ECLI:NL:RBROT:2024:5255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
10/047300-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van opzettelijke uitlokking tot brandstichting en ontploffing met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van brandstichting en het teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar heeft de subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen verklaard. De verdachte had een minderjarige medeverdachte uitgelokt om een vuurwerk brandstof combinatie (VBC) bij de woning van zijn oom te plaatsen en aan te steken. Dit gebeurde op 24 februari 2023, waarbij de verdachte via chatberichten instructies gaf en een belofte deed van betaling voor de uitvoering van het delict. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende opzet had om de medeverdachte aan te zetten tot het plegen van de strafbare feiten, ondanks dat de uitvoering niet is voltooid. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/047300-24
Datum uitspraak: 5 juni 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A Welten heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat beide subsidiair ten laste legde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Voor de primaire varianten dient de verdachte te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Het enige verband tussen de verdachte en deze zaak is een chatgesprek, aangetroffen op de telefoon van een medeverdachte. De verklaring van de verdachte dat hij de berichten niet heeft verstuurd, is niet zonder meer onaannemelijk. De verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair wordt gesteld dat sprake is van een eendaadse samenloop.
4.1.3.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt het volgende:
Op 24 februari 2023 omstreeks 2:50 uur heeft de minderjarige medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) een vuurwerk brandstof combinatie (hierna: VBC) voor een woning - gelegen aan de [adres delict] in Rotterdam - geplaatst en aangestoken. In deze woning woont de oom van de verdachte. [medeverdachte 1] heeft dit feit bekend en aangegeven dat hij hiervoor rond de 100 euro heeft gekregen.
Om onbekende redenen is deze VBC niet tot ontploffing gekomen, maar alleen opgebrand. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat indien de VBC was ontploft, er brand had kunnen ontstaan met mogelijke schade aan de woning en inboedel als gevolg.
Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) is kort na het incident in de omgeving van de woning staande gehouden. De telefoon van [medeverdachte 2] is later - in een ander strafrechtelijk onderzoek - in beslag genomen en uitgelezen. In deze telefoon zijn meerdere chatgesprekken met ene ‘ [persoon A] ’ aangetroffen die onmiskenbaar betrekking hebben op de onderhavige gebeurtenis.
Uit deze berichten blijkt onder meer dat deze [persoon A] degene is geweest die de opdracht heeft gegeven de VBC te plaatsen bij de [adres delict] en daarvoor zou betalen. [medeverdachte 2] is vervolgens degene geweest die [medeverdachte 1] heeft geregeld voor de feitelijke uitvoering.
Is de verdachte deze ‘ [persoon A] ’?
Tijdens de voornoemde chatgesprekken maakte [persoon A] gebruik van het telefoonnummer: [gsm-nummer] . De verdachte heeft tijdens het politieverhoor bekend dat dit zijn telefoonnummer is en dat hij in die periode de enige gebruiker was van zijn telefoon. Ook uit de inhoud van de chatgesprekken volgt een duidelijk verband met de verdachte. Zo spreekt [medeverdachte 2] zijn gesprekspartner aan met [persoon A] en heeft de verdachte op zitting verklaard dat mensen hem [persoon A] noemen. In een chatgesprek wordt door deze [persoon A] vervolgens ook gerefereerd aan zijn oom (‘me uncle’). Uit het dossier volgen verder geen aanwijzingen dat het iemand anders is geweest dan de verdachte.
Nu de verdachte tijdens zijn politieverhoor heeft verklaard dat hij als enige gebruik maakt van zijn telefoon en voornoemde nummer, komt de rechtbank in combinatie met de overige omstandigheden tot de vaststelling dat het de verdachte is geweest die het hiervoor weergegeven contact met [medeverdachte 2] heeft gehad en opdracht heeft gegeven tot plaatsing van de VBC bij de woning aan de [adres delict] .
De verdachte heeft op zitting (kort gezegd) verklaard dat hij op de avond van 24 februari 2023 op een verjaardagsfeestje was. Hij is toen ziek geworden en is zijn telefoon aldaar kwijt geraakt. Hij stelt dat hij de telefoon vervolgens ongeveer vier tot vijf dagen kwijt is geweest. Hij vermoedt dat iemand anders in die periode de berichten vanaf zijn telefoon zou hebben gestuurd.
De rechtbank acht deze verklaring onvoldoende onderbouwd en bovendien op basis van het voorgaande ongeloofwaardig. Uit het dossier volgt ook dat negen dagen na het incident - dus toen verdachte volgens eigen zeggen zijn telefoon weer in zijn bezit moet hebben gehad - hierover op de telefoon van verdachte nog contact is geweest tussen [persoon A] en [medeverdachte 2] . De verklaring van de verdachte dat dit bericht ook door een onbekende derde zou zijn verstuurd, acht de rechtbank ongeloofwaardig
Uitlokking
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe de handelingen van de verdachte gekwalificeerd moeten worden. Voor een bewezenverklaring van uitlokking dient aan de volgende vereisten te worden voldaan.
Het opzet van de uitlokker is zowel gericht op het uitlokken van de ander als op het delict waartoe de ander is aangezet
Gezien de hiervoor besproken inhoud van de bewijsmiddelen heeft de verdachte, via een tussenpersoon, de medeverdachte gevraagd om tegen betaling een VBC te plaatsen bij de woning van zijn oom. Hij heeft daartoe onder meer het adres gegeven en zich ook op afstand (met instructies via de chat) met de uitvoering bemoeid. Verder blijkt uit de chatberichten dat de verdachte verbolgen was over het feit dat de VBC niet tot ontploffing was gekomen en dat hij daarom eigenlijk niet wilde betalen.
Hieruit blijkt dat het opzet van de verdachte gericht is geweest op het delict, en dat zijn opzet tevens gericht is geweest op het overhalen van de medeverdachte om deze ontploffing/brandstichting te plegen.
Het aanzetten van een ander
De verdachte heeft door, via een tussenpersoon, de medeverdachte te benaderen hem op het idee gebracht om de ontploffing/brandstichting te plegen. Immers blijkt uit niets dat de medeverdachte al voor het contact met de verdachte het idee had om het strafbare feit te plegen.
Gebruik van één of meer uitlokkingsmiddelen
Er is sprake van een limitatieve opsomming van uitlokkingsmiddelen. Deze uitlokkingsmiddelen zijn in artikel 47 Sr genoemd. Deze middelen dienen te zijn gebruikt om de ander over te halen en niet slechts om behulpzaam te zijn bij het plegen van het feit. De rechtbank stelt vast dat de verdachte in ieder geval één uitlokkingsmiddel heeft gebruikt. Zo heeft hij een belofte gemaakt, namelijk door het in het vooruitzicht stellen van een bepaald geldbedrag. Dat dit geldbedrag in het vooruitzicht is gesteld, is de reden geweest dat de medeverdachte [medeverdachte 1] het strafbare feit wilde plegen. Ook heeft de verdachte inlichtingen verschaft over de locatie van de woning waar de VBC moest worden geplaatst.
Uitgevoerd door een strafbare dader?
De VBC is op 24 februari 2023 voor de woning van het slachtoffer aangestoken. De uitvoerder, medeverdachte [medeverdachte 1] , is strafbaar.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de brandstichting en het te weeg brengen van een ontploffing heeft uitgelokt, maar dat de uitvoering van de voorgenomen misdrijven niet is voltooid.
Dat de verdachte zich ook (met instructies via de chat) met de uitvoering heeft bemoeid, acht de rechtbank, net zoals door de officier van justitie is gerekwireerd, onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring voor het primair tenlastegelegde medeplegen.
4.1.4.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten.
De subsidiair tenlastegelegde feiten 1 en 2 zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
[medeverdachte 1] op 24 februari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten bij/voor een woning gelegen aan de [adres delict] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel te duchten was
-zich heeft begeven naar de woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam en
-een cobra bevestigd aan een houder gevuld met benzine, althans met een brandbare stof heeft meegenomen/vervoerd en
-de cobra heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk voorgenomen feit verdachte in de periode voorafgaand aan 24 februari 2023 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften en het verschaffen van inlichtingen, te weten door (al dan niet via tussenpersoon [medeverdachte 2] ) opdracht te geven tot een brandstichting voor/bij de genoemde woning (door middel van een zogenaamde VBC combinatie) en het in het vooruitzicht stellen van een betaling en het verschaffen van inlichtingen over de locatie van de woning;
2.
[medeverdachte 1] op 24 februari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen bij/voor een woning gelegen aan de [adres delict] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel te duchten was
-zich heeft begeven naar de woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam en
-een cobra bevestigd aan een houder gevuld met benzine, althans met een brandbare stof heeft meegenomen/vervoerd en
-de cobra heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk voorgenomen feit verdachte in de periode voorafgaand aan 24 februari 2023 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften en het verschaffen van inlichtingen, te weten door (al dan niet via tussenpersoon [medeverdachte 2] ) opdracht te geven tot het laten ontploffen van een cobra in een VBC combinatie en het in het vooruitzicht stellen van een betaling en het verschaffen van inlichtingen over de locatie van de woning;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan ook worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van:
1.
opzettelijke uitlokking van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is door giften en het verschaffen van inlichtingen
en
2.
opzettelijke uitlokking van poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is door giften en het verschaffen van inlichtingen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een minderjarige uitgelokt tot het pogen een ontploffing te veroorzaken en brand te stichten bij een woning in Rotterdam. Door zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven er niet voor terug te schrikken andere mensen, notabene zijn eigen familie, ernstig in gevaar te brengen. Daarbij lijkt hij geen enkel respect te hebben voor andermans veiligheid en bezittingen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een daadwerkelijk ontploffing van een VBC zich snel en onbeheerst had kunnen ontwikkelen en grote materiële schade en leed kan veroorzaken. Dat verdachte een minderjarige heeft ingezet om de VBC aan te steken, rekent de rechtbank hem zeer aan.
Daarnaast zijn explosies aan de orde van de dag in de stad Rotterdam, wat zorgt voor maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de ziekte van Crohn heeft en hiervoor medicatie slikt. Hij heeft zorgen over medische situatie, omdat hij in de penitentiaire inrichting niet altijd de juiste zorg krijgt. Daarnaast is zijn vriendin zwanger is. Hij wil graag voor haar zorgen.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om bij een veroordeling een straf op te leggen conform voorarrest, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijk deel, dan wel een taakstraf. Hiervoor wordt geen aanleiding gezien. De verdachte heeft op de zitting weliswaar een verklaring afgelegd maar die is niet geloofwaardig. Hij heeft geen openheid van zaken gegeven en heeft geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. Ook de andere persoonlijke omstandigheden van de verdachte hebben de rechtbank geen aanleiding gegeven om af te wijken van bovenstaand uitgangspunt.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting in het geding gevoegd: [benadeelde] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden.
De benadeelde partij vordert mondeling ter zitting een vergoeding aan materiële schade van € 1.600,-. Dit heeft betrekking op het vervangen van twee beschadigde deuren. Daarnaast wordt een vergoeding van € 13.400,- aan immateriële schade gevorderd, vanwege emotionele schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering benadeelde partij is voor wat betreft de materiële schade niet onderbouwd, verzocht wordt om dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de immateriële schade wordt verzocht om de vordering toe te wijzen tot
€ 2.000,- euro, en voor het overige niet ontvankelijk te verklaren, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Verzocht wordt om de vordering benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. De vordering is onvoldoende onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
De vordering benadeelde partij is voor wat betreft de materiële en immateriële schade niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Aanhouding van de zaak ten behoeve van de verdere behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en J. Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 5 juni 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Primair
hij op 24 februari 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk
brand te stichten,
bij een woning, gelegen aan de [adres delict]
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel en/of
één of meer aangrenzende woning(en) met inboedel, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen
te duchten was
-zich heeft begeven naar en/of in de nabijheid heeft opgehouden van een woning
gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam en
- Whatsapp berichten heeft verzonden naar en/of ontvangen van medeverdachte(n)
met instructies en/of actuele informatie over de aanslag en
-een cobra, met tape heeft bevestigd aan een jerrycan, althans een houder gevuld
met benzine, althans met een brandbare stof en/of (vervolgens) dit voorwerp heeft
meegenomen/vervoerd en/of overgedragen aan (een) medeverdachte(n) en
-de cobra heeft aangestoken ten gevolge waarvan een klein brandje op het trottoir
heeft plaatsgevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , althans een persoon, op 24 februari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten bij/voor een woning gelegen aan de [adres delict] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel en/of één of meer aangrenzende woning(en) met inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
-zich heeft begeven naar de woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam en
-een cobra bevestigd aan een houder gevuld met benzine, althans met een brandbare stof heeft meegenomen/vervoerd en
-de cobra heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk voorgenomen feit verdachte in de periode voorafgaand aan 24 februari 2023 in Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door (al dan niet via tussenpersoon [medeverdachte 2] ) opdracht te geven tot een brandstichting voor/bij de genoemde woning (door middel van een zogenaamde VBC combinatie) en het in het vooruitzicht stellen van een betaling en het verschaffen van inlichtingen over de locatie van de woning;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op 24 februari 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk
een ontploffing teweeg te brengen,
bij een woning, gelegen aan de [adres delict]
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel en/of
één of meer aangrenzende woning(en) met inboedel, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen
te duchten was
-zich heeft begeven naar en/of in de nabijheid heeft opgehouden van een woning
gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam en
-Whatsapp berichten heeft verzonden naar en/of ontvangen van medeverdachte(n)
met instructies en/of actuele informatie over de aanslag en
-de cobra, met tape heeft geplakt aan een jerrycan, althans een houder gevuld met
benzine, althans met een brandbare stof en/of (vervolgens) dit voorwerp heeft
meegenomen/vervoerd en/of overgedragen aan (een) medeverdachte(n) en
-voornoemde cobra heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , althans een persoon, op 24 februari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen bij/voor een woning gelegen aan de [adres delict] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning met inboedel en/of één of meer aangrenzende woning(en) met inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
-zich heeft begeven naar de woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam en
-een cobra bevestigd aan een houder gevuld met benzine, althans met een brandbare stof heeft meegenomen/vervoerd en
-de cobra heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk voorgenomen feit verdachte in de periode voorafgaand aan 24 februari 2023 in Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door (al dan niet via tussenpersoon [medeverdachte 2] ) opdracht te geven tot het laten ontploffen van een cobra in een VBC combinatie en het in het vooruitzicht stellen van een betaling en het verschaffen van inlichtingen over de locatie van de woning.