De rechtbank heeft acht geslagen op de besproken rapporten en de toelichting hierbij ter terechtzitting van de deskundige namens de reclassering.
6.1.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte voor beide ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en vordert hem daarom te ontslaan van alle rechtsvervolging. Op basis van de bevindingen uit het PBC-rapport moet het recidiverisico als hoog worden ingeschat, waarbij voortzetting van de behandeling in een voorwaardelijk kader door de rapporterend psychiater en psycholoog op dit moment niet haalbaar wordt geacht. De officier van justitie sluit zich aan bij deze conclusie en vordert oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Aangezien de ten laste gelegde belaging niet kan worden aangemerkt als een geweldsdelict in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is de duur van deze maatregel gemaximeerd tot vier jaar. Om die reden vordert de officier van justitie tevens de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, zoals geadviseerd door de PBC-rapporteurs.
6.1.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging ziet in de bevindingen bij het PBC-onderzoek, in afwijking van het advies van de betreffende deskundigen, voldoende aanknopingspunten om de ten laste gelegde feiten in geval van een bewezenverklaring in enige mate aan de verdachte toe te rekenen. Primair wordt verzocht om het in samenspraak met hem opgestelde plan van aanpak als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een voorwaardelijk strafdeel. Een tbs-maatregel moet op basis van de thans ten laste gelegde feiten als disproportioneel worden aangemerkt. Indien de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel niet wenselijk of niet haalbaar acht, sluit de verdediging zich subsidiair aan bij het advies van de reclassering om de verdachte verder te behandelen in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. Anticiperend op een eventueel hoger beroep, wordt daarbij verzocht deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, zodat de verdachte op korte termijn in een kliniek kan worden geplaatst voor verdere behandeling.
6.1.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bevindingen uit het PBC-onderzoek en de verdere informatie uit dossier vast dat bij de verdachte al sinds langere tijd sprake is van een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie, waarbij hij ten tijde van de bewezen feiten manisch-psychotisch was ontregeld. Conform het advies van de rapporterend psychiater en psycholoog acht de rechtbank aannemelijk dat verdachtes psychotische problematiek, in het bijzonder naar voren komend in een destijds bestaande erotomane waan, volledig sturend was in de bewezen belaging. Hoewel de daarnaast bewezen mishandeling van een beveiligingsmedewerker door de PBC-rapporteurs niet expliciet werd meegenomen in hun advies, begrijpt de rechtbank uit het rapport dat de verdachte in detentie psychisch verder is ontregeld en in verband daarmee gedwongen medicatie kreeg toegediend. De verdachte verbleef ten tijde van het incident op de crisisafdeling van de Penitentiaire Inrichting en heeft bij de politie verklaard dat hij die medewerker vooral “een signaal” wilde geven. De rechtbank ziet in deze feiten en omstandigheden aanleiding om de verdachte, zoals gevorderd door de officier van justitie, voor beide bewezen feiten volledig ontoerekeningsvatbaar te achten en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging.