In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 21 mei 2024, heeft de kinderrechter zich gebogen over een verzoek van de moeder van een minderjarige, geboren in 2018, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.V. Paniagua, verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die op 5 april 2024 was afgegeven, vervallen te verklaren. Deze aanwijzing beperkte de omgang tussen de moeder en haar kind tot eenmaal per maand voor maximaal anderhalf uur.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2024, waar de moeder en haar advocaat aanwezig waren, werd duidelijk dat de GI akkoord ging met het vervallen van de schriftelijke aanwijzing, aangezien de omgangsregeling inmiddels was aangepast. De moeder pleitte voor een langere omgangsduur dan het voorgestelde uur, en benadrukte het belang van contact tussen haar kind en zijn pasgeboren zusje. De kinderrechter overwoog dat de GI, op basis van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek, schriftelijke aanwijzingen kan geven indien de ouder niet voldoende meewerkt aan de uitvoering van het zorgplan.
De kinderrechter concludeerde dat de nieuwe omgangsregeling, die nu eenmaal in de twee weken voor een uur onder begeleiding van Youth Care plaatsvindt, passend is voor de leeftijd van de minderjarige. De kinderrechter sprak de hoop uit dat de nieuwe afspraken snel in werking treden en dat er aandacht is voor de kennismaking tussen de minderjarige en zijn zusje. Aangezien de schriftelijke aanwijzing niet langer wordt uitgevoerd, verklaarde de kinderrechter de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek om deze aanwijzing vervallen te verklaren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.