ECLI:NL:RBROT:2024:523

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
10558787 CV EXPL 23-17205
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in civiele procedure met verwijzing naar team handel en haven

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de kantonrechter op 19 januari 2024 tot de conclusie gekomen dat hij niet bevoegd is om de zaak te behandelen. De zaak betreft een geschil tussen twee bedrijven, aangeduid als [bedrijf01] en [bedrijf02], waarbij [bedrijf01] een hoofdsom van meer dan € 25.000,00 vordert. De kantonrechter heeft op basis van de ingediende processtukken, waaronder de dagvaarding en het antwoord met eis in reconventie, vastgesteld dat de vordering van [bedrijf01] gegrond is op een rechtstitel met een belang van € 44.787,70. Dit bedrag overschrijdt de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter, die in dit geval niet in staat is om de zaak inhoudelijk te behandelen.

De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de bevoegdheid naar voren te brengen. [bedrijf01] heeft aangegeven dat na verrekening het belang onder de € 25.000,00 zou liggen, terwijl [bedrijf02] zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Gezien de omstandigheden en het verweer van [bedrijf02] heeft de kantonrechter geoordeeld dat de zaak moet worden verwezen naar het team handel en haven van de rechtbank, waar een advocaat noodzakelijk is voor verdere procedurele stappen.

De beslissing van de kantonrechter houdt ook in dat beide partijen griffierechten verschuldigd zijn, die binnen vier weken na de roldatum betaald moeten worden. De griffier is opgedragen om de processtukken en een afschrift van het vonnis tijdig toe te sturen aan de griffier van het team handel en haven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10558787 CV EXPL 23-17205
datum uitspraak: 19 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[bedrijf01] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
vertegenwoordigd door: [naam01] ,
tegen
[bedrijf02] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. C. Posthouwer.
De partijen worden hierna ‘ [bedrijf01] ’ en ‘ [bedrijf02] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 juni 2023, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de rolbeslissing van de kantonrechter van 10 november 2023;
  • de aantekeningen van de mondelinge reactie namens [bedrijf01] ;
  • de akte uitlating bevoegdheid van [bedrijf02] .

2.De beoordeling

2.1.
Bij rolbeslissing van 10 november 2023 heeft de kantonrechter voorlopig geoordeeld dat de door [bedrijf01] gevorderde hoofdsom meer dan € 25.000,00 bedraagt en dat de kantonrechter daarom, mede gelet op het verweer van [bedrijf02] , niet bevoegd is om deze eis te behandelen en daarop te beslissen. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. Van deze mogelijkheid hebben zij gebruik gemaakt.
2.2.
[bedrijf01] herhaalt kort gezegd dat de eis na verrekening een belang van minder dan € 25.000,00 heeft en dat zij de zaak graag wil laten behandelen door de kantonrechter.
2.3.
[bedrijf02] refereert zich aan het oordeel van kantonrechter.
2.4.
De kantonrechter is niet bevoegd om deze zaak te behandelen. De eis van [bedrijf01] is gegrond op een rechtstitel met een belang van meer dan € 25.000,00, namelijk een overeenkomst op grond waarvan [bedrijf02] gehouden zou zijn om in totaal een bedrag van € 44.787,70 aan hoofdsom te voldoen. Omdat [bedrijf02] onder meer verweer voert met betrekking tot de overeenkomst en de gestelde verrekening, dient voor het geldelijk belang van het geschil te worden uitgegaan van de totale hoofdsom van € 44.787,70. Verder heeft [bedrijf02] enkel aangegeven zich neer te leggen bij het oordeel van de kantonrechter. Daaruit kan dus niet zonder meer worden afgeleid dat ook [bedrijf02] wenst dat de zaak inhoudelijk door de kantonrechter wordt behandeld.
2.5.
De zaak wordt daarom verwezen naar het team handel en haven van deze rechtbank.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de civiele rol van het team handel en haven van
woensdag 21 februari 2024 om 10.00 uur;
3.2.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet in persoon kunnen procederen, maar dat zij hiervoor een advocaat nodig hebben;
3.3.
wijst [bedrijf01] erop dat een griffierecht is verschuldigd van € 2.837,00 doordat de zaak is verwezen en dat de verhoging van € 1.453,00 binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald, waarvoor [bedrijf01] een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
3.4.
wijst [bedrijf02] erop dat zij griffierecht moet betalen van € 2.837,00 omdat deze zaak is verwezen en dat dat bedrag binnen vier weken na de hiervoor genoemde roldatum moet zijn betaald, waarvoor [bedrijf02] een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal ontvangen;
3.5.
draagt de griffier op de processtukken en een afschrift van dit vonnis tijdig voor genoemde rolzitting toe te sturen aan de griffier van het team handel en haven van deze rechtbank.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416