ECLI:NL:RBROT:2024:524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
10753101 CV EXPL 23-28115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding in consumentenrechtelijke context

In deze zaak heeft CE Credit Management Invest Fund 1 B.V. (hierna: CE) een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] voor het betalen van onbetaalde facturen die voortvloeien uit overeenkomsten met T-Mobile. De gedaagde, die zelf procedeert, heeft in een winkel van T-Mobile twee overeenkomsten gesloten, maar heeft diverse facturen onbetaald gelaten, met een totaalbedrag van € 313,55. CE heeft de vordering van T-Mobile overgenomen en eist de resterende hoofdsom van € 193,55, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde heeft erkend dat er nog een bedrag openstaat, maar betwist de bijkomende kosten en stelt dat zij geen correspondentie meer heeft ontvangen na haar verhuizing in augustus 2020.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat CE voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde op de hoogte was van de vordering, onder andere door eerdere aflossingen en contact met CE in 2021. De rechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een schending van de informatieverplichtingen die aan de consument moeten worden verstrekt bij het sluiten van de overeenkomst. De vordering van CE is volledig toegewezen, inclusief de onbetaalde maandbedragen, schadevergoeding, buitengerechtelijke incassokosten en rente. De proceskosten zijn vastgesteld op € 333,50, die door de gedaagde moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10753101 CV EXPL 23-28115
datum uitspraak: 19 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
CE Credit Management Invest Fund 1 B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: LegalSteps B.V.,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘CE’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 oktober 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde01] heeft in een winkel van T-Mobile twee overeenkomsten met T-Mobile gesloten uit hoofde waarvan zij maandelijks een bedrag aan T-Mobile moest betalen. T-Mobile heeft [gedaagde01] diverse facturen gestuurd, waarvan de volgende onbetaald zijn gebleven:
  • factuur [factuurnummer01] d.d. 14 mei 2018 van € 15,00;
  • factuur [factuurnummer02] d.d. 13 augustus 2018 van € 15,00;
  • factuur [factuurnummer03] d.d. 13 september 2018 van € 15,00;
  • factuur [factuurnummer04] d.d. 20 september 2018 van € 268,55.
Totaalbedrag: € 313,55
2.2.
T-Mobile heeft haar vordering op [gedaagde01] overgedragen aan CE. Ter aflossing van het openstaande bedrag van € 313,55 hebben partijen in 2019 een betalingsregeling getroffen, maar die regeling is vroegtijdig komen te vervallen. [gedaagde01] heeft in totaal € 120,00 afgelost. In deze procedure eist CE de restant hoofdsom van € 193,55 met rente en kosten.
2.3.
[gedaagde01] heeft erkend dat zij nog een bedrag aan CE moet betalen, maar is het niet eens met de bijkomende kosten. Zij is in augustus 2020 verhuisd en heeft daarna geen brieven meer over de vordering ontvangen, aldus [gedaagde01] .
2.4.
CE heeft bij repliek aangevoerd dat [gedaagde01] wel degelijk op de hoogte was van de eis, omdat zij in 2019 al diverse aflossingen heeft gedaan en bovendien op 20 mei 2021 contact met CE heeft opgenomen om een nieuwe betalingsregeling af te spreken.
2.5.
[gedaagde01] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd op de nadere stellingen van CE in de conclusie van repliek.
De uitkomst
2.6.
De eis van CE wordt volledig toegewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen
2.7.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die is gesloten tussen een handelaar (T-Mobile) en een consument ( [gedaagde01] ) anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte, namelijk in een winkel van T-Mobile. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet vóór het sluiten van de overeenkomst aan de consument bepaalde informatie worden verstrekt en deze informatie moet aan de consument worden bevestigd op een duurzame gegevensdrager. De rechter moet ambtshalve beoordelen of sprake is van een schending van zo’n verplichting. Als sprake is van een voldoende ernstige schending dan moet de rechter de betalingsverplichting van de consument (gedeeltelijk) vernietigen.
2.8.
CE heeft gesteld en onderbouwd dat aan voornoemde informatieplichten is voldaan. In dit geval is er daarom geen sprake van een voldoende ernstige schending en wordt de betalingsverplichting van [gedaagde01] niet vernietigd.
[gedaagde01] moet de onbetaalde maandbedragen betalen
2.9.
Dit deel van de eis wordt toegewezen, omdat [gedaagde01] de verschuldigdheid hiervan niet heeft betwist.
[gedaagde01] moet de schadevergoeding abonnement betalen
2.10.
Dit deel van de eis wordt toegewezen op de subsidiaire grondslag, omdat CE de algemene voorwaarden waarnaar zij (primair) verwijst niet heeft overgelegd. CE heeft haar schade begroot op 50% van de vergoeding die [gedaagde01] had moeten betalen over de maanden dat de overeenkomst na beëindiging nog zou voortduren exclusief btw, overeenkomstig het rapport Ambtshalve Toetsing II/III. De kantonrechter volgt deze berekeningswijze van CE.
[gedaagde01] moet de resterende termijnen van het toestelkrediet betalen
2.11.
Dit deel van de eis wordt eveneens toegewezen, omdat [gedaagde01] de verschuldigdheid hiervan niet heeft betwist.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.12.
De incassokosten van € 40,00 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). [gedaagde01] heeft weliswaar aangevoerd dat zij in augustus 2020 is verhuisd en daarom de correspondentie over de onbetaalde facturen niet zou hebben ontvangen, maar de door CE overgelegde betalingsherinnering dateert van voor die tijd (17 januari 2019). Op de bij repliek door CE ingenomen stelling dat [gedaagde01] op 20 mei 2021 zelf contact met haar heeft opgenomen om een betalingsregeling af te spreken, heeft [gedaagde01] niet gereageerd. [gedaagde01] is niet verschenen op de rolzitting van 21 december 2023 en heeft ook niet schriftelijk gereageerd of om aanhouding verzocht. Vervolgens is [gedaagde01] door de rechtbank geïnformeerd over het feit dat de kantonrechter vonnis heeft bepaald in de zaak. Ook dat bericht heeft niet geleid tot een nadere reactie van [gedaagde01] .
2.13.
Aangezien [gedaagde01] niet heeft gereageerd op de repliek van CE, moet de kantonrechter uitgaan van de juistheid van de in deze akte ingenomen stellingen van CE. In deze zaak staat daarom vast dat [gedaagde01] wel degelijk op de hoogte was van de vordering, omdat zij in 2019 in het kader van een betalingsregeling zes keer € 20,00 heeft afgelost en in 2021 een nieuwe betalingsregeling wilde treffen.
Rente
2.14.
De rente wordt toegewezen, omdat CE genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.15.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van CE tot vandaag vast op € 108,00 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht, € 78,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 39,00) en € 19,50 aan nakosten (½ punt × € 39,00). Dit is totaal € 333,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan CE te betalen € 233,55 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 193,55 vanaf de vervaldatum van de facturen tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van CE tot vandaag worden vastgesteld op € 333,50;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
43416