ECLI:NL:RBROT:2024:5263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
10-996608-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van schuldwitwassen met crimineel geld uit vastgoedtransacties

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van schuldwitwassen. De verdachte heeft gebruik gemaakt van twee woningen die zijn aangeschaft met crimineel geld en heeft in totaal € 60.859,- op zijn eigen bankrekening gestort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn schoonfamilie, betrokken was bij witwashandelingen die voortvloeiden uit de criminele activiteiten van zijn schoonvader. De verdachte ontkende enige kennis te hebben van de criminele herkomst van het geld, maar de rechtbank oordeelde dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft ook een verbeurdverklaring uitgesproken van 50% van de woning aan [adres 2]. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel heeft meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-996608-19
Datum uitspraak: 10 april 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ,
raadsvrouw mr. J.R. Mekkes, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 maart 2024 en van 10 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Inleiding
De verdenking in deze strafzaak houdt in dat de verdachte zich samen met zijn partner en schoonfamilie schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen, dan wel schuldwitwassen.
Het onderzoek ‘Batesville’ draait om witwashandelingen van [medeverdachte 1] en zijn vier (schoon)kinderen. Het onderzoek was in aanvang gericht op de aankopen van vier woningen te [plaats] . Twee van deze woningen zijn gefinancierd door [naam bedrijf 1] , gevestigd in Dubai (hierna: ‘ [naam bedrijf 1] ’). De bestuurders van deze rechtspersoon zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de schoonvader en de zwager van de verdachte.
Nader onderzoek wees uit dat [medeverdachte 1] via [naam bedrijf 1] ook schenkingen deed aan zijn kinderen. Daarnaast werden er stortingen gedaan op de rekeningen van de partner van de verdachte en van zijn schoonzus door [naam bedrijf 2] , een vennootschap in Dubai waarvan [medeverdachte 1] bestuurder was. Bij vier verdachten in dit onderzoek is daarnaast contant geld op hun bankrekeningen gestort.
4.1.
Standpunten
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte weet niet beter dan dat zijn schoonvader een succesvol en vermogend zakenman is. Vanuit die wetenschap heeft hij geld van hem geleend voor de aanschaf van een huis.
Uit het dossier volgt niet dat de verdachte enig vermoeden had, laat staan wetenschap, dat de lening voor de woning aan [adres 2] in 2015 geld betrof dat afkomstig was uit enig misdrijf.
Bij de aankoop van het pand aan [adres 1] heeft de verdachte geen enkele rol gespeeld. Voor zover er sprake was van een witwashandeling door zijn schoonvader was daarom van een nauwe en bewuste samenwerking geen sprake.
Over een periode van vier jaren heeft de verdachte € 60.859,- contant gestort. Een groot deel daarvan werd door zijn moeder gestort in de periode dat hij gedetineerd zat. Het overige deel zijn opbrengsten uit pokerwinsten.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
Het geld van de schoonvader van de verdachte heeft geen legale herkomst.
De hypotheek voor de aankoop van het pand aan [adres 2] is alleen gevestigd om een legale herkomst van de gelden te fingeren. De verdachte heeft met zijn echtgenoot gebruik gemaakt van het criminele geld van zijn schoonvader en hij wist dat dit crimineel geld was.
Daarnaast heeft de verdachte met zijn gezin in het huis aan [adres 1] gewoond, terwijl dit pand nog steeds op naam stond van zijn schoonvader en dit pand aangekocht was met crimineel geld.
De verdachte heeft geen concrete of verifieerbare verklaring gegeven voor de herkomst van de contante stortingen op zijn rekening. De contante stortingen kunnen ook niet worden verantwoord uit de girale looninkomsten.
4.2.
Beoordeling rechtbank
4.2.1
Herkomst geld
De verdachte heeft geld van zijn schoonvader gekregen voor de aankoop van het pand aan [adres 2] . Ten aanzien van het geld waar zijn schoonvader over kon beschikken is er een redelijk vermoeden dat dit uit misdrijf afkomstig is. Verdachtes schoonvader is er niet in geslaagd dit vermoeden te weerleggen. Zijn verklaringen over de herkomst van het geld zijn deels ongeloofwaardig (bitcoins en provisie Chinese staatsobligaties). Voor zover zijn verklaring verifieerbaar was heeft nader onderzoek niet geleid tot de door hem beweerdelijke legale herkomst. Er moet dan ook van uit gegaan worden dat het geld dat de verdachte van zijn schoonvader heeft gekregen uit enig misdrijf afkomstig is.
De herkomst van het geld van de contante stortingen op eigen rekening is onduidelijk, verdachte heeft daarover tot de inhoudelijke behandeling geen verklaring voor gegeven. Blijkbaar heeft de verdachte regelmatig grote hoeveelheden contant geld (meer dan duizend euro) voorhanden, terwijl hij op zitting verklaard heeft dat er geen geld was in het huishouden vanwege de toeslagenaffaire. Het contante geld kan ook niet verklaard worden uit legaal inkomen van de verdachte of zijn echtgenote. Het vermoeden is dan ook gerechtvaardigd dat ook dit geld uit enig misdrijf afkomstig is. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat dit geld deels afkomstig zou zijn van pokerwinsten en deels door zijn moeder zou zijn gestort. Deze verklaring is op geen enkele manier onderbouwd en is daardoor niet verifieerbaar. De rechtbank concludeert dan ook dat ook dit geld uit enig misdrijf afkomstig is.
4.2.2
Weten of redelijkerwijs moeten vermoeden van criminele herkomst
Uit het dossier blijkt dat de verdachte en medeverdachten vanuit Nederland konden beschikken over de bankrekeningen van de in Dubai gevestigde bedrijven van zijn schoonvader en ook over diens persoonlijke bankrekening. De verdachte heeft over het inkomen en vermogen van zijn schoonvader niets anders kunnen zeggen dan dat hij een succesvol zakenman was. Hoewel het nauwelijks voorstelbaar is dat hij niet wist van de criminele herkomst van het inkomen en vermogen van zijn schoonvader, kan dit op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Uit niets blijkt dat hij zijn schoonvader op enig moment vragen heeft gesteld over de herkomst van het geld dat hij hem gaf, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen als hij van dit geld gebruik zou maken. Hij had redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld van enig misdrijf afkomstig was.
Dit geldt ook voor het geld dat contant op de rekening van de verdachte is gestort. Niet kan worden bewezen dat hij wist dat dit geld geen legale herkomst had, maar hij had dit wel redelijkerwijs moeten vermoeden.
4.3
Bespreking ten laste gelegde transacties
4.3.1
Aankoop [adres 2]
De verdachte heeft gebruik gemaakt van het criminele geld dat door een bedrijf van zijn schoonvader is overgemaakt in de vorm van een hypothecaire lening en een schenking. Ook heeft hij gebruik gemaakt van de woning die met dat geld is gekocht door daar tot 1 april 2019 in te wonen. Omdat de zakelijkheid aan de familiehypotheek bijna geheel ontbreekt - er is maar beperkt rente betaald en afgelost, de originaire leenovereenkomst ontbreekt - is in wezen sprake van een schenking aan de verdachte door zijn schoonvader.
Zoals hiervoor is overwogen had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld van zijn schoonvader uit enig misdrijf afkomstig was. Door desondanks het pand te kopen en daarin te gaan wonen heeft hij zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen.
4.3.2
[adres 1]
De verdachte en zijn gezin zijn op enig moment met zijn schoonouders van woning gewisseld. De verdachte moet hebben geweten dat zijn schoonvader de aankoop van deze woning volledig zelf gefinancierd heeft. Vanaf 1 april 2019 staan de verdachte, zijn echtgenoot en hun kinderen geregistreerd op het adres [adres 1] . Vanaf datzelfde moment staat zijn schoonmoeder ingeschreven op [adres 2] . Verdachte heeft van de woning aan [adres 1] gebruik gemaakt, zodat ook ten aanzien van deze woning sprake is van schuldwitwassen.
4.3.3
Contante stortingen
In totaal is € 60.859,- contant op de bankrekening van de verdachte ( [bankrekeningnummer] ) gestort in de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 10 december 2018. Zoals hiervoor geconcludeerd heeft dit geld een criminele herkomst omdat een legale herkomst niet aannemelijk is geworden. Door het storten en weer opnemen van gelden heeft verdachte de werkelijke herkomst verhuld. Ook heeft hij van deze gelden gebruik gemaakt, aangezien er geen contant geld bij hem is aangetroffen. De verdachte heeft zich ten aanzien van de contante stortingen schuldig gemaakt aan schuldwitwassen.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in de periode van 22 januari 2015 tot en met 12 juni 2019,
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
telkens:
a. a) van een woning gelegen aan [adres 2] , en
b) van een woning gelegen aan [adres 1] , en
c) van een geldbedrag van (totaal) euro 60.859 ,
de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende op de voorwerpen/geldbedrag(en) was, en
a. a) een woning gelegen aan [adres 2] , en
b) een woning gelegen aan [adres 1] , en
c) een geldbedrag van (totaal) euro 60.859 ,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben
overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik
heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. De verdachte heeft gebruik gemaakt van twee woningen die zijn aangeschaft met crimineel geld en hij heeft € 60.859,- op zijn eigen bankrekening gestort. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de maatschappij. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De redelijke termijn waarbinnen een strafzaak in beginsel wordt afgedaan, is in deze zaak echter ruimschoots overschreden, hetgeen in het voordeel van de verdachte wordt meegewogen. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat als bijkomende straf de verbeurdverklaring van het pand aan [adres 2] wordt uitgesproken, zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen registergoed, te weten 50% [adres 2] , verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om het in beslag genomen registergoed terug te geven aan de verdachte gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen registergoed, te weten 50% [adres 2] , zal worden verbeurd verklaard. Dit pand staat op naam van de verdachte en het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 63 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
174 (honderdvierenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
87 (zevenentachtig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: 50% [adres 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Daum en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2015 tot en met 12 juni 2019,
te [plaats] en/of de gemeente Binnenmaas en/of Strijen en /of Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten:
a. a) van een woning gelegen aan [adres 2] (DOC-003, p. 1381 e.v.), en/of
b) van een woning gelegen aan [adres 1] (p. 41), en/of
c)van een geldbedrag van (totaal) euro 60.859 (contante stortingen, zie DOC-092, p. 1593 e.v. en DOC-034, p. 1489),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was, en/of
a. a) een woning gelegen aan [adres 2] (DOC-003, P. 1381 e.v.), en/of
b) een woning gelegen aan [adres 1] (p. 41), en/of
c) een geldbedrag van (totaal) euro 60.859 (contante stortingen, zie DOC-092, p. 1593 e.v. en DOC-034, p. 1489),
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 22 januari 2015 tot en met 12 juni 2019,
te [plaats] en/of Binnenmaas en/of Strijen en/of Dordrecht en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten:
a. a) van een woning gelegen aan [adres 2] (DOC-003, P. 1381 e.v.), en/of
b) van een woning gelegen aan [adres 1] (p. 41), en/of
c)van een geldbedrag van (totaal) euro 60.859 (contante stortingen, zie DOC-092, p. 1593 e.v. en DOC-034, p. 1489),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was, en/of
a. a) een woning gelegen aan [adres 2] (DOC-003, p. 1381 e.v.), en/of
b) een woning gelegen aan [adres 1] (p. 41), en/of
c) een geldbedrag van (totaal) euro 60.859 (contante stortingen, zie DOC-092, p. 1593 e.v. en DOC-034, p. 1489), en/of
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;