Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair (met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar) en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
- oplegging aan de verdachte van de maatregel tot beperking van de vrijheid, als bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht , inhoudende – kort gezegd – huisarrest tijdens de komende jaarwisseling en dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.
4.Bewijs en bewezenverklaring
5.Strafbaarheid feiten
1.primair
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen
EBI).
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
€400,-, (zegge: vierhonderd euro), aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€400,-,(hoofdsom,
zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van €400,-, niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€400,-, (zegge: vierhonderd euro), aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van benadeelde partij onder nummer [nummer 7] te betalen
€400,-,(hoofdsom, zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van €400,-, niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;