ECLI:NL:RBROT:2024:5067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
83-072391-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belastingfraude en valsheid in geschrifte door feitelijk leidinggeven aan een rechtspersoon

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die feitelijk leiding heeft gegeven aan een rechtspersoon, [naam bedrijf 1], die zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk niet betalen van omzetbelasting en het niet doen van aangifte over het tweede kwartaal van 2014, wat resulteerde in een totaalbedrag van meer dan €116.000 aan niet afgedragen belasting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als enige bestuurder van [naam bedrijf 1], verantwoordelijk was voor de belastingaangiftes en het betalen van de verschuldigde omzetbelasting. Ondanks de verdediging dat hij erop vertrouwde dat de boekhouder de aangifte zou doen, werd vastgesteld dat hij niet voldoende zorg had gedragen voor de naleving van de belastingverplichtingen.

Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan valsheid in geschrifte door valse facturen op te maken die bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde door valse facturen te verstrekken, wat de goede werking van het belastingstelsel ondermijnde. De rechtbank legde een taakstraf op van 85 uren, met aftrek van voorarrest, en hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een vermindering van de straf.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, maar besloot geen gevangenisstraf op te leggen gezien de tijd die verstreken was sinds de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-072391-22
Datum uitspraak: 30 april 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. N. Stegerhoek, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten voor zover die betrekking hebben op het tweede kwartaal van 2014 en van het onder 3 ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 85 uren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft de boekhouding van [naam bedrijf 1] (hierna: ‘ [naam bedrijf 1] ’) afgegeven aan de boekhouder, en hem verzocht om de aangifte omzetbelasting te doen. De verdachte verkeerde in de veronderstelling dat, met het toesturen en verifiëren van de juiste inloggegevens, het doen van de omzetbelasting was geregeld. Hij heeft erop vertrouwd dat de aangifte ook is gedaan, en bij hem bestond de wil om aangifte te doen. Hij had daarom geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – op het niet doen van de aangifte, en op het niet betalen van de omzetbelasting. De verdachte moet worden vrijgesproken van deze feiten.
De verdachte is ook niet aan te merken als feitelijk leidinggever of opdrachtgever van [naam bedrijf 1] , omdat een ander – [medeverdachte] - regelde dat [naam bedrijf 1] computerspullen kon kopen, de klant voor de computerspullen regelde, de inkoopfacturen bracht, en onder zijn begeleiding de facturen werden opgesteld. De verdachte moet worden vrijgesproken van het feitelijk leidinggeven aan [naam bedrijf 1] .
4.1.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde niet betalen van omzetbelasting en het niet doen van aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2014 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
In het tweede kwartaal van 2014 zijn door de verdachte verkoopfacturen van [naam bedrijf 1] opgesteld, waarop in totaal voor een bedrag van ruim € 116.000 aan omzetbelasting stond vermeld.
De verdachte was de enige bestuurder van [naam bedrijf 1] , en als zodanig verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken van de vennootschap. Hij werkte daar alleen, en was als enige gemachtigd voor de bankrekening van [naam bedrijf 1] . Aan zijn verantwoordelijkheid als bestuurder doet niet af of hij zich ten aanzien van sommige aangelegenheden in meer of mindere mate liet instrueren door [medeverdachte] . Tijdens de zitting heeft de verdachte ook bevestigd dat hij leidinggaf aan [naam bedrijf 1] .
Tot de verantwoordelijkheden van de verdachte als bestuurder horen het doen van belastingaangiftes en het betalen van verschuldigde omzetbelasting, althans zeker te stellen dat dit wordt gedaan. Hij kan zich er niet achter verschuilen dat hij de administratie van [naam bedrijf 1] aan de boekhouder heeft afgegeven en er daarna op vertrouwde dat die de aangifte zou doen en de aanslag betaald zou worden. De verdachte heeft ervoor gezorgd dat op de bankrekening van [naam bedrijf 1] geld werd ontvangen uit hoofde van de omzetbelasting (in rekening gebrachte BTW) en had er ook voor moeten zorgen dat er op aangifte omzetbelasting werd betaald (aan de Belastingdienst). Dit geldt temeer omdat de Belastingdienst [naam bedrijf 1] op 6 mei 2014 uitnodigde om aangifte te doen voor de betreffende periode en op 25 augustus 2014 de verdachte er met een naheffingsaanslag op wees dat hij dat niet had gedaan.
Door niet zeker te stellen dat dit ook daadwerkelijk was gebeurd, heeft de verdachte zich willens en wetens schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het niet betalen van verschuldigde omzetbelasting, en aan het niet doen van belastingaangifte.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet betalen van omzetbelasting en het niet doen van aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2014.
4.2.
Bewijswaardering feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
Voor de ten laste gelegde valsheid in geschrifte geldt dat er daadwerkelijk handel heeft plaatsgevonden, er zijn immers goederen opgehaald op het vestigingsadres van [naam bedrijf 1] . De facturen hadden betrekking op deze transacties. Voor zover er valse facturen zijn opgemaakt heeft de verdachte dienaangaande niet opzettelijk gehandeld, omdat hij een ondergeschikte rol had en [medeverdachte] veel inspraak had op de inhoud van de facturen.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte was met [naam bedrijf 1] actief in de schoonmaakbranche toen hij door een (relatief) onbekende werd benaderd met het voorstel om transacties in computerspullen via [naam bedrijf 1] te laten lopen. De verdachte had geen enkele ervaring met computerspullen en ook geen kennis daarover. Hij was niet bekend met enige waarde die [naam bedrijf 1] door de voorgestelde transacties toevoegde aan de handel in deze goederen. De verdachte wist niet wat hij met de handel zou verdienen. De facturen voor inkoop van de goederen moest [naam bedrijf 1] voldoen aan een andere partij dan de partij die de goederen leverde. [naam bedrijf 1] had geen eigen middelen om de inkoop van de spullen te betalen, en evenmin om de omzetbelasting die in rekening werd gebracht af te dragen aan de Belastingdienst. Dit zijn allemaal indicaties dat het schijnhandel betrof. De verdachte heeft geen nader onderzoek gedaan naar de transacties en naar de partijen die daarbij betrokken waren. Door zo te handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat het handelsverkeer met de wederpartijen van [naam bedrijf 1] bestond uit schijntransacties (in dit geval een zogenaamde BTW-carrousel) en dus dat de facturen die hij ten behoeve daarvan opstelde een valse voorstelling van zaken gaven.
4.2.3.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van facturen van [naam bedrijf 1] .
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
de Besloten Vennootschap
[naam bedrijf 1] .
in de periode van 1 april 2014 tot en met 31 oktober 2014, ,
te Amsterdam, opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, betrekking hebbende op de aangifte voor de omzetbelasting over het aangifte tijdvak 2e kwartaal 2014 niet heeft betaald, immers heeft genoemde rechtspersoon opzettelijk de belasting op de bovengenoemde aangifte omzetbelasting, welke op aangifte moet worden voldaan
niet voldaan en/of afgedragen aan de inspecteur der Belastingen (te Amsterdam),
hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging;
2
de Besloten Vennootschap
[naam bedrijf 1] .
in de periode van 1 april 2014 tot en met
30 juni2014te Amsterdam
opzettelijk
een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting
ten name van [naam bedrijf 1] . (fiscaalnummer [nummer] )
over het aangiftetijdvak 2e kwartaal 2014 niet heeft gedaan,
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging;
3
hij
in de periode van 19 mei 2014 tot en met 4 juli 2014
te Amsterdam ,
12, factuur/invoices ten name van [naam bedrijf 1] gericht aan [afkorting naam bedrijf 2] . (totaal ter waarde van euro 739.898,68 (btw euro 128.412,18) (bijlage(n) DOC-023c en/of DOC-024d en/of DOC-025c en/of DOC-026c en/of DOC-027c en/of DOC-028c en/of DOC-029c en/of DOC-030d en/of DOC-03lc en/of DOC-032c en/of DOC-033a en/of DOC-034a),zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt ,
immers heeft hij, verdachte toen en daar telkens valselijk in strijd met de waarheid
- zakelijk weergegeven - op die factuuren)
vermeld dat [naam bedrijf 1] . telkens factuurbedragen terzake leveringen van goederen/software (Sage Instant Accounting 2012 en/of MS Office Home Student/business 2013) in rekening bracht aan [naam bedrijf 2] ( [afkorting naam bedrijf 2] .)
als ware er sprake van tussen
[naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 2] ( [afkorting naam bedrijf 2] .) overeengekomen transacties, zoals gebruikelijk in het handelsverkeer, zulks terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van door of namens [naam bedrijf 1] . enerzijds en [naam bedrijf 2] ( [afkorting naam bedrijf 2] .) anderzijds overeengekomen transacties, zoals gebruikelijk in het handelsverkeer,
enterwijl er in werkelijkheid sprake was van door of namens [naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 2] ( [afkorting naam bedrijf 2] .) opgezette schijntransacties met het vooropgezette doel om (in het kader van een zogenaamde BTW-carrousel) de Nederlandse Staat financieel te benadelen (op het terrein van de omzetbelasting) en/of om henzelf financieel te bevoordelen ten koste van de Nederlandse Staat,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken en opzettelijk bovengenoemde valse geschriften telkens heeft afgeleverd bij een medewerker) van [naam bedrijf 2]
terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet betalen, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

2. opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

3. opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude door het opzettelijk niet doen van aangifte omzetbelasting en het niet afdragen van omzetbelasting. Dit heeft geleid tot een totaalbedrag van niet afgedragen omzetbelasting van ruim € 116.000.
De verdachte heeft met deze handelwijze de samenleving benadeeld, doordat er minder geld voor algemene middelen beschikbaar komt. De verdachte heeft daarnaast de goede werking van het systeem van omzetbelasting belemmerd, omdat dit systeem gebaseerd is op het vertrouwen dat de ondernemer een juiste aangifte doet en op basis daarvan belasting afdraagt.
Verder heeft de verdachte met het opmaken en verstrekken van valse facturen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt en moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad geen strafverzwarend effect heeft.
7.4.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Op 28 mei 2018 is de woning van de verdachte ter inbeslagneming doorzocht en is hij aangehouden. Op deze datum is de redelijke termijn aangevangen.
Tussen de aanvang van de redelijke termijn en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna zes jaar. Een deel van die vertraging, te weten ruim twee jaar, is te wijten aan factoren die in de risicosfeer van de verdachte liggen. Desalniettemin is, aangezien wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM van ruim twee jaar. Dit dient gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Afgezien van de overschrijding van de redelijke termijn, is hoe dan ook relatief veel tijd verstreken sinds het plegen voormelde feiten (2014) en de berechting van deze zaak, namelijk tien jaar. Ook daar houdt de rechtbank bij het opleggen van de straf rekening mee.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is er in beginsel aanleiding tot het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op de tijd die is verstreken sinds het begaan van het feit, zal de rechtbank echter afzien van het opleggen van een gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt aan de verdachte een taakstraf opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 22c, 22d, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68, 69 en 69a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan en verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 85 (vijfentachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
79 (negenenzeventig) urente verrichten taakstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
39 (negenendertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 april 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
de Besloten Vennootschap
[naam bedrijf 1] .
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 31 oktober 2014, in elk geval de periode van 1 april 2014 tot en met 3 december 2015,
te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen,
betrekking hebbende op de aangifte voor de omzetbelasting over het/de aangiftetijdvak(ken)
2e kwartaal 2014 en/of 3e kwartaal 2014, althans de maand juli 2014,
althans betrekking hebbende
op het/de aangiftetijdvak(ken) 2e kwartaal 2014 en/of 3e kwartaal 2014, althans de maand juli 2014,
(telkens) niet, dan wel niet binnen de in de Belastingwet gestelde termijn heeft betaald, althans heeft doen of laten betalen,
immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk de belasting op de bovengenoemde/bedoelde aangifte(n) omzetbelasting, en/althans betrekking hebbende op bovengenoemd(e) aangiftetijdvak(ken), welke op aangifte moet(en) worden voldaan
niet (volledig), althans niet binnen de in de Belastingwet gestelde termijn, voldaan en/of afgedragen aan de inspecteur der Belastingen (te Amsterdam),
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/ of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
2
de Besloten Vennootschap
[naam bedrijf 1] .
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 31 oktober 2014, in elk geval in de periode van 1 april 2014 tot en met 3 december 2015,
te Amsterdam en/of te Heerlen en/of te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting
ten name van [naam bedrijf 1] . (fiscaalnummer [nummer] )
over het/de aangiftetijdvak(ken) 2e kwartaal 2014 en/of het aangiftetijdvak 3e kwartaal 2014, althans de maand juli 2014,
(telkens) niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen (te Amsterdam en/of elders in Nederland) gestelde termijn(en),
immers nog niet op 3 december 2015, in elk geval 2 november 2018, heeft gedaan,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/ of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
3
hij
in of omstreeks de periode van 19 mei 2014 tot en met 4 juli 2014
te Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
12, in elk geval een of meer, factu(u)r(en) /invoice(s) ten name van [naam bedrijf 1] gericht aan [afkorting naam bedrijf 2] . (totaal ter waarde van euro 739.898,68 (btw euro 128.412,18) (bijlage(n) DOC-023c en/of DOC-024d en/of DOC-025c en/of DOC-026c en/of DOC-027c en/of DOC-028c en/of DOC-029c en/of DOC-030d en/of DOC-03lc en/of DOC-032c en/of DOC-033a en/of DOC-034a),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/ of vervalst,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
- zakelijk weergegeven -
op/in (een of meer van) die factu(u)r(en)/invoice(s)
vermeld en/of geschreven en/of opgenomen, en/althans door die ander(en) doen en/ of laten vermelden en/ of schrijven en/ of opnemen, dat
[naam bedrijf 1] . (telkens) (een) factuurbedrag(en) terzake (een) levering(en) van goederen/software (Sage Instant Accounting 2012 en/of MS Office Home Student/business 2013) in rekening bracht aan [naam bedrijf 2] ( [afkorting naam bedrijf 2] .)
als ware er sprake van (een) tussen
[naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 2] ( [afkorting naam bedrijf 2] .) overeengekomen transactie(s), zoals gebruikelijk in het handelsverkeer, zulks terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van door of namens [naam bedrijf 1] . enerzijds en [naam bedrijf 2] ( [afkorting naam bedrijf 2] .) anderzijds overeengekomen transactie(s), zoals gebruikelijk in het handelsverkeer,
en/of
terwijl er in werkelijkheid sprake was van (een) door of namens [naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 2] ( [afkorting naam bedrijf 2] .) opgezette (schijn)transactie(s) met het (vooropgezette) doel om (in het kader van een zogenaamde BTW-carrousel) de Nederlandse Staat financieel te benadelen (op het terrein van de omzetbelasting) en/of om zichzelf/henzelf financieel te bevoordelen ten koste van de Nederlandse Staat,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of
opzettelijk bovenbedoeld(e)/genoemd(e) valse of vervalst geschrift(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of (telkens) heeft/hebben afgeleverd en/of doen en/of laten afleveren bij de ((een) medewerker(s)) van) [naam bedrijf 2]
terwijl hij, verdachte, en/ of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst.