ECLI:NL:RBROT:2024:5196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
10/052324-24 en 10/218052-23 (gevoegde zaak)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en contactverbod

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde zaken met parketnummers 10/052324-24 en 10/218052-23. De verdachte is veroordeeld voor belaging van de aangeefster gedurende twee perioden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks een stopgesprek, de aangeefster herhaaldelijk heeft benaderd en haar persoonlijke levenssfeer heeft geschonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging door de aangeefster te klemrijden, brieven in haar brievenbus te deponeren en haar op haar werk aan te spreken. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en consistent, en concludeerde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 116 dagen, met aftrek van voorarrest, en er is een contact- en locatieverbod opgelegd. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.738,42 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/052324-24 en 10/218052-23 (gevoegde zaak)
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1962,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in [naam PI] te [plaats] ,
raadsman mr. H.J. Ruysendaal, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder parketnummers 10/052324-23 en 10/218052-23 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een contact- en locatieverbod, een behandelverplichting, alsmede oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod, waarbij per overtreding 2 weken hechtenis kan worden toegepast (met een maximum van 6 maanden), en de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering parketnummers 10-218052-23 en 10-052324-24
Standpunt van de officier van justitie
De ten laste gelegde belagingen kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. In de ten laste gelegde perioden heeft de verdachte de aangeefster [slachtoffer] thuis opgezocht, haar met zijn auto klemgereden, brieven in haar brievenbus gegooid en, zelfs nadat een stopgesprek was gevoerd, haar meermalen aangesproken op haar werk terwijl zij achter de balie zat. Deze gedragingen kunnen bij elkaar genomen worden gezien als het wederrechtelijk, stelstelmatig, opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte had daarbij het oogmerk om de aangeefster te dwingen iets te doen en te dulden.
Standpunt van de verdediging
De belagingen kunnen niet worden bewezen. Dat de verdachte brieven in de brievenbus van de aangeefster heeft gedaan en haar heeft benaderd, was niet wederrechtelijk. Onduidelijk is wanneer de brieven in het dossier zijn geschreven. De verdachte mocht bij zijn moeder (die in het verzorgingshuis woont waar de aangeefster werkt als receptioniste) op bezoek en moest toestemming vragen aan de receptioniste om met zijn moeder naar buiten te gaan. Bovendien werkt de verdachte daar als vrijwilliger. De verklaringen van de aangeefster zijn onzin en moeten worden toegeschreven aan een bij haar bestaande psychische stoornis.
Beoordeling
De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster, nu deze verklaringen consistent zijn en ook worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. In dat verband wordt gewezen op de brieven en de transcripten van geluidsopnamen in het dossier.
Uit het dossier volgt dat de aangeefster en de verdachte in de eerste helft van 2023 een relatie hebben gekregen. Op 16 augustus 2023 heeft de aangeefster de relatie beëindigd en heeft de verdachte op haar verzoek de sleutel van haar woning teruggegeven. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar de volgende dag heeft klemgereden en in de weken daarna meerdere keren naar haar woning is gegaan. Ook heeft de verdachte twaalf brieven en een kaart in de brievenbus gedaan, waarin hij de aangeefster vraagt om contact met hem op te nemen. De rechtbank stelt op basis van de inhoud van deze documenten vast dat ze allemaal dateren van na 17 augustus 2023. Op 26 augustus 2023 heeft er een zogeheten stopgesprek plaatsgevonden. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden contact te blijven zoeken met de aangeefster door haar brieven te sturen en haar aan te spreken op haar werk, waarbij hij zei dat hij van haar hield. Na een periode van enkele weken waarin hij geen contact zocht, heeft de verdachte de aangeefster tussen 7 december 2023 en 4 februari 2024 opnieuw meermalen aangesproken op haar werk. Uit haar verklaring en de transcripten van de geluidsopnamen in het dossier blijkt dat de verdachte in deze contacten zei dat hij van haar hield, dat hij het goed wilde maken en de relatie wilde herstellen.
De rechtbank stelt vast dat het de verdachte vanaf 16 augustus 2023 duidelijk moet zijn geweest dat de aangeefster geen contact meer met hem wilde. Door dit tegen haar wens toch te doen op de wijze zoals de aangeefster heeft verklaard en door haar bij herhaling te blijven vragen om contact met hem op te nemen, heeft hij wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De omstandigheid dat de verdachte de aangeefster op haar werkplek aansprak, maakt zijn gedragingen des te indringender. De aangeefster voerde namelijk haar werk uit als receptionist en kon zich niet zomaar aan de gedragingen van de verdachte onttrekken. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich in de beide tenlastegelegde perioden schuldig heeft gemaakt aan belaging van de aangeefster.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/218052-23 en 10/052324-24 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/218052-23
hij in de periode van 17 augustus 2023 tot en met 1 oktober 202
3te
Capelle aan den IJssel,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] klem te rijden met een auto en
- meermalen, brieven in de
brievenbus van die [slachtoffer] te deponeren en
- zich meermalen (onaangekondigd) bij de woning en aan de
balie bij het werk van die [slachtoffer] te begeven en op te houden en
- die [slachtoffer] meermalen aan te spreken op haar werk,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen,
ente dulden
Parketnummer 10/052324-24
hij in de periode van 7 december 2023 tot en met 4 februari 2024 te
Capelle aan den IJssel,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- zich veelvuldig (onaangekondigd) aan de balie bij het werk
van die [slachtoffer] te begeven en op te houden en
- die [slachtoffer] veelvuldig aan te spreken op haar werk,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen,
ente dulden
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/052324-24
Belaging
Parketnummer 10/218052-23
Belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende twee perioden van in totaal bijna drieënhalve maand zijn ex-partner lastiggevallen en zich daarmee schuldig gemaakt aan belaging. Hij heeft veelvuldig contact met haar gezocht, terwijl zij hem duidelijk had gemaakt dat zij dat niet wilde. Door inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn voormalige partner heeft hij een gevoel van onveiligheid bij haar veroorzaakt. De aangeefster kampt nog steeds met gevoelens van onveiligheid en angst, zoals blijkt uit de namens haar ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij door het plegen van de bewezen feiten volledig voorbij is gegaan aan de wens van de aangeefster om het contact met hem te verbreken. Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte zich de impact van zijn gedragingen nog steeds niet realiseert. De rechtbank acht dit zorgelijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportage
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van 21 mei 2024 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in. De reclassering maakt zich zorgen over een zekere koppigheid en vasthoudendheid van de verdachte in zijn standpunt dat hij niets verkeerd heeft gedaan. De verdachte legt zijn problemen met justitie volledig buiten zichzelf en ervaart zichzelf als slachtoffer. De reclassering schat de kans dat de verdachte opnieuw contact zal opnemen met de aangeefster in als hoog. De verdachte weigert zijn medewerking aan een behandeling en staat niet open voor hulpverlening. De reclassering adviseert (desondanks) om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting, en om deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tevens adviseert de reclassering een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht een passende straf. Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarmee ziet zij geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel, zoals is geadviseerd door de reclassering. De rechtbank benoemt het feit dat de verdachte ook niet openstaat voor hulpverlening en zijn medewerking daaraan weigert. Mede om die reden zal ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid worden opgelegd voor de duur van twee jaar. Deze maatregel houdt in:
  • een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1962;
  • een gebiedsverbod: de veroordeelde mag zich niet bevinden binnen een straal van 2 kilometer rondom de woning van de aangeefster aan de [adres 2] te Capelle aan den IJssel, met uitzondering van de wegen N210 en N219; de veroordeelde houdt zich niet op bij de receptie van de [naam instelling] te Capelle aan den IJssel en hij mag [naam instelling] te Capelle aan den IJssel uitsluitend betreden via de flat [naam flat] .
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster wordt bevolen dat de genoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van de onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 738,42 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, gelet op het pleidooi tot vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Onweersproken is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht, bestaande uit kosten voor het eigen risico van haar zorgverzekering, slaap- en kalmeringsmiddelen, een nieuw slot op de voordeur en tuindeur, en een nieuwe deurbel. De gevorderde kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en zijn door de verdachte niet weersproken. Daarom zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat de bewezenverklaarde feiten grote impact op haar gevoel van vrijheid en veiligheid hebben gehad en nog steeds hebben. Zij voelt zich thuis niet meer veilig en kampt met slaapproblemen. Daarnaast hebben deze feiten voor problemen op haar werk gezorgd, wat haar veel stress heeft opgeleverd. Voor haar psychische klachten heeft zij hulp gezocht en is zij doorverwezen naar een psycholoog. Zij heeft meerdere behandelingen gehad in verband met traumagerelateerde klachten.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zich hier de situatie voordoet waarin uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen.
De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade als gevolg van die aantasting naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de ernst van de feiten en de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, op een bedrag van € 1.000,00. Voor het meerdere zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en proceskostenDe benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 februari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 1.738,42, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/052324-23 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/218052-23 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 116 (honderdzestien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee jaren,inhoudende dat het volgende wordt bevolen:
de veroordeelde heeft of zoekt
op geen enkele wijze– direct of indirect – contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1962 (niet via anderen, niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke of andere middelen);
de veroordeelde bevindt zich niet binnen een straal van 2 kilometer rondom de woning aan de [adres 2] te Capelle aan den IJssel, met uitzondering van de wegen N210 en N219; de veroordeelde houdt zich niet op bij de receptie van de [naam instelling] te Capelle aan den IJssel en hij mag [naam instelling] te Capelle aan den IJssel uitsluitend betreden via de flat [naam flat] .
beveelt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op; de vervangende hechtenis bedraagt in totaal ten hoogste
6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 1.738,42 (zegge: duizend zevenhonderdachtendertig euro en tweeënveertig cent), bestaande uit
€ 738,42 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 1.738,42 (zegge: duizend zevenhonderdachtendertig euro en tweeënveertig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.738,42 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
27 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.B. Plomp, voorzitter,
en mr. J.M.L. van Mulbregt en mr. drs. K.Th. van Barneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/218052-23
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2023 tot en met 1 oktober 2024 te
Capelle aan den IJssel,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] klem te rijden met een auto en/of
- veelvuldig, althans meermalen, brieven te sturen naar die [slachtoffer] en/of in de
brievenbus van die [slachtoffer] te deponeren en/of
- zich veelvuldig, althans meermalen, (onaangekondigd) bij de woning en/of aan de
balie bij het werk van die [slachtoffer] te begeven en op te houden en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig, althans meermalen, aan te spreken op haar werk,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/ of vrees aan te jagen.
Parketnummer 10/052324-23
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2023 tot en met 4 februari 2024 te
Capelle aan den IJssel,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door
- zich veelvuldig, althans, meermalen, (onaangekondigd) aan de balie bij het werk
van die [slachtoffer] te begeven en op te houden en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig, althans meermalen, aan te spreken op haar werk,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/ of vrees aan te jagen.