ECLI:NL:RBROT:2024:5060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
678279
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking schriftelijke aanwijzing in de zaak van een minderjarige met betrekking tot omgangsregeling en ouderlijk gezag

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 21 mei 2024, heeft de kinderrechter zich gebogen over een verzoek van de moeder van een minderjarige, geboren in 2018, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.V. Paniagua, verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die op 5 april 2024 was afgegeven, vervallen te verklaren. Deze aanwijzing beperkte de omgang tussen de moeder en haar kind tot eenmaal per maand voor maximaal anderhalf uur.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2024, waar de moeder en haar advocaat aanwezig waren, werd duidelijk dat de GI akkoord ging met het vervallen van de schriftelijke aanwijzing, aangezien de omgangsregeling inmiddels was aangepast. De moeder pleitte voor een langere omgangsduur dan het voorgestelde uur, en benadrukte het belang van contact tussen haar kind en zijn pasgeboren zusje. De kinderrechter overwoog dat de GI, op basis van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek, schriftelijke aanwijzingen kan geven indien de ouder niet voldoende meewerkt aan de uitvoering van het zorgplan.

De kinderrechter concludeerde dat de nieuwe omgangsregeling, die nu eenmaal in de twee weken voor een uur onder begeleiding van Youth Care plaatsvindt, passend is voor de leeftijd van de minderjarige. De kinderrechter sprak de hoop uit dat de nieuwe afspraken snel in werking treden en dat er aandacht is voor de kennismaking tussen de minderjarige en zijn zusje. Aangezien de schriftelijke aanwijzing niet langer wordt uitgevoerd, verklaarde de kinderrechter de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek om deze aanwijzing vervallen te verklaren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/678279 / JE RK 24-909
datum uitspraak: 21 mei 2024
Beschikking schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
Mevrouw [naam moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. R.V. Paniagua te Rotterdam,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
Dhr. [pleegvader] en mevr. [pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 april 2024;
  • het e-mailbericht van de zijde van de advocaat van de moeder, met als bijlage een brief van de advocaat van de moeder d.d. 21 mei 2024, waarbij het verzoek van de moeder wordt ingetrokken bij gebrek aan belang;
  • het e-mailbericht van de zijde van de advocaat van de moeder d.d. 21 mei 2024, waarbij de intrekking van het verzoek wordt ingetrokken;
- het e-mailbericht van de GI d.d. 21 mei 2024 met als bijlage een brief van de GI d.d. 20 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- De moeder, bijgestaan door haar advocaat.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 april 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 18 april 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 april 2025 de machtiging verlengd [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 18 april 2025.
2.5.
De GI heeft op 5 april 2024 een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gestuurd, inhoudende:
U bent recent bevallen en wordt overspoelt in alles wat er nu gebeurd rondom de maatregel voor de baby die onlangs geboren is. De vraag is of u nu overbelast bent en minder beschikbaar bent echter wordt er zolang [voornaam minderjarige] uit huisgeplaatst is hetzelfde gezien.
Om die reden is de Gl van mening dat het bezoek aangepast dient te worden naar 1 keer per
maand voor de duur van max 1.5 uur. Afhankelijk of de bezoeken inhoudelijk vorm gegeven kunnen worden, bijvoorbeeld een gerichte activiteit plannen.
De GI is van mening dat het anders te lang is gezien [voornaam minderjarige] en u nauwelijks interactie met
elkaar hebben. Daarbij is het van belang dat er intensief met u de bezoeken voor en na besproken worden om de komende periode te onderzoeken of u leerbaar zou zijn in het vormgeven van de bezoeken en er een positief moment tussen [voornaam minderjarige] en moeder gecreëerd kan worden. Na 3 bezoekmomenten zal er geëvalueerd worden om de mogelijkheid tot uitbreiding te realiseren.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 5 april 2024 vervallen te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens en door de moeder het volgende naar voren gebracht. Het is duidelijk dat de GI ermee akkoord is dat deze schriftelijke aanwijzing vervallen wordt verklaard. De omgangsregeling is immers al aangepast. De moeder wenste toch naar de zitting te komen om haar mening aan de kinderrechter duidelijk te maken, buiten de kaders van deze schriftelijke aanwijzing. De moeder zou graag nog willen aangeven dat zij langer omgang wenst met [voornaam minderjarige] dan nu is afgesproken, anderhalf uur of zelfs twee uur in plaats van een uur. Volgens de moeder hebben zij zelf maar ook [voornaam minderjarige] eerst even de tijd nodig om te acclimatiseren, zodat een uur te kort is. Daarnaast wenst de moeder naar voren te brengen dat er aandacht moet zijn voor het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn pasgeboren zusje [naam zusje] .

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder niet instemt met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3., eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
5.2.
Ingevolge artikel 1:265f, eerste lid, BW kan de GI, voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, voor de duur daarvan de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken. De beslissing daartoe geldt volgens het tweede lid als een schriftelijke aanwijzing (als bedoeld in artikel 1:263 BW), waarop de artikelen 1:264 en 1:265 BW van overeenkomstige toepassing zijn met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
5.3.
Op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Ingevolge het derde lid bedraagt de termijn voor het indienen van het verzoek twee weken.
De kinderrechter overweegt het volgende:
5.4.
In de schriftelijke aanwijzing van de GI van 5 april 2024 is een nieuwe omgangsregeling bepaald voor de moeder van eenmaal per maand voor de duur van anderhalf uur. Op 17 april 2024 heeft er een zitting plaatsgevonden met betrekking tot de verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] . Tijdens deze zitting is de schriftelijke aanwijzing ook besproken en heeft de kinderrechter aangegeven dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat de GI met de moeder en de pleegouders de (on)mogelijkheden zal bespreken van een uitbreiding van een omgangregeling.
5.5.
De GI heeft in haar brief van 20 mei 2024 aangegeven dat er op 8 mei 2024 een groot overleg heeft plaatsgevonden en daarop volgend op 16 mei 2024 een intern overleg. Naar aanleiding daarvan is de omgangsregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige] opnieuw aangepast en wordt de schriftelijke aanwijzing van 5 april 2024 niet langer uitgevoerd.
5.6.
[voornaam minderjarige] bezoekt zijn moeder nu eenmaal in de twee weken voor de duur van een uur op locatie onder begeleiding van Youth Care. De GI is van mening dat een bezoek van een uur bij de leeftijd van [voornaam minderjarige] en de spanningsboog van zowel de moeder als [voornaam minderjarige] past. Een uur is voldoende voor kwalitatief goed contact. Er zijn nadere afspraken gemaakt over de invulling van de omgang, te verwachten is dat de omgangsmomenten daardoor meer positief zullen verlopen. Deze nieuwe afspraken zullen gelden voor drie maanden, waarna er met alle betrokkenen zal worden geëvalueerd voordat vervolgafspraken worden gemaakt.
5.7.
Hoewel de nieuwe afspraken (nog) niet vastliggen in een schriftelijke aanwijzing en de kinderrechter deze daardoor niet inhoudelijk kan beoordelen, is ter zitting wel besproken dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat de bezoekmomenten voor [voornaam minderjarige] steeds succesvol verlopen. Daarom acht de kinderrechter het met de GI verstandig om de inhoud van de bezoeken meer te structureren, daardoor kunnen de mogelijkheden voor de moeder om bij de bezoeken daadwerkelijk contact te maken met [voornaam minderjarige] optimaal worden benut. Het gaat immers niet om meer contact, maar om beter contact. De kinderrechter vindt het voorts positief dat duidelijke afspraken zijn gemaakt over de evaluatie, waarbij de signalen die [voornaam minderjarige] zelf afgeeft uitdrukkelijk worden meegenomen. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat de snel wordt begonnen met de nieuwe inrichting van de omgangsmomenten en dat dat niet hoeft te wachten op een nieuwe schriftelijke aanwijzing. Daarnaast wil de kinderrechter meegeven dat er – zoals door de moeder aangevoerd – aandacht moet zijn voor kennismaking van [voornaam minderjarige] met zijn nieuwe zusje.
5.8.
Nu de schriftelijke aanwijzing van 5 april 2024 niet langer wordt uitgevoerd heeft de moeder geen belang bij een beoordeling daarvan. Zij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
Verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek om de schriftelijke aanwijzing van 5 april 2024 vervallen te verklaren;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van J.A. van Soest als griffier, en op schrift gesteld op 3 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.