ECLI:NL:RBROT:2024:5119
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Alblasserdam woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten de woning voor drie maanden te sluiten na het aantreffen van harddrugs en andere druggerelateerde voorwerpen in de woning van verzoeker, die samen met zijn zoon in de woning woonde. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening, zodat hij in zijn woning kan blijven wonen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het verzoek, aangezien hij anders gedurende drie maanden geen toegang tot zijn woning zou hebben. Tijdens de zitting is gebleken dat de burgemeester de sluiting van de woning in beginsel gerechtvaardigd achtte, maar de voorzieningenrechter heeft ook rekening gehouden met de psychische kwetsbaarheid van verzoeker en de omstandigheden rondom de zoon van verzoeker, die niet meer in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting noodzakelijk was en heeft het besluit van de burgemeester geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft de burgemeester ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.750,-, en heeft bepaald dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.