ECLI:NL:RBROT:2024:5080

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
FT RK 24/474 en FT RK 24/475
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van een schuldenaar in het kader van de Faillissementswet

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een moratorium heeft aangevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster, die onder budgetbeheer staat, heeft een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet ontruimd zou worden uit haar huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huur voor januari, februari en mei 2024 is betaald, en dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de lopende huurtermijnen tijdig te voldoen. De verweerster, NL Resiport B.V., is niet verschenen ter zitting, waardoor de rechtbank de belangen van verzoekster zwaarder heeft laten wegen dan die van de verweerster. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak benadrukt de bescherming die de wet biedt aan schuldenaren in een dreigende executiesituatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 30 mei 2024
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 30 april 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 1 mei 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 23 mei 2024.
Ter zitting van 23 mei 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Nederland (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon C] en mevrouw [persoon D] , beiden werkzaam bij de gemeente Barendrecht (hierna: maatschappelijk werkers).
NL Resiport B.V., gevestigd te Rijswijk (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 20 maart 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft inkomsten uit arbeid van € 2.271,10 (netto) per maand. De kale huur bedraagt € 1.037,44 per maand. De huur van januari en februari 2024 is – weliswaar te laat – betaald. De huurtermijn van mei 2024 is tijdig betaald. Verzoekster staat sinds 24 april 2024 onder budgetbeheer bij de Kredietbank Nederland, waardoor voldoende aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen tijdig kunnen en zullen worden voldaan.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 20 maart 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 16 april 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 8 mei 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 20 maart 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huur van januari, februari (weliswaar te laat) en mei 2024 zijn betaald. Daarnaast staat verzoekster sinds 24 april 2024 onder budgetbeheer, waardoor voldoende aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 20 maart 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan het [adres] , [postcode] te [woonplaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 1 mei 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.