ECLI:NL:RBROT:2024:5260

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
C/10/673794 / HA RK 24-140
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor in civiele aansprakelijkheidszaak na aanrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2024 een beschikking gegeven in een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekster, woonachtig in Dordrecht en vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Wytema, heeft het verzoek ingediend naar aanleiding van een aanrijding op 23 april 2022 waarbij zij betrokken was. De andere partij, Nationale-Nederlanden Schadeverzekeringmaatschappij N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van der Linden, is de WAM-verzekeraar van de andere bestuurder. De rechtbank had eerder in een deelgeschilprocedure vastgesteld dat de andere bestuurder voor 50% aansprakelijk was voor de schade van de verzoekster. Om de kansen op hoger beroep te kunnen inschatten, verzocht de verzoekster om een voorlopig getuigenverhoor om getuigen onder ede te horen, waaronder zijzelf, de andere bestuurder, en een getuige die de aanrijding heeft gezien.

Nationale-Nederlanden betwistte het verzoek en stelde dat er geen bijrijder in de auto van de andere bestuurder was en dat de verklaringen van de betrokkenen al bekend waren. De rechtbank oordeelde echter dat het verzoek tot het horen van de getuigen toewijsbaar was, omdat de verzoekster voldoende belang had bij het verkrijgen van aanvullende informatie over de aanrijding. De rechtbank wees ook het zelfstandig tegenverzoek van Nationale-Nederlanden toe, zodat zij tijdens het getuigenverhoor vragen kon stellen die relevant waren voor de schade van de verzoekster. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft de datum en tijdstip voor het getuigenverhoor nog niet vastgesteld, maar dit zal in overleg met de partijen gebeuren.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/673794 / HA RK 24-140
Beschikking van 7 juni 2024
in de zaak van
[verzoekster],
woonplaats: Dordrecht,
verzoekster,
verweerster in het zelfstandig tegenverzoek,
advocaat mr. E. Wytema te Haarlem,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
vestigingsplaats: Den Haag,
verweerster,
verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,
advocaat mr. S. van der Linden te Ermelo.
De partijen worden hierna ‘[verzoekster]’ en ‘Nationale-Nederlanden’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ontvangen op 15 februari 2024, met bijlagen 1 tot en met 6;
  • het verweerschrift, met bijlagen 1 tot en met 6;
  • de mondelinge behandeling op 24 april 2024;
  • de spreekaantekeningen van mr. Wytema.

2.De beoordeling van het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek

Waar gaat de zaak over?

2.1.
Op 23 april 2022 botsten twee personenauto’s op enkele meters van een wegversmalling tegen elkaar aan. [verzoekster] was de bestuurder van de ene personenauto en [naam 1] (‘[naam 1]’) was de bestuurder van de andere personenauto. Nationale-Nederlanden is de WAM-verzekeraar van de personenauto die door [naam 1] werd bestuurd. Die personenauto staat op naam van [naam 2] (‘[naam 2]’).
2.2.
De rechtbank heeft in een beschikking van 13 november 2023 in een deelgeschilprocedure voor recht verklaard dat [naam 1] voor 50% aansprakelijk is voor de gevolgen van de aanrijding en dat Nationale-Nederlanden als WAM-verzekeraar gehouden is tot vergoeding van 50% van de door [verzoekster] geleden en te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van de aanrijding. [verzoekster] overweegt om hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking. Om de kansen van dat hoger beroep in te kunnen schatten, wil [verzoekster] nader en beter inzicht verkrijgen in de toedracht van de aanrijding. Daarom verzoekt zij in deze zaak dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor beveelt om de volgende getuigen onder ede te horen:
[verzoekster] zelf;
[naam 1];
[naam 2];
e bijrijder van [naam 1], waarvan de gegevens tot vandaag onbekend zijn bij [verzoekster]; en
[naam 3] (‘[naam 3]’), die ten tijde van de aanrijding achter de personenauto van [verzoekster] reed en die de aanrijding heeft zien gebeuren.
2.3.
Nationale-Nederlanden is het niet eens met het verzoek van [verzoekster]. In de eerste plaats zat er geen bijrijder in de personenauto die [naam 1] ten tijde van de aanrijding bestuurde. Verder was [naam 2] niet aanwezig ten tijde van de aanrijding. Tot slot zijn de verklaringen van [verzoekster], [naam 1] en [naam 3] al bekend en heeft [verzoekster] er geen belang bij om hen opnieuw een verklaring te laten afleggen. Voor het geval dat de rechtbank het verzoek toch toewijst, verzoekt Nationale-Nederlanden als zelfstandig tegenverzoek om uit proceseconomische overwegingen tijdens het getuigenverhoor van [verzoekster] enkele vragen te kunnen stellen die relevant zijn voor de aard en omvang van de schade van [verzoekster].
Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in het algemeen
2.4.
In artikel 186 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat dat in de gevallen waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten op verzoek van de belanghebbende een voorlopig getuigenverhoor kan worden bevolen. Hoewel in de wet staat dat de rechter een voorlopig getuigenverhoor “kan” bevelen, heeft de rechter geen discretionaire bevoegdheid. In principe heeft de belanghebbende recht op zo’n verhoor, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, behalve als sprake is van een afwijzingsgrond. De afwijzingsgronden zijn (1) misbruik van bevoegdheid, (2) strijd met de goede procesorde, (3) dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar en (4) het ontbreken van voldoende belang bij het verzoek.
Het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek worden toegewezen
2.5.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoekster] tot het horen van haarzelf, [naam 1], [naam 2] en [naam 3] toe. Het verzoek voldoet aan de eisen voor toewijzing daarvan en er is geen sprake van een afwijzingsgrond. Het verweer van Nationale-Nederlanden dat [verzoekster] geen voldoende belang bij haar verzoek heeft, faalt. [verzoekster] heeft belang bij het onder ede horen van al deze getuigen en in het bijzonder bij het horen van [naam 3]. Het staat immers vast dat Bosscha Ongevallenanalyse B.V., dat een rapport over de aanrijding heeft geschreven, in haar rapport alleen de korte schriftelijke verklaring van [naam 3] (productie 4) heeft gebruikt en die is zeer beperkt. [verzoekster] heeft duidelijk aangegeven dat zij aanvullende vragen voor [naam 3] heeft en dat komt de rechtbank niet onbegrijpelijk voor. Voor wat betreft [naam 1] begrijpt de rechtbank ook dat [verzoekster] hem onder ede wil laten horen, aangezien de stellingen van [naam 1] op belangrijke punten afwijken van de stellingen van [verzoekster]. Ten aanzien van [naam 2] stelt [verzoekster] dat hij excuses heeft gemaakt voor de fout van [naam 1] Nationale-Nederlanden betwist dat. Gelet daarop heeft [verzoekster] voldoende belang om ook [naam 2] onder ede te horen. In deze procedure mag immers niet vooruit worden gelopen op de bewijswaardering in een eventueel hoger beroep van de deelgeschilprocedure.
2.6.
Ten aanzien van de bijrijder die volgens [verzoekster] in de auto van [naam 1] zat, heeft Nationale-Nederlanden zich voldoende ingespannen om te achterhalen of er een bijrijder was. Nationale-Nederlanden heeft informatie verkregen van [naam 1] en heeft die gedeeld. Die informatie komt er op neer dat er geen bijrijder was, maar dat er een vriend van [naam 1] vlak na het ongeval ter plaatse is gekomen. Deze vriend heeft het ongeval niet zien gebeuren, zo stelt [naam 1] De rechtbank stelt voor om de getuigen die zullen worden gehoord tijdens het voorlopig getuigenverhoor te vragen of er wel of geen bijrijder bij [naam 1] in de auto zat. Als blijkt dat er wel een bijrijder was, kan die persoon eventueel aanvullend worden gehoord.
2.7.
De rechtbank wijst het zelfstandig tegenverzoek ook toe. Het zelfstandig tegenverzoek is voldoende verbonden met het verzoek van [verzoekster] en [verzoekster] heeft ook geen bezwaar gemaakt tegen toewijzing. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het uit proceseconomische overwegingen efficiënt is om Nationale-Nederlanden toe te staan tijdens het getuigenverhoor van [verzoekster] vragen te stellen die relevant zijn voor de aard en omvang van de schade van [verzoekster].
De proceskosten
2.8.
[verzoekster] heeft niet om een proceskostenveroordeling verzocht. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

3.De beslissing op het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek

De rechtbank:
3.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor;
3.2.
bepaalt dat als getuige kunnen worden gehoord: [verzoekster], [naam 1], [naam 2] en [naam 3] in het gebouw van deze rechtbank voor een nader te noemen rechter, op een nader, in overleg met partijen, vast te stellen datum en tijdstip;
3.3.
bepaalt dat Nationale-Nederlanden tijdens het getuigenverhoor van [verzoekster] vragen mag stellen die relevant zijn voor de aard en omvang van de schade van [verzoekster].
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
3349 / 2990