ECLI:NL:RBROT:2024:5192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
ROT 20/5212
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid onder de Wet WIA en de vaststelling van beperkingen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die zich per 22 januari 2018 ziek heeft gemeld, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder die zijn mate van arbeidsongeschiktheid vaststelden op 45 tot 55% en later op 55 tot 65%. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts en de deskundige gevolgd, die concludeerden dat de eiser in staat is om 8 uur per dag en 40 uur per week te werken, ondanks zijn klachten van migraine en astma. De rechtbank oordeelt dat de functionele mogelijkheden van eiser correct zijn vastgesteld en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 57,85% juist is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5212

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J.C. Walker,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. W.A. Smith.

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2020 (het primaire besluit 1) heeft verweerder eiser met ingang van 20 januari 2020 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 45 tot 55%.
Bij besluit van 19 maart 2020 (het primaire besluit 2) heeft verweerder eisers Wet WIA-uitkering ongewijzigd vastgesteld.
Bij besluit van 28 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten I en II gegrond verklaard en eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 20 januari 2020 vastgesteld op 55 tot 65%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 8 oktober 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend teneinde een deskundige (verzekeringsarts) te benoemen. Op 4 november 2022 heeft de deskundige, verzekeringsarts [persoon A] , een rapport uitgebracht. Eiseres heeft bij e-mailberichten van 12 december 2022, 11 januari 2023 en 25 januari 2023 gereageerd op dit rapport. De deskundige [persoon A] heeft hierop bij brief van 13 juni 2023 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 26 april 2024. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Besluitvorming

1. Eiser, die laatstelijk werkzaam is geweest als proces operator, heeft zich per 22 januari 2018 vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld. Na het verstrijken van de wachttijd is hem bij het primaire besluit I met ingang van 20 januari 2020 een Wet WIA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij berekend op 48,80%. Hieraan ten grondslag ligt een onderzoek door verweerders primaire arts, die op 10 december 2019 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft opgesteld. Daarin zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van eisers mogelijkheden en beperkingen een aantal gangbare functies geduid. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden, ligt 48,80% lager dan het maatmaninkomen van eiser.
2. Op 2 maart 2020 heeft eiser melding gemaakt van toegenomen pijnklachten waarvoor hij nieuwe medicatie gebruikt.
3. In verband hiermee heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 19 maart 2020 geconcludeerd dat er geen reden is om per 19 maart 2020 toegenomen beperkingen aan te nemen. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit II genomen.
4. In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zoals volgt uit zijn rapport van 18 augustus 2020, aanleiding gezien om de FML aan te passen door eiser beperkt te achten in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen en werktijden en door eiser in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen meer beperkt te achten. Gelet daarop is op 18 augustus 2020 een nieuwe FML opgesteld die vanaf 9 december 2019 geldig is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is vervolgens tot een gewijzigde functieduiding gekomen en heeft op basis van het loon dat met de nieuwe mediaanfunctie verdiend kan worden, afgezet tegen het maatmanloon, de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vanaf 20 januari 2020 berekend op 57,85%.
Standpunten
5.1.
In beroep voert eiser – samengevat – aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn vermoeidheid, emotionele labiliteit, agitatie en beperkte concentratie. Veder stelt eiser dat een urenbeperking van toepassing is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen van zijn rechterarm, het krachtsverlies in zijn rechterhand en zijn overige fysieke beperkingen. Eiser stelt 80 tot 100% arbeidsongeschikt te zijn. In zijn aanvullend beroepschrift betwist eiser dat de vastgestelde migraine haar oorzaak vindt in spanningen. Daarbij stelt eiser dat inmiddels de werkdiagnose ‘chronische migraine’ is gesteld. Ter onderbouwing van zijn standpunt overlegt eiser brieven van de neuroloog van 16 december 2020, van de GGZ van 29 oktober 2020 en van de fysiotherapeut van 6 mei 2021.Uit deze brieven blijkt niet dat de migraine het gevolg van spanningen is. Verder blijkt uit deze brieven, en de eerder in bezwaar overgelegde medische informatie, dat er ook geen sprake is van spanningshoofdpijn, dat de diagnose ‘depressieve stoornis, eenmalig episode matig’ is gesteld en dat er sprake is van arthrosis deformans. Tot slot stelt eiser ook beperkt te zijn ten aanzien van knielen en hurken als gevolg van knieklachten.
Bij brief van 12 april 2024 heeft eiser aanvullende gronden ingebracht. Hij voert daarbij aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn ernstige astma welke ook mede ten grondslag ligt aan zijn vermoeidheid en slaapproblemen. Eiser voert aan dat er gronden zijn om een urenbeperking vast te stellen. Voorts wil eiser dat al zijn klachten in onderlinge samenhang worden beoordeeld omdat astma door allerlei factoren en bijkomende ziektes beïnvloed wordt. In reactie op het rapport van de deskundige voert eiser verder aan dat de deskundige niet heeft kunnen overwegen of de ernstige astma een trigger voor de migraine kan zijn. Ter onderbouwing van zijn standpunt overlegt eiser een afschrift van een brief van het Nederlands Astmacentrum van 15 maart 2024.
5.2.
Ter zitting heeft eiser - samengevat – benadrukt dat de deskundige in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met zijn astmaklachten en de ernst van zijn migraineklachten heeft onderschat.
5.3.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder zich achter de conclusies in het rapport van de deskundige geschaard.
Wettelijk kader
6.1.
Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
6.2.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
Oordeel rechtbank
7. Aan de hand van de beroepsgronden moet worden getoetst of verweerder de medische beperkingen van eiser correct heeft vastgesteld en zijn mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld.
8.1.
In verband hiermee heeft de rechtbank de deskundige opgedragen eiser te onderzoeken en verslag uit te brengen. De deskundige heeft in zijn rapport van 4 november 2022 geconcludeerd - kort weergegeven - dat bij eiser op 20 januari 2020 en op 19 maart 2020 sprake is van beperkingen als vastgesteld in verweerders FML van 18 augustus 2020, dat eiser in staat is om 8 uur per dag en 40 uur per week, op regelmatige werktijden, te werken en dat een urenbeperking niet nodig is.
8.2.
In zijn aanvullend rapport van 13 juni 2023 heeft de deskundige, in reactie op commentaar van eiser, gepersisteerd bij de door hem aangenomen beperkingen en deze nader toegelicht.
8.3.
Overeenkomstig vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BR1565), pleegt de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke deskundige te volgen. De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding zijn om met betrekking tot het oordeel van de deskundige van dit uitgangspunt af te wijken. De deskundige heeft zijn oordeel gebaseerd op eigen onderzoek en op alle in het dossier aanwezige op eiser betrekking hebbende (medische) stukken. Wat eiser heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de deskundige.
8.4.
Daarbij is in aanmerking genomen dat uit de in het dossier beschikbare medische gegevens die betrekking hebben op de data in geding niet blijkt dat de migraineklachten en de astmaklachten op de voorgrond stonden, maar eisers (chronische) pijnklachten. Ook uit de door verweerders arts op 9 december 2019 afgenomen anamnese en zijn onderzoek en uit het rapport van de revalidatiearts van 15 juni 2020 en het rapport van de sportarts van 20 juli 2020 blijkt dat niet.
Eisers migraineklachten zijn door verweerders artsen en door de deskundige onderkend en bij hun beoordeling betrokken. De deskundige stelt in zijn rapport van 4 november 2022 vast dat aanvalsgewijs optredende migraine in beginsel niet tot specifieke beperkingen leidt tenzij er een bepaalde trigger is die de aanvallen steevast uitlokt. Hij stelt vervolgens vast dat er bij eiser een dergelijke trigger niet aanwezig is en dat de beschreven aanvallen niet zo ernstig zijn dat ze steevast tot terugkerend kortdurend verzuim leiden. De deskundige concludeert vervolgens dat het voldoende is om op grond van de hoofdpijnklachten lichte beperkingen aan te nemen voor al te stresserend werk en dat dit in de gestelde voorwaarden voor persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid voldoende besloten ligt.
Met betrekking tot de astmaklachten van eiser overweegt de rechtbank dat in informatie van de huisarts melding wordt gemaakt van astma in 2006. Van mei 2007 tot juli 2016 is eiser niettemin werkzaam geweest, terwijl niet blijkt van een overmatig ziekteverzuim als gevolg van astma. De rechtbank stel daarbij vast dat niet gebleken is dat er op de data in geding sprake was van een verslechtering van eisers astmaklachten. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiser overgelegde informatie uit Davos niet op de data in geding ziet. Daarbij merkt de rechtbank op dat in dit beroep het bestreden besluit ter beoordeling voorligt en daarmee de beoordeling van eiser per de data in geding, 20 januari 2020 en per 19 maart 2020. Latere ontwikkelingen in de gezondheidssituatie van eiser moeten daarbij dus buiten beschouwing blijven. Het staat eiser vrij om bij een na de datum in geding ingetreden toename van zijn klachten verweerder te verzoeken om nader onderzoek naar zijn beperkingen.
8.5.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiser per de data in geding correct heeft vastgesteld. Voorts volgt daaruit dat eiser op de data in geding geacht moet worden in staat te zijn om acht uur per dag, 40 uur per week te werken in de door de arbeidsdeskundige geduide functies, aangezien bij het duiden van die functies rekening is gehouden met de bij eiser bestaande beperkingen als verwoord in de FML van 18 augustus 2020. In deze functies komen weliswaar signaleringen voor, maar in de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 24 augustus 2020 is voldoende toegelicht waarom eiser deze functies niettemin kan verrichten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkens genoemd rapport overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gehad over de aan eiser geduide functies.
9. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de geduide functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft op de data in geding een verlies aan verdienvermogen te zien van 57,85%. Verweerder heeft eisers mate van arbeidsongeschiktheid correct vastgesteld.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van C.E. Delvaux, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 juni 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.