ECLI:NL:RBROT:2024:5110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
C/10/676690 / JE RK 24-739
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 mei 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], besproken. De zaak is behandeld in het kader van de zorg voor de ontwikkeling van de kinderen, die beiden in een pleeggezin verblijven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun persoonlijke problematiek, zich hebben neergelegd bij de situatie en dat het perspectief van de kinderen niet meer bij hen ligt. De kinderrechter heeft de GI (Jeugdbescherming West Zuid-Holland-Zuid) verzocht om de ontwikkeling van de kinderen nauwlettend te volgen en te onderzoeken of een overdracht naar het vrijwillig kader of een gezagsbeëindigende maatregel op termijn passend is. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar, tot 28 mei 2025, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/676690 / JE RK 24-739
Datum uitspraak: 17 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland-Zuid,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, te Dordrecht,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] ,
[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder],
hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 2 april 2024;
  • de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) van 19 april 2024, ontvangen op 22 april 2024;
  • de stelbrief van mr. M.G. Hoogerwerf van 3 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [persoon A] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 mei 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 28 mei 2024 en de machtiging verlengd [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 28 mei 2024 .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gaan al langere tijd naar zorgboerderij De Enghoeven, maar zij hebben daar de doelen moeten bijstellen omdat de doelen voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te hoog gegrepen waren. De GI zal samen met pleegzorgorganisatie Timon bekijken of vanuit de thuissituatie in het pleeggezin intensieve ambulante begeleiding kan worden ingezet zodat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] extra ondersteuning krijgen. Voor [voornaam minderjarige 1] is speciaal onderwijs aangevraagd, omdat op school gezien werd dat hij sociaal-emotioneel niet goed meekomt. Ook is er voor hem een FAS-onderzoek aangevraagd bij Yulius. Wellicht dat [voornaam minderjarige 2] hierbij meegenomen gaat worden. De bezoeken tussen de kinderen en de moeder worden begeleid door Agathos. Deze bezoeken zijn inmiddels gesplitst, zodat het de moeder beter lukt om [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] structuur te bieden. De bezoeken verlopen volgens Agathos goed. De GI zal gedurende de ondertoezichtstelling verder kijken hoe de bezoeken vorm krijgen en waar ze zullen plaatsvinden. Dat is nog een puzzel. De komende tijd zal de GI ook een afweging maken of een ondertoezichtstelling nog de meest passende maatregel is.
4.2.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder ziet dat de kinderen in het pleeggezin op hun plek zitten en accepteert haar rol als moeder op afstand. De moeder hoopt dan ook dat niet een gezagsbeëindiging, maar een overdracht naar het vrijwillig kader de volgende stap zal zijn. Ten aanzien van de bezoekmomenten zou de moeder graag zien dat deze bij haar thuis of bij de pleegouders thuis kunnen plaatsvinden. De moeder zou ook graag beter geïnformeerd willen worden over de kinderen. Met de moeder zelf gaat het goed. De moeder heeft een goed dag- en nachtritme, houdt haar huishouden op orde en eet gezond. De moeder zal binnenkort een traject ondergaan waarbij haar diagnose herbeoordeeld zal worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben in hun jonge leven al veel meegemaakt. Zij kampen beiden met kind-eigen problematiek. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben een achterstand in hun sociaal-emotionele ontwikkeling, wat bij [voornaam minderjarige 1] tot een overstap naar het speciaal onderwijs heeft geleid. Ook vertonen zij gedragsproblemen, zowel naar elkaar als naar anderen. [voornaam minderjarige 1] heeft daarnaast een achterstand in zijn spraak- en taalontwikkeling. Zorgboerderij De Enghoeven is betrokken, maar gezien wordt dat ze ook daar achterblijven in hun ontwikkeling, waardoor de doelen moesten worden bijgesteld.
Naast zorgen over de ontwikkeling van de kinderen zijn er ook zorgen over de ouders. Beide ouders kampen met persoonlijke problematiek. De problematiek van de kinderen in combinatie met de problematiek van de ouders, maakt dat het hen onvoldoende lukt om de kinderen zelf een stabiele opvoedsituatie en structuur te bieden die [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nodig hebben. Het perspectief van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ligt dan ook niet meer bij een van de ouders. Het is knap van de ouders dat zij zich hierbij hebben neergelegd. De focus ligt dan ook op een zo prettig mogelijke contact tussen de ouders en de kinderen. De GI en de moeder wisselen van visie over hoe die omgang er precies uit zou moeten zien. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de GI hier aandacht voor houdt.
5.3.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zijn noodzakelijk om het contact tussen de ouders en de kinderen verder vorm te geven en zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen. Daarnaast staan er de komende tijd een aantal zaken te gebeuren waarbij het behoud van de regie vanuit de GI wenselijk is. Zo zal er een FAS-onderzoek plaatsvinden, zal [voornaam minderjarige 1] de overstap maken naar speciaal onderwijs en wordt intensieve ambulante begeleiding ingezet bij de pleegouders. Verder dient de GI het komende jaar aandacht te hebben voor het vervolg van de maatregelen, omdat een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing als uitgangspunt hebben dat wordt gewerkt aan een thuisplaatsing, terwijl dat in dit geval niet meer in de lijn der verwachting ligt. Het is van belang dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de pleegouders blijven wonen, aangezien zij daar op hun plek zitten. Net als de Raad acht de kinderrechter het daarom van belang dat de GI het komende jaar onderzoekt of een overdracht aan het vrijwillig kader op termijn passend is of als dat niet het geval is, een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel meer passend is.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 28 mei 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 28 mei 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 28 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.