ECLI:NL:RBROT:2024:5104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
C/10/675931 / JE RK 24-635
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor zes maanden. De kinderrechter heeft de moeder van [voornaam minderjarige] als belanghebbende aangemerkt, die werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M.G. Hoogerwerf.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2024 zijn de zorgen over [voornaam minderjarige] besproken. Hij vertoont zorgelijk gedrag, waaronder middelengebruik en schoolverzuim. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat eerdere hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende resultaat heeft gehad. De kinderrechter heeft de noodzaak van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onderbouwd met de ernstige gedragsproblematiek van [voornaam minderjarige] en de negatieve ervaringen die hij heeft meegemaakt, waaronder huiselijk geweld.

De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van een jaar en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor zes maanden. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er een jeugdbeschermer de regie voert, zodat de moeder zich kan richten op haar rol als ouder en [voornaam minderjarige] de rust krijgt om aan zijn ontwikkeling te werken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/675931 / JE RK 24-635
Datum uitspraak: 19 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf te Dordrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [persoon B] en mw. [persoon C] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn grote zorgen om [voornaam minderjarige] . Hij vertoont zorgelijk en oppositioneel gedrag en gebruikt middelen. Ook gaat hij niet meer naar school. [voornaam minderjarige] heeft al veel negatieve ervaringen in zijn leven meegemaakt. Verschillende hulpverlenende instanties zijn betrokken geweest, maar het lukt vooralsnog niet om te achterhalen waar zijn gedrag precies vandaan komt. [voornaam minderjarige] ziet zelf ook in dat het thuis niet meer gaat. Het is daarom van belang dat [voornaam minderjarige] op een plek kan verblijven waar hij rust heeft, zodat er ruimte ontstaat om de relatie met de moeder weer op te pakken.
4.2.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad.
4.3.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek van de Raad. De moeder heeft geen grip meer op [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] kan niet goed omgaan met autoriteit, heeft veel woedeaanvallen, blowt, gaat niet meer naar school en heeft weinig zelfinzicht. Er is ambulant al veel hulpverlening geprobeerd, waaronder Youz en School2Care, maar het heeft geen effect. Er is een langere opname nodig om precies te zien wat er met [voornaam minderjarige] aan de hand is. [voornaam minderjarige] is aangemeld bij Harreveld. De moeder en [voornaam minderjarige] zijn daar al op intake geweest en hebben een positieve indruk.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij [voornaam minderjarige] is sprake van forse gedragsproblematiek. Dit uit zich in zelfbepalend gedrag, woedeaanvallen en middelengebruik (blowen). [voornaam minderjarige] heeft in zijn leven al veel meegemaakt, waaronder het huiselijk geweld tussen zijn ouders. Inmiddels heeft [voornaam minderjarige] geen contact meer met zijn vader. Deze negatieve ervaringen uit het verleden lijken onder andere ten grondslag te liggen aan de gedragsproblematiek. Naast zorgen over zijn gedrag en middelengebruik, zijn er ook zorgen over de schoolgang en gewetensontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Doordat [voornaam minderjarige] ook op school externaliserend gedrag liet zien is hij meerdere keren van school weggestuurd. Op dit moment gaat [voornaam minderjarige] helemaal niet meer naar school. Ook heeft hij geen andere zinvolle dagbesteding.
[voornaam minderjarige] geeft zelf aan dat zijn hoofd vol zit en dat hij zijn eigen gedachten niet begrijpt. Het blowen zou een copingmechanisme kunnen zijn. Het is daarom van belang dat er een persoonlijkheidsonderzoek (diagnostiek) bij [voornaam minderjarige] wordt afgenomen, zodat daarna passende hulpverlening kan worden ingezet. Eerdere hulpverlening in het vrijwillig kader heeft onvoldoende resultaat gehad.
De kinderrechter vindt het positief dat zowel de moeder als [voornaam minderjarige] in staat is om te reflecteren op zichzelf en de ontstane situatie. Beiden zien in dat het thuis niet langer gaat en beiden zijn bereid te doen wat nodig is om de situatie te verbeteren. Blijkbaar is er al een intake geweest bij Harreveld en het ziet ernaar uit dat [voornaam minderjarige] hier binnenkort terecht kan.
Een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn noodzakelijk om de bestaande patronen in de thuissituatie bij [voornaam minderjarige] en in de relatie tussen [voornaam minderjarige] en de moeder te doorbreken. Een jeugdbeschermer dient hierbij de regie te voeren. Op die manier kan de moeder zich weer focussen op haar moederrol en ontstaat bij [voornaam minderjarige] hopelijk de rust om te werken aan diagnostiek en behandeling.
5.3.
De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 19 april 2024 tot 19 april 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 19 april 2024 tot 19 oktober 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 26 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.