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het schieten op een slachtoffer tijdens een gewapende overval op 24 juli 2023 in Heinenoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een plan had om het slachtoffer te beroven van een geldbedrag van ongeveer € 4.700,00. Tijdens de overval werd het slachtoffer met een vuurwapen bedreigd en geraakt, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel en meerdere operaties. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten en de slachtoffers als bewijs gebruikt, evenals DNA-bewijs dat op een mondkapje werd aangetroffen langs de vluchtroute van de verdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 jaar en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-231888-23
Datum uitspraak: 4 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Op basis van objectief bewijs kan de verdachte niet op de Mollekade te Heinenoord worden geplaatst ten tijde van het schietincident. Daarbij zijn de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onbruikbaar, omdat zij ongeloofwaardige en tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd.
4.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 24 juli 2024 ’s nachts rond 2.20 uur zijn [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) in een auto, een Citroën C1, die tot stilstand was gekomen op de Mollekade te Heinenoord, door twee personen voorzien van mondkapjes overvallen. Een derde persoon heeft mogelijk op de uitkijk gestaan. [slachtoffer 1] had op dat moment een geldbedrag van ongeveer € 4.700,00 bij zich.
De Citroën C1 werd op dat moment bestuurd door de medeverdachte [medeverdachte 1] , die die avond met onder meer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in Tilburg was geweest. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in opdracht van iemand, die hij tegenover de politie [naam 1] noemt, [slachtoffer 1] bij zijn huis in Heinenoord moest afzetten, terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] dan daar van zijn geld beroofd zou worden. [slachtoffer 1] zat in de auto op de bijrijdersstoel en [slachtoffer 2] zat rechtsachter in de auto.
[medeverdachte 1] heeft, toen bleek dat [slachtoffer 1] niet alleen in de auto zou zitten, ook de medeverdachte [medeverdachte 2] (“ [naam 2] ”) gevraagd om aan de overval deel te nemen.
De Citroën C1 is op de Mollekade is gestopt, waarna er onmiddellijk twee personen bij de twee voorportieren van de auto waren komen staan. De eerste overvaller, hierna verder [medeverdachte 2] , heeft aan de bijrijderszijde van de auto gestaan en heeft geprobeerd [slachtoffer 1] vanaf die plaats uit de auto te krijgen. Hij heeft geprobeerd het autoportier te openen en riep “Waar is de doekoe”. [medeverdachte 2] heeft zijn woorden kracht bijgezet door een (nep)vuurwapen op [slachtoffer 1] te richten en zijn hand met daarin dat wapen door het deels geopend autoraam aan de bijrijderszijde naar binnen te steken. [slachtoffer 1] is toen niet uitgestapt maar heeft het wapen vastgepakt en in de auto vastgeklemd gehouden.
Aan de bestuurderszijde heeft de tweede overvaller – door [medeverdachte 2] tegenover de politie poppetje 1 genoemd – het portier van de bestuurder opengerukt en [medeverdachte 1] naar buiten getrokken en op zijn hoofd geslagen. Deze overvaller heeft eveneens om geld geroepen en [slachtoffer 1] toegeschreeuwd dat hij moest uitstappen. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] leidt de rechtbank af dat deze overvaller een vuurwapen heeft getrokken, eerst in de lucht heeft willen schieten en, toen dat niet lukte, de slede van het vuurwapen heeft overgehaald, waarna er een onafgeschoten patroon uit viel. Daarna heeft hij nog een keer de slede naar achter gehaald en heeft met het pistool door de auto gericht op [slachtoffer 1] geschoten. [slachtoffer 1] werd door de kogel in zijn linkerzijde geraakt ter hoogte van zijn onderbuik.
Hierop zijn de overvallers weggerend naar een Seat Ibiza met kenteken [kentekennummer] . Deze auto is om 02.24 uur zonder ontstoken verlichting en met grote snelheid, vanaf de Mollekade weggereden, langs het bedrijf DWP aan de Boonsweg te Heinenoord waarna zij om 02.32 uur door de Kiltunnel te Dordrecht zijn gereden. De snelste route tussen de Boonsweg en de Kiltunnel loopt via de Provinciale weg 1 te Heinenoord.
Op 25 juli 2023 is op de Provincialeweg 1 te Mijnsheerenland op de kruising van de
Provincialeweg met de Blaaksedijk net naast het wegdek in het gras een blauw mondkapje aangetroffen en in beslaggenomen. De locatie van het aangetroffen blauwe mondkapje ligt langs de hiervoor omschreven vluchtroute. Op dit mondkapje is DNA aangetroffen van slechts één persoon. Dit DNA wordt met een bewijskracht van meer dan 1 miljard toegeschreven aan de verdachte.
Is de verdachte degene die wordt aangeduid als poppetje 1?
De verdachte heeft ontkend die nacht op de plaats delict te zijn geweest. Hij erkent slechts dat hij eerder die avond thuis door de medeverdachte [medeverdachte 2] in zijn Seat Ibiza is opgehaald en bevestigt dat hij met hem rond 00:20 uur samen met de medeverdachte [medeverdachte 3] bij cafetaria 4stargrill te Dordrecht is geweest. Hij erkent verder dat hij daar ook om 03.00 uur is geweest. Volgens zijn verklaring zou hij daar bij toeval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] weer hebben getroffen. Hij zou niet met hen in de tussentijd in de auto zijn meegereden, maar wat in de buurt van de cafetaria hebben rondgelopen.
De aanwezigheid van de verdachte bij de 4stargrill rond deze tijdstippen wordt, behalve door de eigenares van die cafetaria die aan de politie melding had gemaakt van diefstal van blikjes drinken op het eerste tijdstip, ook bevestigd door camerabeelden en de bevindingen van de politie toen zij die melding van diefstal om 03.00 uur kwam onderzoeken.
De eigenares heeft toen tegen de verbalisanten verklaard dat de jongens, die toen in de cafetaria waren, waren weggereden in een voor haar onbekende auto.
Deze bevindingen plaatsen de verdachte bij de medeverdachten in de Seat, op het moment dat zij naar Heinenoord vertrekken. Voor zover de verdachte heeft gezegd dat hij toen niet meer met de twee anderen in de auto is meegereden is dat niet in lijn met deze bevindingen. Zijn aanwezigheid in die auto wordt ook ondersteund door het navolgende.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij, toen samen met poppetje 1 en 2, dus met zijn drieën, van de 4stargrill in Dordrecht direct naar de Mollekade in Heinenoord is gereden. Hij maakt op geen enkel moment melding van een andere persoon, die zich toen bij de 4stargrill zou hebben opgehouden en die in plaats van de verdachte (naast hem) in de auto zou hebben plaatsgenomen en met hem naar Heinenoord zou zijn gereden. Ook de camerabeelden ter plaatse laten op dat tijdstip geen andere personen zien dan de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en geven voor de aanwezigheid een andere persoon geen enkele ondersteuning. Ook wijst erop dat de verdachte zich ook nog in de Seat heeft bevonden toen deze naar de Mollekade in Heinenoord reed.
In het licht van het vorenstaande kan de verdachte daarmee kort vóór en zeer kort ná de overval op de Mollekade in de Seat Ibiza van [medeverdachte 2] worden geplaatst en, omdat geen van betrokkenen van enige wissel van personen in de auto en/of instappen van andere personen in die auto in de tussentijd heeft gerept concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat daar waar [medeverdachte 2] over de aanwezigheid van poppetje 1 en 2 verklaart, hij daarmee onder meer op de verdachte heeft gedoeld.
Deze conclusie wordt ook ondersteund door het feit dat de volgende dag op de vluchtroute die de Seat heeft gereden een mondkapje direct langs de weg is aangetroffen, waarop zich uitsluitend DNA van de verdachte bevond. Ook dit ondersteunt zijn aanwezigheid ter plaatse. De stelling van de verdediging dat het mondkapje op een andere wijze op de vluchtroute van de verdachten terecht is gekomen acht de rechtbank niet aannemelijk geworden omdat deze niet wordt ondersteund door enig bewijsmiddel en de verdachte zelf er evenmin enige verklaring voor heeft kunnen geven.
De verdachte stelt tot slot slechts dat het puur toeval was dat hij de medeverdachten die nacht weer bij de 4stargrill trof, precies op het moment dat zij daar aankwamen na de mislukte overval. Dit acht de rechtbank zonder nadere toelichting niet aannemelijk geworden, zeker nu hij ook geen enkele concretisering heeft willen geven van wat hij tussen 00.20 en 03.00 uur dan wel gedaan zou hebben. Dit had in de rede gelegen, omdat zo op relatief eenvoudige wijze van zijn aanwezigheid elders had kunnen blijken.
Daar komt bij dat, toen de politie de identiteit van de om 03.00 uur bij de 4stargrill aanwezige personen (waaronder die van de verdachte) wilde natrekken, gezien werd dat de jongens, waaronder de verdachte, naar een Seat Ibiza, wit van kleur en voorzien van kenteken [kentekennummer] , liepen om hun ID-kaart te pakken. Zou de verdachte eerder die avond afscheid hebben genomen en zijn eigen pad hebben gekozen, dan is niet aannemelijk dat zijn ID-bewijs toen nog in die auto zou hebben gelegen.
Uit deze bevindingen van de politie volgt bovendien dat de verdachte degene is geweest die door [medeverdachte 2] als poppetje 1 is aangeduid. Bij de controle om 03.00 uur bij de 4stargrill troffen zij de medeverdachte [medeverdachte 3] slapend op de achterbank van de Seat aan. [medeverdachte 2] heeft over dit moment verklaard dat poppetje 2 op de achterbank van de Seat lag te slapen.
Daarmee stelt de rechtbank vast dat de verdachte degene is geweest die door [medeverdachte 2] als poppetje 1, en daarmee ook de schutter, is aangeduid. Dit is verder ook in lijn met de beschrijvingen door de aangevers van het postuur van de twee personen die om de auto zouden hebben gestaan. [medeverdachte 2] is immers veel groter en forser dan de verdachte heeft dan aan de bijrijderszijde gestaan en de verdachte, poppetje 1 en daarmee de schutter, aan de bestuurderszijde.
De rechtbank heeft het bewijs deels gegrond op de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 2] . Deze verdachte heeft gedetailleerd, maar – zoals de verdediging terecht opmerkt -niet altijd consequent verklaard en heeft daarnaast verklaard dat hij over een aantal punten in eerdere door hem afgelegde verklaringen niet eerlijk is geweest.
De rechtbank constateert echter dat dit met name het geval is waar hij zijn eigen handelen probeert af te zwakken, maar dat dat niet zo is wanneer hij verklaart over de aanwezigheid en identiteit van poppetje 1 en poppetje 2 op zich. Ten aanzien van de rol van poppetje 1 en 2 ter plaatse maakt de rechtbank dan ook slechts gebruik van deze verklaringen voor zover die ook worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de verklaringen van de aangevers en medeverdachten. In zoverre acht de rechtbank die verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 2] – anders dan de verdediging heeft betoogd - wel bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank acht verder de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] betrouwbaar. Zijn verklaringen zijn consistent en worden bovendien voldoende gesteund door de aangiftes en verklaringen van de slachtoffers, onderzoek naar telefoon- en zendmast-gegevens en processen-verbaal van verbalisanten ter plaatse. Het betrouwbaarheidsverweer van de verdediging dat betrekking heeft op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt dus verworpen.
4.2.1.
bewezenverklaring
Op basis van de bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat de verdachte de persoon is geweest die aan de bestuurderszijde van de auto heeft gestaan en met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van het slachtoffer [slachtoffer 1] . De verdachten hadden een vooropgezet plan om een geldbedrag van het slachtoffer [slachtoffer 1] te nemen. In het kader van dit plan zijn de verdachten naar Heinenoord gegaan. Op het moment dat met het vuurwapen op [slachtoffer 1] is geschoten, en deze gewond uit de auto vluchtte zijn de verdachten ook weggerend. Hierdoor is de beoogde beroving niet voltooid.
De vraag is nu of hier sprake is van een poging tot doodslag. In algemene zin geldt dat de kans dat het slachtoffer door een schot in de buikstreek, waar zich vitale organen bevinden, zou kunnen overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is deze gedraging zozeer gericht op het intreden van de dood, zeker wanneer dit plaatsvindt op zo’n korte afstand en in de beperkte ruimte van een auto, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard. Hij had dus voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte heeft gepoogd om het slachtoffer te doden.
De rechtbank spreekt vrij van het onderdeel medeplegen van die poging doodslag omdat niet bewezen kan worden dat de medeverdachten ervan op de hoogte zijn geweest dat de verdachte bij de uitvoering van de beroving in de auto op de aangever zou gaan schieten.
4.2.2.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1
hij op 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een groot geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • met mondkapjes op en met een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand zich naar de auto te begeven waar die [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] zich in bevonden en
  • een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] te richten en
  • daarbij de woorden toe te voegen: "waar zijn de doekoe" en/of "geld, geld, geld" en/of "leeg je zakken" en
  • met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] te slaan en
  • een trappende beweging te maken naar die [slachtoffer 1] en
  • met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard en/of elders in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool of revolver
en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van Categorie III, te weten één of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de nacht van 24 juli 2023 het slachtoffer in zijn buik geschoten en geprobeerd hem te beroven. Het slachtoffer heeft daardoor ernstig letsel aan dunne darmen en blaas opgelopen en heeft een drietal operaties moeten ondergaan, waaraan hij een groot litteken op zijn buik heeft overgehouden. Het is niet aan de verdachte te danken dat door het schieten op het slachtoffer niet nog meer (vitale) organen zijn getroffen en het leven van het slachtoffer nog gered kon worden. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Naast de impact die een dergelijk handelen heeft op het slachtoffer zelf – en zijn daarbij aanwezig broer van toen nog maar 14 jaar oud –, draagt dergelijk gewelddadig optreden in de nacht op straat bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Zo hebben getuigen ook verklaard wakker te zijn geworden door het geluid van een of meer schoten en van, meteen daarop, rennen en schreeuwen door meerdere jongens en het wegrijden van een auto. Een van de getuigen heeft het beschoten en bloedende slachtoffer op straat aangetroffen.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de maatschappij in het algemeen met zich mee. Alleen al de aanwezigheid van vuurwapens draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Het bezit van vuurwapens leidt maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Ook dit wordt de verdachte zwaar aangerekend
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 536,45 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht beide vorderingen toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, gezien de bepleite vrijspraak, verzocht beide vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd met uitzondering van de ringdoorbel.. De rechtbank ziet geen rechtstreeks verband tussen het bewezen strafbare feit en het deel van de gevorderde schade dat betrekking heeft op de aankoop van een ringdoorbel door de moeder van de slachtoffers.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] met het door de verdachte gepleegde delict [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij heeft binnen drie dagen na het feit twee spoedoperaties moeten ondergaan en heeft een groot blijvend litteken op zijn buik. Er zijn delen van zijn dunne darm weggehaald en er zat een gat in zijn blaas dat gehecht moest worden. Een aantal weken later heeft hij nog een operatie moeten onderdaan om de kogel, die vastzat in het schaambot, te verwijderen. Hij heeft anderhalve week in het ziekenhuis gelegen en kon al die tijd zijn bed niet uit. Eenmaal thuis, kon hij nog steeds niet lopen en is hij 15 kilo afgevallen. Hij is op andere wijze in de persoon is aangetast.
Daarnaast heeft hij psychische schade opgelopen. Weliswaar is dit niet separaat onderbouwd, maar de aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hij is met (vuur)wapens geslagen, bedreigd en beschoten in de krappe ruimte van een auto met alle gevolgen van dien (operaties, ziekenhuisopname). De rechtbank zal de immateriële schade van [slachtoffer 1] naar billijkheid vaststellen op € 10.000,00. Zij heeft daarbij gekeken naar vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak.
Ook voor [slachtoffer 2] geldt dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor hem zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hij is bedreigd met een (nep)vuurwapen en is er getuige van geweest dat zijn broer werd geslagen, bedreigd en beschoten en was bovendien pas 14 jaar oud toen dit gebeurde. De rechtbank zal de immateriële schade van [slachtoffer 2] naar billijkheid vaststellen op € 2.500,00. Zij heeft daarbij gekeken naar vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 juli 2023, de datum van het schadetoebrengende feit.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] in totaal een schadevergoeding betalen van € 10.429,50, vermeerderd met de wettelijke rente. Aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet de verdachte in totaal een schadevergoeding van € 2.500,00 betalen. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287, 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 10.429,50 (zegge: tienduizend vierhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent),bestaande uit een vergoeding van € 429,50 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag
van € 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 10.429,50(
hoofdsom, zegge: tienduizend vierhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.429,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
87 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen,
€ 2.500,00 (hoofdsom, zegge: tweeduizend vijfhonderd euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een groot geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
  • met mondkapje(s) op/voor het gezicht en/of met een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand zich naar de auto te begeven waar die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] zich in bevonden en/of
  • een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] te richten en/of
  • daarbij de woorden toe te voegen: "waar zijn de doekoe" en/of "geld, geld, geld" en/of "leeg je zakken" en/of
  • met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of
  • een trappende beweging te maken naar die [slachtoffer 1] en/of
  • met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een (of meer) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool of revolver en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van Categorie III, te weten één of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad.