ECLI:NL:RBROT:2024:5086

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
C/10/677534 / KG ZA 24-345
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opheffing beslag en herbegroting vordering in een aannemingsovereenkomst tussen Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. en RGS Groep B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Aluminium & Chemie Rotterdam B.V. (hierna: Aluchemie) een kort geding aangespannen tegen RGS Groep B.V. (hierna: RGS) met als doel de opheffing van conservatoir beslag dat door RGS was gelegd op de bankrekening van Aluchemie. De vordering van RGS was gebaseerd op een aannemingsovereenkomst voor de demontage en sloop van de fabriek van Aluchemie, waarbij RGS stelde dat Aluchemie haar verplichtingen niet was nagekomen. De voorzieningenrechter heeft op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beslag niet volledig werd opgeheven, maar de vordering van RGS wel herbegroot werd. De voorzieningenrechter oordeelde dat RGS summierlijk aannemelijk had gemaakt dat zij recht had op een deel van de vorderingen, maar dat niet voor alle deelvorderingen het recht bestond. De rechter heeft de vordering tot opheffing van het beslag afgewezen, omdat het belang van RGS bij handhaving van het beslag zwaarder woog dan het belang van Aluchemie bij opheffing. Tevens werd Aluchemie veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/677534 / KG ZA 24-345
Vonnis in kort geding van 29 mei 2024
in de zaak van
ALUMINIUM & CHEMIE ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. J.M. Henriquez en T.A. Terlien te Rotterdam,
tegen
RGS GROEP B.V.,
gevestigd te Rijssen,
gedaagde,
advocaten mrs. P.J.A. Plattel en F.H. Hoogink te Arnhem.
Partijen worden hierna Aluchemie en RGS genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 april 2024, met producties 1-19;
  • de aanvullende producties 20-23 van Aluchemie;
- de producties 1-8 van RGS;
  • de mondelinge behandeling op 30 april 2024, en de toen door partijen overgelegde pleitaantekeningen;
  • de e-mail van de voorzieningenrechter van 14 mei 2024, waarin partijen in de gelegenheid zijn gesteld om zich nader uit te laten over de grondslag van de hierna te bespreken vorderingen II en III van RGS;
  • de akte van RGS van 16 mei 2024 en de e-mail van mr. Henriquez van dezelfde datum;
  • de e-mails van mr. Platter en de e-mails van mr. Terlien, beide van 22 mei 2024.

2.De feiten

2.1.
Aluchemie was actief in de productie en verkoop van koolstofanoden voor aluminiumproductie. De fabriek van Aluchemie op het terrein aan de [adres] te Botlek Rotterdam is vanaf 31 oktober 2021 gesloten.
2.2.
RGS is een sloopbedrijf van onroerende zaken.
2.3.
Op 10 mei 2022 hebben Aluchemie en RGS een aannemingsovereenkomst gesloten voor de demontage, reiniging, sloop en recycling van de fabriek van Aluchemie. De overeenkomst bepaalt onder meer:
Art. 2 Opdracht, Werk, prijs, datum van oplevering
(…)
4.
Met inachtneming van het bepaalde in § 3 lid 9 UAV-GC 2005, betaalt de Opdrachtnemer voor de realisatie van het Werk aan de Opdrachtgever (…) een totaalbedrag van:
EUR: 500.000,- exclusief BTW (zegge: vijfhonderdduizend euro)
Opdrachtnemer verwacht dat van het bedrag van EUR 500.000 een bedrag van EUR 150.000, exclusief BTW (zegge: honderdvijftigduizend euro) gemoeid zal zijn met eventueel nader moeten afvoeren van afvalstoffen en bijbehorende reiniging-/handlingskosten door Opdrachtnemer, waarbij als volgt is overeengekomen:

Opdrachtnemer geeft aan Opdrachtgever volledige inzage in de kosten die Opdrachtnemer heeft moeten maken voor het eventueel nader moeten afvoeren van afvalstoffen en bijbehorende reiniging-/handlingskosten door Opdrachtnemer:

Indien de kosten van Opdrachtnemer, gemoeid met het eventueel nader moeten afvoeren van afvalstoffen, minder bedragen dan EUR 150.000,-, betaalt Opdrachtnemer aan Opdrachtgever (bovenop de Prijs) het verschil tussen de werkelijk gemaakte (lagere) kosten en het bedrag van EUR 150.000,-, zonder opschorting of verrekening.
Met betrekking tot de Prijs geldt verder als volgt:

De Ontwerp- en Uitvoeringswerkzaamheden worden door Opdrachtnemer verricht tegen een vaste Prijs, die niet mag worden aangepast, anders dan in de bij de Vraagspecificatie gevoegde Annex VII opgenomen 'exceptionele omstandigheden'.

(….)

(….)

Verschillen in afmetingen of in de toestand van bestaande werken en terreinen geven geen recht tot verrekening en leiden niet tot aanpassing van de Prijs, tenzij de verschillen van zodanige aard zijn dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor rekening van opdrachtnemer dienen te blijven.

Kostenstijgingen en -dalingen voor materiaal en materieel liggen in de risicosfeer van Opdrachtnemer. Art. 7:753 BW wordt hierbij contractueel uitgesloten. § 44 lid 1 sub c UAV-GC 2005, wordt hierbij contractueel uitgesloten.

Opdrachtnemer zal verklaren kennis te hebben genomen van alle informatie die de Opdrachtgever heeft verstrekt en dat het Project ook niet anderszins aanleiding geeft tot het doen van een beroep op art. 6:258 BW dan wel vergelijkbare aanspraken op grond van de UAV-GC 2005.

Opdrachtnemer wordt eigenaar van alle vrijkomende (sloop)materialen. De opbrengsten uit reststromen en vrijgekomen materialen komen volledig toe aan Opdrachtnemer.
(…)
6.
Het Werk dient met inachtneming van de in een bij de Vraagspecificatie gevoegde annex opgenomen planning door de Opdrachtnemer te worden gerealiseerd, en wel zodanig dat het conform het bepaalde in § 24 UAV-GC 2005 gereed is voor aanvaarding door de Opdrachtgever binnen 60 (zestig) werkweken nadat Opdrachtgever de eerste voor het Project benodigde (sloop)vergunning(en) heeft verkregen van de daartoe bevoegde autoriteit. Deze datum van oplevering wordt door Partijen aangemerkt als de in de Basisovereenkomst vastgelegde uiterste datum van oplevering en betreft een fatale termijn. Dit zal niet gelden voor onderdelen welke uitgesteld kunnen worden door stikstofbeperkingen en voor stagnatie welke veroorzaakt is buiten invloedsfeer van Opdrachtnemer.
2.4.
Bij de overeenkomst zijn meerdere annexen gevoegd. Annex VII bepaalt het volgende:
“§ 1 Algemeen
1.
Opdrachtnemer is niet gerechtigd tot verrekening.
2.
De Ontwerp- en Uitvoeringswerkzaamheden worden door Opdrachtnemer verricht tegen een vaste Prijs die niet kan worden aangepast, anders dan in de situatie waarin sprake is van de volgende 'exceptionele' omstandigheden en met inachtneming van lid 3: indien met het eventueel nader moeten afvoeren van afvalstoffen en bijbehorende reiniging/handlingskosten door Opdrachtnemer.
a.
door Opdrachtnemer een bedrag van meer EUR 150.000,- exclusief BTW (zegge: honderdvijftigduizend euro)gemoeid is;
en/of
indien blijkt dat een van de gebouwen - anders dan overeengekomen - niet door RGS hoeft te worden gesloopt;
3.
Indien Opdrachtnemer in het geval van de in lid 2 sub a. en b. bedoelde omstandigheden meent aanspraak te kunnen maken op vergoeding van de eventuele kosten, dan treden Partijen hierover op verzoek van Opdrachtnemer met elkaar in overleg, maar niet eerder dan dat Opdrachtnemer hiervan i. aan Opdrachtgever tijdig schriftelijke mededeling heeft gedaan en ii. onder vermelding en nadere onderbouwing van de consequenties (in tijd en kosten) die bedoelde omstandigheden voor Opdrachtnemer tot gevolg zouden hebben. Met betrekking tot de in lid 2 sub a. bedoelde omstandigheid geldt dat Opdrachtnemer aan Opdrachtgever volledige inzage geeft in de kosten die Opdrachtnemer heeft moeten maken voor het eventueel nader moeten afvoeren van afvalstoffen en bijbehorende reiniging-/handlingskosten door opdrachtnemer.”
Annex XII bevat aanpassingen op de toepasselijke UAV-GC. Daarin wordt artikel 44 lid 1 sub b UAV-GC als volgt aangepast:
“Behoudens het bepaalde in § 45 heeft de Opdrachtnemer uitsluitend recht op kostenvergoeding en/of termijnsverlenging indien: (….)
(b) de Opdrachtnemer aantoont dat de kosten en/of vertraging hun oorzaak vinden in een omstandigheid waarvoor de Opdrachtgever krachtens de Overeenkomst verantwoordelijk is en waartegen de Opdrachtnemer niet behoefde te waarschuwen gelet op diens in artikel 3.5 van deze Overeenkomst vastgelegde waarschuwingsplicht.”
2.5.
RGS heeft haar werkzaamheden op 27 december 2023 afgerond en het terrein aan Aluchemie opgeleverd.
2.6.
RGS heeft ingenieursbureau Aveco de Bondt ingeschakeld om het proces en (de oorzaken van) schade te laten onderzoeken. Aveco de Bondt heeft op 12 februari 2024 een rapport uitgebracht.
2.7.
Op verzoek van RGS heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank op 29 maart 2024 verlof verleend om ten laste van Aluchemie conservatoir derdenbeslag te leggen onder de Deutsche Bank A.G. (hierna: Deutsche Bank). De vordering van RGS op Aluchemie is daarbij begroot op € 5.346.515,97. Daarnaast is bepaald dat dat beslag repeterend mag zijn (4 maal in 60 dagen).
2.8.
RGS heeft op 5 en 24 april 2024 ten laste van Aluchemie beslag onder de Deutsche Bank laten leggen.
2.9.
Aluchemie heeft het onderzoek van Aveco de Bondt laten beoordelen door Driver Trett. Op 28 april 2024 heeft Driver Trett naar aanleiding daarvan een memo opgesteld.
2.10.
RGS heeft op 18 april 2024 een Memorie van Eis tegen Aluchemie ingediend bij de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen.

3.Het geschil

3.1.
Aluchemie vordert – samengevat en na eiswijziging – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
het op 5 en 25 april 2024 ten laste van Aluchemie gelegde beslagen op te heffen dan wel RGS te gebieden om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis deze beslagen op te heffen, op straffe van een dwangsom;
te bepalen dat indien de beslagen niet worden opgeheven en het maximum van de dwangsom is bereikt, dit vonnis in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring van RGS voor de medewerking aan de intrekking van het beslag;
subsidair:
3. het bedrag waarvoor het beslagverlof is verleend te verlagen tot een bedrag van € 1.150.000,00;
zowel primair als subsidiair:
4. RGS te verbieden om nieuwe beslagen te leggen ten laste van Aluchemie (waaronder ook de beslagen die op grond van het reeds op 29 maart 2024 verkregen verlof, nog gelegd kunnen worden) voor vorderingen uit of in verband met de overeenkomst totdat in een arbitrage bij de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen een vonnis is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan en waarin de vorderingen van RGS worden toegewezen, op straffe van een dwangsom;
5. RGS te gebieden om bij een nieuw verzoek om beslagverlof melding te maken van dit vonnis en dit vonnis en de dagvaarding van Aluchemie te overleggen;
6. RGS te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
RGS voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Aluchemie in de proceskosten.

4.De beoordeling

Juridisch kader voor opheffing beslag

4.1.
Op grond van artikel 705 lid 2 Rv kan opheffing van een beslag onder meer plaatsvinden als summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt en een belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt. Ook kan een beslag worden opgeheven op grond van een zelfstandige belangenafweging. Artikel 705 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven het beslag in kort geding kan opheffen. Een apart spoedeisend belang is daarvoor niet vereist.
Is summierlijk gebleken dat RGS geen vordering heeft op Aluchemie?
4.2.
De vordering die RGS pretendeert te hebben en waarvoor beslag is gelegd bedraagt € 4.579.579,10 na verrekening met een vordering van Aluchemie op RGS van € 190.114,04. Dit bedrag is exclusief de opslag voor rente en kosten die bij beslaglegging gebruikelijk is. De vordering is opgedeeld in vijf deelvorderingen. Over deze deelvorderingen wordt als volgt overwogen.
Vordering I: afvoer van zwaar verontreinigd puin
4.3.
RGS stelt dat zij bij het verwijderen en demonteren van de opstallen grote hoeveelheden zwaar verontreinigd materiaal heeft aangetroffen en dat de kosten voor het afvoeren daarvan € 1.524.244,42 bedragen. Volgens RGS moet Aluchemie deze extra kosten vergoeden. In Annex VII is overeengekomen dat verrekening voor RGS mogelijk is als de kosten voor afvoer en reiniging van vervuilde materialen het bedrag van € 150.000,- overstijgen. RGS beroept zich voor deze vordering op de inhoud van het rapport van Aveco de Bondt en de overgelegde facturen (productie 8).
4.4.
Aluchemie benadrukt dat de werkzaamheden door RGS zouden worden verricht tegen een vaste prijs, die niet mocht worden aangepast. Volgens Aluchemie was zij gebaat bij prijszekerheid en was RGS bereid om dit te geven en heeft zij het risico van kostenstijgingen en -dalingen voor materiaal en materieel aanvaard. Aluchemie stelt zich op het standpunt dat RGS niet heeft voldaan aan de (cumulatieve) voorwaarden uit § 1.3 van Annex VII die betrekking hebben op het tijdig en volledig informeren. Vervolgens heeft RGS nagelaten om met Aluchemie in overleg te treden of de extra kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Ook uit het rapport van Aveco de Bondt volgt niet dat is voldaan aan de genoemde vereisten uit Annex VII.
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt.
4.5.1.
Uit artikel 2 lid 4 van de overeenkomst en Annex VII blijkt dat er sprake is van een in beginsel vaste aanneemsom, met dien verstande dat die aangepast kan worden als het afvoeren en reinigen van verontreinigd afval meer dan € 150.000,- zou kosten. Daarbij dienen bepaalde formele stappen in acht genomen te worden (vergelijk § 1.3 van Annex VII), maar het uitgangspunt lijkt toch te zijn dat RGS – als zij haar kosten kan hard maken – recht heeft op een aanpassing van de koopprijs. Het verweer van Aluchemie dat RGS niet heeft voldaan aan de vereisten uit § 1.3 van Annex VII, is hoofdzakelijk formeel van aard en Aluchemie heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij bij een deugdelijk onderbouwde vordering gehouden is tot (aanvullende) betaling.
4.5.2.
Het geschil over deze deelvordering gaat er in dit kort geding dus om of Aluchemie summierlijk kan aantonen dat RGS op dit punt geen vordering heeft, althans een vordering van substantieel lagere omvang als door RGS gepretendeerd. Daarin is Aluchemie niet geslaagd. RGS heeft deze kostenoverschrijding naar het oordeel van de voorzieningenrechter summierlijk aangetoond met het rapport Aveco de Bondt en de als productie 8 overgelegde facturen. Dat er over dit rapport discussie mogelijk is, is niet voldoende voor opheffing. Aluchemie heeft nog aangevoerd dat niet alle facturen uit productie 8 aan Aluchemie kunnen worden doorbelast, maar zij heeft zelf niet nader onderbouwd welke facturen dit betreft. De conclusie is dan ook dat niet summierlijk is gebleken dat RGS voor deze deelvordering geen vorderingsrecht heeft van de door haar gestelde hoogte.
Vordering II: langere uitvoeringsperiode
4.6.
De overeenkomst bepaalt dat de uitvoeringsduur van het project 60 weken is. RGS stelt dat Aluchemie heeft ingestemd met het verzoek van RGS om de uitvoeringsduur van het project te verlengen met 20 weken. De reden van de langere duur is gelegen in stikstof- en ecologiebeperkingen. Die hebben ertoe geleid dat Aluchemie (delen van) het terrein later aan RGS ter beschikking heeft gesteld dan waar RGS rekening hoefde te houden. Een deel van de gebouwen zijn zelfs pas na het verstrijken van de 60 weken termijn aan RGS ter beschikking gesteld. Aluchemie is daarom gehouden de extra kosten van RGS te vergoeden. Dit volgt alleen al uit het feit dat Aluchemie met de termijnverlenging heeft ingestemd, maar het volgt ook uit de overeenkomst. RGS maakt aanspraak op de kosten die hiermee verband houden van in totaal € 1.316.397,32. Zij beroept zich op (onder meer) artikel 2 lid 6 van de overeenkomst en artikel 44 lid 1 sub b UAV-GC.
4.7.
Aluchemie betwist dat RGS recht heeft op een vergoeding. Zij betwist allereerst dat zij ingestemd heeft met een termijnverlenging. Daarnaast betoogt zij dat de claim van RGS niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld moeten worden. De gestelde vertraging door stikstof- en ecologiebeperkingen is op geen enkele manier geconcretiseerd, er wordt geen verband gelegd met de verschillende contractuele bepalingen en met het kritieke pad. Ook heeft RGS niet de weg van artikel 44 lid 2 tot en met 10 UAV-GC bewandeld, waardoor Aluchemie de kans is ontnomen om bijvoorbeeld de werkzaamheden te beperken of vereenvoudigen of om een deel van de scope bij een andere aannemer onder te brengen of anderszins haar potentiële schade te beperken.
4.8.
Hierover wordt als volgt geoordeeld.
4.8.1.
Uit de overgelegde emailwisseling vooralsnog voldoende dat Aluchemie heeft ingestemd met een verlenging van de uitvoeringsperiode vanwege stikstofbeperkingen van 60 naar 80 weken. Zij heeft een aangepast termijnschema opgesteld in februari 2023 en schreef in een (in het verzoekschrift geciteerde) e-mail van 17 februari 2023 dat ze dacht dat de termijnen uit de overeenkomst moesten worden aangepast en deed een voorstel gebaseerd op een doorlooptijd van 80 weken. Aluchemie geeft in die e-mail tevens aan dat dit
‘bij de
contractdocumenten wordt opgeslagen’.
4.8.2.
Uit de overgelegde correspondentie blijkt niet dat Aluchemie ingestemd heeft met het vergoeding van extra kosten vanwege deze verlengde termijn. Dat moet dus worden beoordeeld aan de hand van de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde voorwaarden.
4.8.3.
Op grond van artikel 44 lid 1 sub b UAV-GC (zoals aangepast, zie 2.4) heeft RGS – kort gezegd – recht op een termijnsverlenging en een kostenvergoeding bij vertraging door een omstandigheid waarvoor Aluchemie verantwoordelijk is. RGS heeft summierlijk aannemelijk gemaakt dat deze situatie zich voordoet. Zij stelt dat Aluchemie delen van het terrein later heeft opgeleverd dan de bedoeling was omdat Aluchemie stikstofrechten wilde veiligstellen en dat een deel zelfs is opgeleverd na het verstrijken van de 60 weken termijn. Dat de wens om stikstofrechten veilig te stellen voor vertraging heeft gezorgd, is door Aluchemie niet, althans niet op een voor de voorzieningenrechter inzichtelijke wijze, gemotiveerd betwist. In § 13 van het door Aluchemie overgelegde rapport van Driver Trett staat dat de stikstofbeperkingen er voor hadden gezorgd dat RGS niet eerder dan 1 maart 2023 kon starten met het werk aan de ovens, dat dit een van de uitzonderingen is waarvoor de 60 weken termijn niet gold en dat Aluchemie dit begreep. Hiermee wordt kennelijk erkend dat de stikstofvertraging een relevante factor is. In de bodemprocedure zal verder onderzocht moeten worden wat de invloed van deze vertraging op het kritieke pad is. Dat geldt ook voor het verweer van Aluchemie dat RGS haar niet heeft gewaarschuwd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat RGS al direct na de contractsluiting voor deze vertraging aandacht heeft gevraagd.
4.8.4.
Dat RGS extra kosten maakt bij een projectduur die 20 weken langer duurt, ligt voor de hand en is door haar summierlijk aannemelijk gemaakt met het rapport van Aveco Bondt. De conclusie is dan ook dat Aluchemie niet summierlijk aannemelijk heeft kunnen maken dat RGS op dit punt geen vordering toekomt of alleen voor een substantieel lager bedrag dan door RGS gesteld.
Vordering III: gemiste ijzeropbrengsten
4.9.
Het geschil over vordering III ligt grotendeels in het verlengde van de discussie over vordering II. RGS stelt als gevolg van de langere uitvoeringsperiode ook ijzeropbrengsten te hebben misgelopen. Deze schade zou niet zijn veroorzaakt als RGS haar werkzaamheden wel binnen de oorspronkelijke planning had kunnen uitvoeren en is daarmee terug te voeren tot de te late oplevering van Aluchemie van het terrein. RGS had dan het ijzer tegen een hoger tarief kunnen verkopen dan nu het geval is. Volgens RGS is de schade in de rapportage van Aveco de Bondt inzichtelijk gemaakt. Het verschil in opbrengst is vastgesteld op € 1.642,572,38.
4.10.
Volgens Aluchemie is de schade in het rapport van Aveco de Bondt onvoldoende onderbouwd. In feite lijkt het rapport uit te gaan van een (juridisch niet-toegestane) nacalculatie, waarbij iedere fluctuatie in prijs voor rekening en risico van Aluchemie zou moeten komen. Er wordt bovendien in het rapport niet ingegaan op de invloed van de gestelde vertragingsoorzaken en het kritieke pad. In het rapport ontbreekt verder nog onder meer een onderbouwing van de oorzaak van de vertragingen en de wettelijke of contractuele grondslag voor de aanspraak, aldus Aluchemie.
4.11.
Hoewel deze vordering op de voorzieningenrechter minder sterk overkomt dan de vorderingen I en II, is ook deze vordering summierlijk komen vast te staan. Vaststaat immers dat Aluchemie (delen van) het terrein later aan RGS heeft opgeleverd dan bedoeld was en RGS heeft met het rapport van Aveco de Bondt summierlijk aannemelijk gemaakt dat de opbrengsten van het ijzer hoger waren geweest als het werk eerder was uitgevoerd. Dat rechtvaardigt dat het beslag ook voor deze vordering wordt gehandhaafd, ook al staat in artikel 2 lid 4 van de overeenkomst dat kostenstijgingen en -dalingen voor materiaal en materieel voor risico van RGS komen. Het gaat immers niet om (kort gezegd) waardefluctuaties die zich hebben voorgedaan binnen de overeengekomen uitvoeringstermijn, maar om fluctuaties die zich hebben voorgedaan in de periode dat die termijn was verlengd om redenen die – naar voorshands wordt geoordeeld – aan Aluchemie zijn toe te rekenen.
Vordering IV: meerwerk
4.12.
RGS heeft in het beslagrekest gesteld dat zij in opdracht van Aluchemie depots heeft aangelegd, waarvan de kosten door Aluchemie vergoed moeten worden. Aluchemie zou hebben toegezegd om de hieraan verbonden kosten te vergoeden aan RGS. RGS stelt hiervoor een vordering van € 157.846,26.
4.13.
Aluchemie betwist dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Volgens Aluchemie komen op basis van artikel 2 lid 4, 9e bullet en Annex V deze kosten voor rekening en risico van RGS.
4.14.
RGS heeft het verweer van Aluchemie niet weersproken. Niet is gebleken op welke grondslag RGS de vordering baseert. RGS heeft ook niet onderbouwd dat Aluchemie zou hebben toegezegd deze kosten te vergoeden. Deze vordering is naar oordeel van de voorzieningenrechter dan ook summierlijk ondeugdelijk gebleken.
Vordering V: regiekosten RGR’s
4.15.
RGS stelt ten slotte dat zij in opdracht van Aluchemie regiewerkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de RGR’s. De kosten daarvoor bedragen € 78.913,26.
4.16.
Volgens Aluchemie is de vordering ondeugdelijk om RGS vergeet te vermelden dat zij met betrekking tot de RGR’s ook heel veel werkzaamheden niet heeft hoeven te verrichten. Anders gezegd: er is sprake van minderwerk met betrekking tot de RGR’s. In totaal bedragen de besparingen ongeveer € 500.000,-. RGS heeft deze besparingen niet meegenomen in haar berekening.
4.17.
RGS heeft het verweer van Aluchemie niet weersproken. RGS heeft de vordering ook niet nader onderbouwd. De vordering is naar oordeel van de voorzieningenrechter dan ook summierlijk ondeugdelijk.
Conclusie: herbegroting vordering
4.18.
Samenvattend is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering voor zover die ziet op deelvorderingen I, II en III summierlijk deugdelijk is, maar dat dit niet geldt voor deelvorderingen IV en V. Dit leidt niet tot gehele opheffing van het door RGS gelegde beslag, maar tot herbegroting van de vordering van RGS op Aluchemie. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de vordering opnieuw te begroten op 25% van het totaal, zoals gevorderd. Aluchemie heeft dit percentage in het geheel niet onderbouwd.
4.19.
De vordering wordt daarom aldus begroot:
Belangenafweging
4.20.
Aluchemie heeft gesteld dat een belangenafweging ertoe moet leiden dat het beslag moet worden opgeheven. De voorzieningenrechter volgt haar daarin niet. Aluchemie heeft haar activiteiten gestaakt en is voor de financiering van de sanering afhankelijk van haar aandeelhouders. Uit het jaarverslag over 2022 van Aluchemie volgt dat haar aandeelhouders voor 10 miljoen zekerheid bieden voor het project, maar nergens blijkt uit hoe RGS daarop haar vordering kan verhalen. Het is bovendien onzeker of dit bedrag voldoende is in het licht van de vordering van RGS. Die vordering behelst immers een substantiële verhoging van de kosten van de sanering. Daarmee heeft RGS een substantieel belang bij het zekerstellen van verhaal. Het belang van Aluchemie om te kunnen beschikken over haar inmiddels beslagen bankrekening weegt daar onvoldoende tegenop. Weliswaar stelt Aluchemie dat het beslag de sanering in gevaar kan brengen en andere leveranciers betaald moeten worden, maar op zitting heeft de CFO van Aluchemie verklaard dat het Aluchemie enkele weken kost om een aanvullende financiering te verkrijgen. Het eerste beslag is gelegd op 5 april 2024 en daarmee zijn de ‘enkele weken’ inmiddels verstreken. Alle omstandigheden meegewogen weegt het belang van RGS bij handhaving van het beslag zwaarder dan het belang van Aluchemie bij opheffing daarvan.
Artikel 21 Rv
4.21.
Aluchemie heeft ook nog gesteld dat het beslag moet worden opgeheven omdat RGS heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv. Volgens Aluchemie heeft RGS bij het beslagrekest alleen bepaalde brieven overlegd en andere relevante correspondentie bewust achtergehouden, waardoor de voorzieningenrechter niet op de hoogte is gebracht dat Aluchemie in het voortraject bij RGS veelvuldig om een onderbouwing en/of nadere toelichting van de vorderingen heeft gevraagd. Dit betoog slaagt niet. Uit het verzoekschrift van RGS met bijlagen blijkt dat Aluchemie in het voortraject bij herhaling om een onderbouwing van de vorderingen heeft gevraagd (zie bijlage 10 bij het verzoekschrift). Het ontbreken van een deel van de betreffende emails staat daarom niet in verhouding tot het opheffen van het beslag.
Beslagverbod
4.22.
De voorzieningenrechter wijst de vordering om RGS te verbieden opnieuw beslag te leggen af. Een beslagverbod beperkt het door artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op toegang tot de rechter. In beginsel is een dergelijke vordering alleen toewijsbaar als misbruik van beslagrecht dreigt. Aluchemie heeft onvoldoende onderbouwd dat die situatie zich voordoet.
Verplichting melding maken van dit vonnis
4.23.
De voorzieningenrechter ziet in de inhoudelijke beslissingen in dit vonnis wel aanleiding om RGS te veroordelen tot de verplichting om bij een eventueel volgend beslagrekest, met dezelfde grondslag, een afschrift van dit vonnis te overleggen. RGS heeft hier ook geen bezwaar tegen gemaakt.
Proceskosten
4.24.
Aluchemie wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van RGS worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging, zie beslissing)
Totaal € 1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
a. herbegroot de vordering tot zekerheid waarvoor RGS ten laste van Aluchemie conservatoir derdenbeslag heeft laten leggen op € 5.017.065,09, met inbegrip van rente en kosten,
beveelt RGS dat zij bij een nieuw verzoek om ten laste van Aluchemie beslag te leggen melding moet maken van dit vonnis en dit vonnis en de inleidende dagvaarding van Aluchemie moet overleggen,
veroordeelt Aluchemie in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Aluchemie niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Aluchemie € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.
[3070/1876]