ECLI:NL:RBROT:2024:5272

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
10-190958-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder poging tot doodslag en diefstal met geweld. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven jaar geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en een ander feit, terwijl feit 2, de poging tot diefstal met geweld, wel bewezen werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende op de hoogte was van de gewelddadige intenties van zijn medeverdachten en dat er geen bewijs was dat hij opzettelijk had bijgedragen aan de poging tot doodslag. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers, die aanzienlijke lichamelijke en psychische schade hadden geleden door de gewelddadige overval. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en de gevolgen van het delict voor hun leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-190958-23
Datum uitspraak: 4 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. P.W. Hermens, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettelijk en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte heeft deelgenomen aan een poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Aangevoerd is dat de verdachte onderdeel was van het plan om de slachtoffers te beroven. Het is onaannemelijk als daarbij niet eerder is gesproken over een bepaalde rolverdeling. De verdachte moet dus hebben geweten dat de medeverdachte een wapen bij zich had. De verdachte kan daardoor mede verantwoordelijk worden gehouden voor de uitvoeringshandelingen van de medeverdachte, namelijk het schieten op het slachtoffer. Deze handeling valt binnen het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat een van de slachtoffers op 24 juli 2023 in de nacht is beschoten bij een poging de slachtoffers te beroven. De verdachte is niet degene die feitelijk heeft geschoten. Niet vast is komen te staan dat de verdachte ervan op de hoogte was dat de medeverdachte een geladen vuurwapen bij zich droeg. Ook zijn er geen feiten of omstandigheden uit het dossier af te leiden waaruit moet worden afgeleid dat de verdachte ernstig rekening moest houden met de mogelijkheid dat de medeverdachte met dat vuurwapen zou gaan schieten. Er was weliswaar een vooropgezet plan om de slachtoffers van een geldbedrag te beroven, maar daarmee kan niet zonder meer worden vastgesteld dat sprake is van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, om het slachtoffer van het leven te beroven. De verdachte had zelf ook geen echt wapen bij zich, wel een nepvuurwapen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2 zonder nadere motivering
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van mening dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft dit feit ook bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
hij op 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een groot geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • met mondkapjes op en met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand zich naar de auto te begeven waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in bevonden en
  • een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten en
  • daarbij de woorden toe te voegen: "waar zijn de doekoe" en/of "geld, geld, geld" en/of "leeg je zakken" en
  • met een een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te slaan en
  • een trappende beweging te maken naar die [slachtoffer 1] en
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging om met (bedreiging met) geweld een geldbedrag van de slachtoffers af te nemen. Hij verklaart daarbij gebruik te hebben gemaakt van een nepvuurwapen. Met dit nepwapen heeft hij het slachtoffer op de bijrijdersplaats bedreigd, maar hij heeft dat wapen ook tegen het hoofd van het andere slachtoffer gedrukt, een jongen van toen nog maar 14 jaar oud. De ervaring leert dat slachtoffers van een (poging tot) beroving nog lange tijd de nadelige psychische en fysieke gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Het schietincident heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren. Verschillende getuigen hebben verklaard wakker te zijn geworden door het geluid van een of meer schoten en van, meteen daarop, rennen en schreeuwen door meerdere mannen en het wegrijden van een auto. Een van de getuigen heeft het beschoten en bloedende slachtoffer op straat aangetroffen. Door daaraan een bijdrage te leveren heeft de verdachte in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid versterkt.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte een blanco strafblad heeft.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2023. Dit rapport houdt het volgende in:
De verdachte wordt verdacht van diefstal met geweld in vereniging, hetgeen hij deels bekend. De verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Hij lijkt zijn leven goed op orde te hebben. Hij woont nog bij zijn ouders, heeft altijd zinvolle dagbesteding gehad, zijn financiële situatie is stabiel en er is geen sprake van problematisch middelengebruik. Dit zijn beschermende factoren.
In de delictsituatie heeft betrokkene de situatie verkeerd ingeschat en lijkt hij zich door twee jeugdvrienden mee te hebben laten slepen. Over het algemeen komt hij echter niet beïnvloedbaar over en lijkt er geen sprake te zijn van cognitieve tekorten. Betrokkene toont spijt en wil geen contact meer met deze jeugdvrienden.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
Gelet op zijn leeftijd valt de verdachte onder het adolescentenstrafrecht. Er zijn geen aanwijzingen voor cognitieve tekorten. De verdachte is gericht op zijn toekomst. Gezinsgerichte hulpverlening en continuering van de schoolgang zijn niet noodzakelijk. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen.
Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Gezien de inschatting dat de risico’s laag zijn, worden interventies of toezicht niet nodig geacht.
7.1.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 536,45 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht beide vorderingen toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 1] voor zover deze ziet op de immateriële schade volledig niet-ontvankelijk te verklaren bij een vrijspraak voor de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag. De schade van het slachtoffer is hoofdzakelijk veroorzaakt doordat een medeverdachte op hem heeft geschoten. De poging tot diefstal met geweld speelt een beduidend kleinere rol in het onderbouwen van de schade.
De verdediging heeft verder verzocht de vordering van [slachtoffer 2] te matigen tot een bedrag van € 1.500,00. Het slachtoffer heeft verklaard dat het vuurwapen waarmee is gedreigd aanvoelde alsof het van plastic was, waardoor hij zich minder bedreigd moet hebben gevoeld.
8.3.
Beoordeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet enkel ziet op het onder 1 ten laste gelegde feit, maar ook ziet op het bewezen verklaarde feit, te weten de poging tot diefstal met geweld. De schade die aan de slachtoffers is toegebracht vloeit rechtstreeks voort uit het gezamenlijke handelen van de verdachten die daar ieder een aandeel in hebben gehad. Daarbij zijn de vorderingen voldoende onderbouwd met uitzondering van de ringdoorbel. De rechtbank ziet namelijk geen rechtstreeks verband tussen het bewezen strafbare feit en het deel van de gevorderde schade dat betrekking heeft op de aankoop van een ringdeurbel door de moeder van de slachtoffers.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] met het door de verdachte gepleegde delict [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Hij heeft binnen drie dagen na het feit twee spoedoperaties moeten ondergaan en heeft een groot blijvend litteken op zijn buik. Er zijn delen van zijn dunne darm weggehaald en er zat een gat in zijn blaas dat gehecht moest worden. Een aantal weken later heeft hij nog een operatie moeten onderdaan om de kogel, die vastzat in het schaambot, te verwijderen. Hij heeft anderhalve week in het ziekenhuis gelegen en kon al die tijd zijn bed niet uit. Eenmaal thuis, kon hij nog steeds niet lopen en is hij 15 kilo afgevallen. Hij is op andere wijze in de persoon is aangetast.
Daarnaast heeft hij psychische schade opgelopen. Weliswaar is dit niet separaat onderbouwd, maar de aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 1] zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hij is met (vuur)wapens geslagen, bedreigd en beschoten in de krappe ruimte van een auto met alle gevolgen van dien (operaties, ziekenhuisopname). De rechtbank zal de immateriële schade van [slachtoffer 1] naar billijkheid vaststellen op € 10.000,00. Zij heeft daarbij gekeken naar vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak.
Ook voor [slachtoffer 2] geldt dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor hem zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hij is bedreigd met een (nep)vuurwapen en is er getuige van geweest dat zijn broer werd geslagen, bedreigd en beschoten en was bovendien pas 14 jaar oud toen dit gebeurde. De rechtbank zal de immateriële schade van [slachtoffer 2] naar billijkheid vaststellen op € 2.500,00. Zij heeft daarbij gekeken naar vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 juli 2023, de datum van het schade toebrengende feit.
Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] in totaal een schadevergoeding betalen van € 10.429,50, vermeerderd met de wettelijke rente. Aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet de verdachte in totaal een schadevergoeding van € 2.500,00 betalen. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 10.429,50 (zegge: tienduizend vierhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), bestaande uit een vergoeding van € 429,50 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 10.429,50(hoofdsom,
zegge: tienduizend vierhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.429,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
87 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 2.500,00(
hoofdsom, zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en L. Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een groot geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
  • met mondkapje(s) op/voor het gezicht en/of met een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand zich naar de auto te begeven waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich in bevonden en/of
  • een of meer vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of
  • daarbij de woorden toe te voegen: "waar zijn de doekoe" en/of "geld, geld, geld" en/of "leeg je zakken" en/of
  • met een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of
  • een trappende beweging te maken naar die [slachtoffer 1] en/of
  • met een vuurwapen een of meer kogels op die [slachtoffer 1] te schieten ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] onder meer in zijn darm, althans bovenlichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op of omstreeks 24 juli 2023 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een (of meer) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool of revolver en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van Categorie III, te weten één of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad.