Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer [persoon B] , werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat).
Rechtbank Rotterdam
Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, een verzoek heeft ingediend om een voorlopige voorziening ex artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster vroeg om een moratorium van zes maanden, zodat zij in haar huurwoning kan blijven wonen en de mogelijkheid heeft om een regeling met haar schuldeisers te treffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster de huur van april en mei 2024 heeft betaald, hoewel de huur van de voorgaande veertien maanden niet was voldaan. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woning was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven, zwaarder laten wegen dan de belangen van de verhuurder, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.