ECLI:NL:RBROT:2024:5181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
ROT 23/1275 en ROT 23/1512
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet en de beoordeling van de noodzaak en evenwichtigheid van de maatregel

Op 15 juni 2022 heeft de burgemeester van Nissewaard een last onder bestuursdwang opgelegd aan eiseres, waarbij de woning aan de [adres] te Spijkenisse voor drie maanden werd gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd vermeld dat er verdovende middelen in de woning werden verhandeld. De burgemeester verklaarde de bezwaren van eisers tegen deze besluiten ongegrond. Eiseres en eiser hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij stelden dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten en dat er geen sprake was van een noodzaak tot sluiting.

De rechtbank heeft de beroepen op 5 april 2024 behandeld. Tijdens de zitting hebben eisers hun argumenten toegelicht, waarbij zij onder andere aanvoerden dat de burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing, omdat een substantieel deel van de aangetroffen verdovende middelen voor eigen gebruik was. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op basis van de aangetroffen feiten en omstandigheden de sluiting van de woning noodzakelijk kon achten. De rechtbank volgde niet het standpunt van eisers dat er sprake was van een verminderde noodzaak door het tijdsverloop tussen de constatering en de sluiting.

De rechtbank concludeerde dat de burgemeester de belangen van eisers voldoende had afgewogen en dat de sluiting van de woning niet onevenwichtig was. De beroepsgronden van eisers werden verworpen, en de rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, op 7 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/1275 en ROT 23/1512

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaken tussen

ROT 23/1275[naam eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Claassen),
en
ROT 23/1512
[naam eiser], uit [plaats 2] , eiser
(gemachtigde: mr. A.L. Kuit),
en

de burgemeester van Nissewaard

(gemachtigde: mr. M. Erdogan, [persoon A] en [persoon B] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Woningstichting De Leeuw van Putten,uit Spijkenisse (De Leeuw van Putten)
(gemachtigde: mr. K.A.M. Jaspers).

Inleiding

1. Op 15 juni 2022 heeft de burgemeester aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet in de vorm van sluiting van de woning aan de [adres] te Spijkenisse (hierna: de woning) voor een periode van drie maanden vanaf 20 juni 2022.
1.1.
Met twee besluiten van 25 januari 2023 (de bestreden besluiten) heeft de burgemeester de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
1.2.
Eisers hebben elk tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
1.3.
De burgemeester heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. De Leeuw van Putten heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 5 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- eisers, beiden bijgestaan door hun gemachtigde en vergezeld door [persoon C] , maatschappelijk werker;
- de burgemeester, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde;
- De Leeuw van Putten, vertegenwoordigd door [persoon D] en haar gemachtigde.
Inleiding
2. Eisers huurden de woning van De Leeuw van Putten.
3. In een aan de burgemeester uitgebrachte bestuurlijke rapportage van de politie van 13 juni 2022 is vermeld dat de politie in maart en april 2022 naar aanleiding van een melding een aantal keer gepost heeft bij de woning. Hierbij is waargenomen dat de woning door verschillende personen kortstondig werd bezocht. Op 31 mei 2022 zijn meerdere aanhoudingen verricht, waarbij de aangehouden verdachten hebben verklaard bij de bewoners van de woning verdovende middelen te hebben gekocht. Sommige verdachten hebben verklaard dat zij dat al meerdere jaren deden. Bij de aanhouding waren de verdachten ook in het bezit van de zojuist gekochte verdovende middelen. Op basis van deze waarnemingen heeft de politie de woning op 31 mei 2022 betreden en doorzocht. Hierbij werden onderstaande goederen aangetroffen:
- 4,8 gram amfetamine;
- vier balletjespistolen;
- een mobiele telefoon;
- €2.900,- aan contant geld;
- 10,9 gram cocaïne;
- 4,01 gram hasj;
- 2,23 gram hennep;
- 25,1 gram inositol [1] ;
- lege gripzakjes;
- ponypacks;
- weegschaaltje;
- vijf steekwapens.
Ook werd in de auto van eiseres 2,82 gram hennep aangetroffen.
4. Bij brief van 1 juni 2022 heeft de burgemeester aan eisers en de Leeuw van Putten meegedeeld dat hij gelet op de aangetroffen goederen voornemens is de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. Zowel eisers als De Leeuw van Putten zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze daaromtrent kenbaar te maken. Op 8 juni 2022 heeft eiseres schriftelijk een zienswijze ingediend.
5. Vervolgens heeft de burgemeester op 15 juni 2022 de last onder bestuursdwang opgelegd.
Bestreden besluiten
6. Bij de bestreden besluiten heeft de burgemeester, in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, de bezwaren ongegrond verklaard, de last onder bestuursdwang in stand gelaten en het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. Gezien de noodzaak, maatschappelijke urgentie, de mate van verwijtbaarheid, (mogelijke) gevolgen voor de omgeving, de mate van crimineel handelen in samenhang met de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat er sprake is van bekendheid van de woning en loop naar de woning heeft de burgemeester het algemene belang laten prevaleren boven de belangen van bezwaarmakers. De burgemeester heeft hierbij het standpunt ingenomen dat niet enkel de last onder bestuursdwang leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst. Volgens de huurvoorwaarden is het niet toegestaan om in het gehuurde drugs te gebruiken. Daarnaast is het de huurder niet toegestaan om activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet zijn verboden. Daarom is er volgens de burgemeester in dit geval sprake van meerdere overtredingen van de huurvoorwaarden, wat De Leeuw van Putten een aanleiding geeft om de huurovereenkomst te ontbinden op grond van tekortkoming in de nakoming.

Beoordeling door de rechtbank

Juridisch kader
7. In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet staat dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in woningen, lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
8. De bevoegdheid tot toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is een discretionaire bevoegdheid. In de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard van de gemeente Nissewaard is uitgewerkt hoe de burgemeester deze bevoegdheid toepast. Volgens het beleid wordt bij een eerste constatering van het aantreffen van meer dan 5 gram van Lijst I (harddrugs) een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende sluiting van de woning voor de duur van drie maanden.
Bevoegdheid
9. Eiseres heeft haar beroepsgrond dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, ter zitting ingetrokken.
Noodzaak
10. Eisers betogen dat door de burgemeester had moeten worden volstaan met een waarschuwing, omdat een substantieel deel van de verdovende middelen voor eigen gebruik was en de cocaïne als vriendendienst aan vrienden en kennissen werd verkocht. De drugs waren al in beslag genomen en de vrienden zijn allemaal door de politie gehoord. Daarom kon het doel ‘de woning als drugspand in het criminele milieu teniet te doen en herhaling voorkomen’ niet meer behaald worden. Ook vragen eisers aandacht voor het feit dat de strafrechter maatregelen heeft opgelegd. Eiser heeft een gevangenisstraf uitgezeten en eiseres is destijds met voorwaarden geschorst. In het kader van die schorsing zijn contactverboden opgelegd en eiseres mocht geen nieuwe strafbare feiten plegen. Ook hebben eisers zelf maatregelen genomen door af te spreken dat eiser niet meer in de woning mag komen. Door deze maatregelen is er sprake van een verminderde noodzaak. Sluiting was ook niet noodzakelijk omdat de doorzoeking al op 31 mei 2022 plaatsvond en de woning pas per 20 juni 2022 gesloten werd. Tot slot is aangevoerd dat geen sprake is van een ligging in een kwetsbare wijk of omgeving en dat geen sprake is van recidive. Dit dient ten voordele in de oordeelsvorming betrokken te worden.
11. Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar de woning eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit de woning, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit de woning zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit de woning drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van de woning en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit de woning werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om de woning te sluiten.
12. De strafkamer van deze rechtbank heeft bij, onherroepelijke, vonnissen van
27 september 2022 op basis van onder meer de in de bestuurlijke rapportage vermelde feiten en omstandigheden bewezen verklaard dat eisers 23,2 gram cocaïne en 4,8 gram amfetamine voorhanden hadden en beiden in cocaïne hebben gehandeld. Uit de bestuurlijke rapportage en de vonnissen volgt dat die handel van uit de woning plaatsvond. Gelet daarop is er sprake van een ernstig geval. De burgemeester heeft sluiting van de woning daarom in beginsel noodzakelijk kunnen achten. De rechtbank volgt niet het standpunt van eisers dat vanwege tijdsverloop sprake is van een verminderde noodzaak. De doorzoeking van de woning heeft plaatsgevonden op 31 mei 2022. De burgemeester heeft op 1 juni 2022 het voornemen geuit om de woning te sluiten, waarbij eisers in de gelegenheid zijn gesteld om zienswijzen in te dienen. Op 8 juni 2022 is deze zienswijze ontvangen, waarna de last onder bestuursdwang op 15 juni 2022 is verzonden. Vervolgens is de woning op 20 juni 2022 gesloten.
Het tijdsverloop tussen de constatering en de daadwerkelijke sluiting is ruim drie weken.
De rechtbank acht dit tijdsverloop niet dusdanig groot dat de noodzaak tot sluiting is verminderd. Daar komt bij dat de burgemeester besloten heeft de woning op verzoek van eisers op een later moment te sluiten, omdat rekening gehouden is met een toetsweek van één van de minderjarige kinderen. Ook de omstandigheden dat eiseres en eiser onderling afspraken hebben gemaakt over het betreden van de woning, de drugs in beslag zijn genomen, de kopers zijn verhoord en maatregelen zijn genomen door de strafrechter, acht de rechtbank geen reden om geen of verminderde noodzaak aan te nemen. De woningsluiting is een pandgerichte maatregel die, anders dan de maatregelen die eisers zelf nemen en de strafrechter via het strafrecht oplegt, erop gericht is de bekendheid van de woning in het drugscircuit teniet te doen en ook overigens de openbare orde en het woon- en leefklimaat te herstellen.
Evenwichtigheid
13. Eisers stellen dat geen sprake is van een redelijke verhouding tussen de overtreding en de maatregel. Er is aan de zijde van eiseres geen sprake van verwijtbaarheid, althans een verminderde verwijtbaarheid en de gevolgen staan volgens eiseres niet in verhouding tot het beoogde doel. De burgemeester heeft onvoldoende rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden. Dit is ook door de bezwaaradviescommissie overwogen. Eisers zijn door de sluiting geconfronteerd met een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en plaatsing op een zwarte lijst waardoor het voor een bepaalde periode onmogelijk is om in de regio in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. Dit is het juridische gevolg van een burgemeestersluiting. De route van buitengerechtelijke ontbinding en het vorderen van ontruiming in kort geding is enkel mogelijk in het geval van een Opiumwetsluiting en is, anders dan de burgemeester aangeeft, wel degelijk het directe gevolg van de sluiting. Ook staan eisers ingeschreven in andere regio’s, maar om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning is een verhuurdersverklaring nodig. Er zal door De Leeuw van Putten geen (positieve) verhuurdersverklaring worden afgegeven, waardoor ook de kans op een sociale huurwoning buiten de regio beperkt is. Eisers voelen zich oneerlijk hard bestraft en missen een tweede kans. Eisers verblijven nu met hun minderjarige kinderen via het Leger des Heils in een opvanghuis.
14. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij of zij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De gevolgen van een woningsluiting kunnen echter bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden toegekend aan de vraag of de betrokkene door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld niet als de verwijtbaarheid van betrokkenen groot is en de overtreding ernstig is.
15. In dit geval is evident dat eisers beiden een groot verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. Gelet op de strafrechtelijke veroordeling van hen beiden, staat immers vast dat zij vanuit de woning handelden in cocaïne. Over een bijzondere binding aan de woning hebben eisers niets aangevoerd. De burgemeester heeft bij zijn belangenafweging betrokken dat er minderjarige kinderen zijn in het gezin. Dat er minderjarige kinderen zijn in het gezin van eisers, is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester moet afzien van een sluiting. Verder heeft de burgemeester de woningsluiting gemeld aan de afdeling Zorg van de gemeente, die hulp heeft aangeboden. Ter zitting is gebleken dat eisers hier in eerste instantie geen gebruik van hebben gemaakt. Nadat eiser per brief aan de burgemeester te kennen heeft gegeven dat er problemen dreigden te ontstaan, heeft de burgemeester twee maanden opvang geboden in een hotel, waarna het gezin op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning in een gezinsopvang van het Leger des Heils is opgevangen. Daar woonden zij ten tijde van de zitting nog altijd. De burgemeester heeft daarmee de belangen van eisers en hun kinderen voldoende in de afweging betrokken en de burgemeester is aan die belangen ook voldoende tegemoet gekomen door hulp en opvang te bieden. Dat die opvang voor de kinderen van eisers verre van ideaal is is voorstelbaar, maar de situatie waarin zij zich bevinden is het gevolg van de keuze van eisers om vanuit de woning waarin zij met hun minderjarige kinderen woonden in cocaïne te gaan handelen.
Dat de sluiting ertoe heeft geleid dat de huurovereenkomst is ontbonden en dat eisers vervolgens een aantal jaar niet meer in aanmerking komen voor een sociale huurwoning in de regio en voor een huurwoning buiten de regio in veel gevallen een positieve verhuurdersverklaring is vereist, maakt in de hiervoor besproken omstandigheden van dit geval niet dat sluiting van de woning onevenwichtig is.

Conclusie en gevolgen

16. De beroepsgronden slagen niet. De beroepen van eisers zijn daarom ongegrond.
Dat betekent dat de burgemeester de woning van eisers voor drie maanden heeft mogen sluiten. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bij de politie bekend als een versnijdingsmiddel.