ECLI:NL:RBROT:2024:5197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
10/047290-24/ TUL VV: 10/073981-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal en ISD-maatregel

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen gepleegde diefstal en diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op verschillende data in oktober 2023 meerdere goederen heeft weggenomen bij een winkel en een sportclub in Schiedam. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank achtte de herkenning van de verdachte op camerabeelden en het aangetroffen DNA-materiaal voldoende bewijs voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op, gezien zijn recidive en verslavingsproblematiek. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel afgewezen, omdat de verdachte de gevangenisstraf al had uitgezeten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een ISD-maatregel ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/047290-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/073981-23
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met partiële vrijspraak voor de specifieke goederen die in de tenlastelegging onder feit 1 zijn opgenomen en voor de specifieke aantallen die in de tenlastelegging onder feit 2 zijn opgenomen;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering - feiten 1 en 2
Standpunt van de verdediging
De verdachte moet van beide ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig bewijs. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geldt dat de herkenning van de verbalisant niet betrouwbaar is, omdat deze herkenning geen specifieke, onderscheidende persoonskenmerken bevat. De herkenning kan daarom niet worden gebruikt voor het bewijs. De verdachte is niet degene die op de camerabeelden te zien is, nu er op de camerabeelden geen tatoeage te zien is in de nek van de betreffende persoon, terwijl de verdachte wel een tatoeage in zijn nek heeft.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde wordt aangevoerd dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op het hengsel van een tas; dit is een verplaatsbaar object. Het is niet bekend op welke wijze en wanneer dit DNA op de tas is gekomen. Gelet hierop is er onvoldoende bewijs voor een veroordeling van de verdachte.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen kan het volgende worden vastgesteld. Op 13 en op 23 oktober 2023 hebben twee mannen meerdere goederen weggenomen bij de [naam winkel] . Op 20 oktober 2023 hebben eveneens in Schiedam twee mannen ingebroken bij [naam sportclub] Schiedam. Daarbij hebben zij meerdere dranken (blikjes alcoholische drank, flesjes AA-drinks en flesjes cola) en etenswaren (meerdere dozen tosti’s en zakken patat) weggenomen. In al deze zaken is de medeverdachte [medeverdachte] door de politie geïdentificeerd als een van de daders. Bij de diefstallen in de [naam winkel] is hij door de politie herkend aan de hand van camerabeelden en bij de diefstal bij de sportvereniging in Schiedam is een bloedspoor aangetroffen dat bleek te matchen met zijn DNA-profiel. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in deze drie gevallen de andere betrokken dader is en overweegt daartoe het volgende, beginnend bij de inbraak bij [naam sportclub] Schiedam (feit 2).
Bij het forensisch onderzoek in het clubgebouw is op een hengsel van een bigshopper DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Het aangetroffen DNA-materiaal is een sterke aanwijzing dat de verdachte in het clubgebouw van de sportvereniging Schiedam is geweest. Het in algemene woorden geformuleerde verweer dat niet kan worden uitgesloten dat de tas hier op andere wijze is beland, is niet concreet onderbouwd en is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het DNA-spoor als potentieel bewijs terzijde te schuiven.
Met betrekking tot de (eerste) diefstal bij de [naam winkel] op 13 oktober 2023 (feit 1) heeft de politie de verdachte met de genoemde medeverdachte op camerabeelden herkend als een van de daders. Anders dan door de verdediging is aangevoerd acht de rechtbank deze herkenning voldoende concreet onderbouwd en ook voldoende betrouwbaar om te betrekken in de beoordeling van het bewijs. Op de camerabeelden van 23 oktober 2023 (tweede diefstal bij de [naam winkel] ) is een persoon te zien met hetzelfde fysieke profiel als de verdachte, die bovendien dezelfde pet en schoenen droeg als de tweede dader van de diefstal op 13 oktober 2023. De rechtbank overweegt voorts dat de persoon die door de politie geïdentificeerd is als de verdachte bij de diefstal op 23 oktober 2023 eenzelfde vest droeg (donker van kleur met witte letters op de rug) als een van de mannen bij de inbraak in het clubgebouw van [naam sportclub] Schiedam.
Geconfronteerd met deze voor hem belastende bevindingen, heeft de verdachte zich bij de politie en tijdens het verhoor door de rechter-commissaris beroepen op zijn zwijgrecht. Ter zitting heeft hij in algemene bewoordingen een verder niet verifieerbare, ontkennende verklaring afgelegd. De rechtbank acht, gelet op de hiervoor geschetste combinatie van bevindingen bewezen dat de verdachte in een tijdspanne van tien dagen, telkens met dezelfde medeverdachte in Schiedam de ten laste gelegde inbraak en de beide winkeldiefstallen heeft gepleegd. Dat de tatoeage niet zichtbaar lijkt op de camerabeelden van de [naam winkel] , zoals door de verdediging is aangevoerd, leidt niet tot een andere conclusie, gelet op de kleding die verdachte op dat moment droeg. De rechtbank wijst in dit verband op de politiefoto van de verdachte op pagina 142 van het dossier, waarop de verdachte een trui draagt die (ook daar) zijn tatoeage bijna geheel bedekt.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank op basis van de aangifte voldoende aannemelijk dat bij de diefstallen in de [naam winkel] door de verdachten meerdere accu's, accuboren en schroef-boormachine’s zijn weggenomen, zodat de rechtbank ook dit onderdeel van de tenlastelegging onder feit 1 bewezen acht.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 13 oktober 2023 tot en met 23 oktober 2023 te
Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander,
meerdere accu's en accuboren en schroef-boormachines die geheel aan [naam winkel] ( [adres delict 1]
Schiedam), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op s 20 oktober 2023 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een ander,
meerdere dranken (blikjes alcoholische drank en flesjes AA
drinks en/ flesjes cola en etenswaren (meerdere dozen tosti's en/of zakken
patat), die geheel aan [naam sportclub]
(te [adres delict 2] te Schiedam), toebehoorden heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
hebben verschaft door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;

2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan drie diefstallen, waarbij één keer ook sprake is geweest van braak. De verdachte heeft meerdere goederen meegenomen. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen. Hij veroorzaakt hierdoor niet alleen financiële schade, maar ook veel ergernis en overlast voor de eigenaren van de goederen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte al vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in een proeftijd liep.
Rapportages reclassering
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor Rotterdam) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 mei 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een uitgebreid justitieel verleden. De reclassering ziet risicofactoren op bijna alle leefgebieden. Hij heeft geen huisvesting, geen dagbesteding en heeft schulden. De verslavingsproblematiek van de verdachte staat op de voorgrond; hij pleegt delicten om in zijn levensonderhoud en in zijn middelengebruik te voorzien. In het verleden is meermalen getracht te interveniëren in het leven van de verdachte om het recidiverisico te verminderen. Doordat de verdachte met justitie in aanraking bleef komen en een ambivalente houding had ten opzichte van hulpverlening is het nog niet gelukt om het recidiverisico te verminderen. De reclassering schat de kans op herhaling in als hoog.
In juli 2023 is door de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd. Na het eerste contact tussen de verdachte en zijn toezichthouder in oktober 2023 is de verdachte uit beeld geraakt. De reclassering ziet, nu de verdachte geen gebruik heeft gemaakt van de geboden kans, geen mogelijkheden meer om gedragsverandering en daarmee recidivevermindering te bewerkstellingen middels een voorwaardelijk ISD-kader. De reclassering adviseert daarom om bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij problemen heeft door zijn cocaïneverslaving en dat hij opgenomen wil worden in een kliniek om van zijn verslaving af te komen. Daarnaast zou hij het fijn vinden om hulp te krijgen bij het vinden van werk en huisvesting. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij open staat voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel en dat hij van plan is zich in te zetten om de behandeling te laten slagen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
ISD-maatregel
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2024 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende veroordelingen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op de veelvuldige recidive van de verdachte en de nog altijd aanwezige verslavingsproblematiek, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Daarnaast is het punt bereikt dat de veiligheid van goederen het opleggen van een ISD-maatregel eist, omdat de verdachte ondanks de opgelegde straffen steeds weer opnieuw overlast en schade veroorzaakt. Er is daarom voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen redenen waarom oplegging van deze maatregel, in het licht van de hierna te bespreken vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, als
contra legemzou moeten worden aangemerkt.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en de voorwaardelijke ISD-maatregel er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De verdachte erkent dit en spreekt zelf van een vicieuze cirkel. De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van de onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is aangewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij hieraan mee wil werken.
Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat nu het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd voor de duur van twee jaar. Naast de ernst van de begane feiten neemt de rechtbank daarbij in het bijzonder gelet op de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van de verdachte te beëindigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij] . ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.568,50 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering nu de vordering niet is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair heeft de raadsman betoogd dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman eveneens niet-ontvankelijkheid bepleit, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en omdat niet duidelijk is of de persoon die de vordering heeft ingediend daartoe bevoegd was.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de vordering is ingediend door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger namens de aangever en dat bovendien de vordering onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 10 juli 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken met aftrek, alsmede tot een voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 juli 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bepleit dat het Openbaar Miniserie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het volgens de Hoge Raad niet mogelijk is om een vrijheidsstraf in combinatie met een ISD-maatregel op te leggen. Nu de veroordeelde de destijds opgelegde gevangenisstraf al heeft uitgezeten, kan van de voorwaardelijk opgelegde maatregel geen tenuitvoerlegging worden gevraagd.
9.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, om dezelfde redenen als aangevoerd door de officier van justitie, verzocht de vordering af te wijzen.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. De rechtbank stelt echter met de officier van justitie en de verdediging vast, dat de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel niet kan worden omgezet, nu de verdachte de daarnaast opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf al heeft uitgezeten. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij]. niet-ontvankelijk in de vordering;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 10 juli 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en G.B. Plomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 13 oktober 2023 tot en met 23 oktober 2023 te
Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere accu's en/of accuboren en/of schroef-boormachine's, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam winkel] ( [adres delict 1]
Schiedam), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij, op of omstreeks 20 oktober 2023 te Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meerdere dranken (in totaal 278 blikjes alcoholische drank en/of 70 flesjes AA
drinks en/of 50 flesjes cola) en/of etenswaren (meerdere dozen tosti's en/of zakken
patat), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam sportclub]
(te [adres delict 2] te Schiedam), in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming.