ECLI:NL:RBROT:2024:5232
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep beoordeeld. Eiseres, eigenaar van een portiekwoning in Schiedam, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, die op 1 januari 2022 op € 295.000,- is vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep ging. De rechtbank heeft op 15 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiseres stelt dat de waarde niet hoger kan zijn dan € 285.000,- en voert aan dat de gebruikte vergelijkingsobjecten niet representatief zijn vanwege achterstallig onderhoud en andere verschillen. De rechtbank concludeert echter dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde correct is vastgesteld, door middel van een taxatierapport en vergelijkingen met andere woningen in de buurt. De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarde op een juiste manier is bepaald en dat de beroepsgronden van eiseres niet tot een ander oordeel leiden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.