ECLI:NL:RBROT:2024:5084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
FT RK 24/480 en FT RK 24/481
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium voor zes maanden in het kader van de Faillissementswet met betrekking tot huurbetalingen en beschermingsbewind

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een moratorium heeft aangevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die een inkomen heeft van € 2.400,- per maand, heeft op 1 mei 2024 een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, omdat er een dreigende situatie was door een ontruimingsvonnis van 28 november 2023. De huur voor de maanden januari tot en met mei 2024 was tijdig betaald, en er was een spoedaanvraag gedaan voor beschermingsbewind om te waarborgen dat de huurtermijnen ook in de toekomst tijdig zouden worden voldaan. Verweerster, de verhuurder, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van het verzoek, mits er in het vonnis werd opgenomen dat de voorziening alleen geldt zolang de huurtermijnen tijdig worden voldaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in de huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het ontruimingsvonnis wil uitvoeren. Gezien de omstandigheden en het feit dat verweerster geen bezwaar heeft gemaakt, heeft de rechtbank besloten om het verzoek toe te wijzen voor een periode van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 30 mei 2024
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 1 mei 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 1 mei 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 23 mei 2024.
Ter zitting van 23 mei 2024 is verschenen en gehoord:
- de heer [persoon A] , werkzaam bij Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: verweerster).
Ter zitting van 23 mei 2024 is telefonisch gehoord:
- namens verzoeker, mevrouw [persoon B] , werkzaam bij Holland Advocatenkantoor (hierna: advocaat).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 28 november 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft inkomen uit arbeid van € 2.400,- per maand. De kale huur bedraagt € 845,- per maand. De huur van januari, februari, maart, april en mei 2024 is betaald. De advocaat heeft ter zitting verklaard dat er op 23 mei 2024 een spoedverzoek is gedaan bij de kantonrechter voor het instellen van beschermingsbewind. Mocht het beschermingsbewind worden uitgesproken, dan is daarmee voldoende gewaarborgd dat de lopende termijnen tijdig zullen worden betaald. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat verzoeker de afgelopen maanden heeft laten zien zelf voor tijdige betaling van de huur te kunnen zorgdragen.

3.Het verweer

Verweerster heeft geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek. Verweerster wil wel dat in het vonnis wordt opgenomen dat deze voorziening slechts geldt zolang gedurende deze periode de lopende termijnen tijdig worden voldaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 28 november 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 27 maart 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 2 mei 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 28 november 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huur van januari, februari, maart, april en mei 2024 is tijdig betaald. Daarnaast is er een spoedaanvraag gedaan voor beschermingsbewind, waardoor voldoende wordt gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen ook tijdig zullen worden betaald. Tegen deze achtergrond en nu verweerster zich niet tegen toewijzing van het verzoek verzet dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 28 november 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 1 mei 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.