In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man ontruiming van de woning en een machtiging tot verkoop, terwijl de vrouw tegenvorderingen indient. De man en vrouw zijn gescheiden, maar zijn nog steeds gezamenlijk eigenaar van de woning. De echtscheidingsbeschikking bepaalt dat de vrouw de woning gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking mag gebruiken, maar de man stelt dat de vrouw niet aan de voorwaarden heeft voldaan. De vrouw betwist dit en stelt dat de man de verkoop van de woning tegenwerkt. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man en de tegenvorderingen van de vrouw afgewezen, omdat de vrouw niet in staat was om de woning te financieren binnen de gestelde termijn, en er nog onduidelijkheid bestaat over de verdeling van de schulden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de woning op dit moment niet aan een derde mag worden verkocht en dat de man de woning niet kan ontruimen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet betalen.