ECLI:NL:RBROT:2024:5054

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
10/701171-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel zonder dat er een passende vervolgplek voor de veroordeelde is gevonden

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die onder de PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) valt. De PIJ-maatregel werd oorspronkelijk opgelegd door het gerechtshof Den Haag op 8 mei 2018, ter zake van openlijke geweldpleging en straatroven. De rechtbank heeft op 21 december 2023 de maatregel verlengd, maar op 2 mei 2024 werd de vordering tot voorwaardelijke beëindiging behandeld. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, pleitte voor bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging, omdat er geen passende vervolgplek voor de veroordeelde beschikbaar was. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, stemde in met de voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de PIJ-maatregel per 23 mei 2024 voorwaardelijk zal eindigen, met een looptijd tot 23 mei 2025. De rechtbank benadrukte dat de veroordeelde intensieve zorg en begeleiding nodig heeft, gezien zijn chronische psychiatrische stoornis (schizofrenie) en het ontbreken van ziekte-inzicht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en bijzondere voorwaarden vastgesteld, waaronder toezicht door de reclassering, opname in een zorginstelling, en verbod op drugs en alcohol. De rechtbank heeft de betrokken partijen aangespoord om samen te werken aan een geschikte vervolgplek voor de veroordeelde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team jeugd
Parketnummer: 10/701171-16
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres van Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) [naam PI] , [adres] , [postcode] te [plaats] (hierna: de inrichting),
raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp.

1.Procesverloop

Op 8 mei 2018 heeft het gerechtshof Den Haag de PIJ-maatregel van de veroordeelde gelast.
De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van openlijke geweldpleging tegen personen en twee straatroven. De termijn van de PIJ-maatregel is gestart op 23 mei 2018.
Op 21 december 2023 heeft deze rechtbank de PIJ-maatregel laatstelijk verlengd met drie maanden.
Op 4 april 2024 heeft de rechtbank van het openbaar ministerie een vordering tot het stellen van de voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel ontvangen.
Bij die vordering zijn gevoegd:
  • het advies van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 18 april 2024;
  • het (ongedateerde) voortgangsverslag van de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) van Fivoor;
  • het psychologisch en psychiatrisch onderzoek van 30 januari 2024.
Op de zitting van 2 mei 2024 is de vordering achter gesloten deuren behandeld.
De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, de deskundige [persoon A] , als gedragsdeskundige verbonden aan de inrichting, en [persoon B] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, zijn gehoord.
De rechtbank heeft op 2 mei 2024 ter zitting van de officier van justitie een gewijzigde vordering tot vaststellen voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke beëindiging ontvangen.

2.Standpunt van partijen

2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot het stellen van bijzondere voorwaarden die hebben te gelden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De PIJ-maatregel zal van rechtswege voorwaardelijk eindigen. De bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, staan vermeld in de vordering van 2 mei 2024.
Zij heeft daarbij aangegeven dat de veroordeelde zich moet houden aan de voorwaarden, zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie zal zich blijven inspannen voor een zorgmachtiging voor de veroordeelde met het oog op structurele inname van medicatie en het vinden van een passende woonplek. Dit is heel ingewikkeld gebleken. Er zijn veel deskundigen met de toekomst van de veroordeelde bezig, maar het is niet gelukt om voor afloop van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een passende woonplek voor de veroordeelde vinden. Er zal binnenkort een groot beraad plaatsvinden met de raadsman, alle ketenpartners en vertegenwoordigers van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De vraag is of een behandeling van de veroordeelde nog mogelijk en wenselijk is, omdat het de afgelopen zes jaar niet van de grond is gekomen en de veroordeelde mogelijk aan zijn behandelplafond zit. De veroordeelde is gebaat bij een prikkelarme en stabiele omgeving. Er zal een passende plek moeten worden gezocht waar de veroordeelde voor altijd kan wonen, zoals een instelling voor begeleid wonen of een andere instelling.
2.2.
Standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde en zijn raadsman hebben ingestemd met de gewijzigde vordering van de officier van justitie. De veroordeelde is bereid zich aan de gestelde voorwaarden te houden.
Hiertoe is ter zitting aangevoerd dat het jammer en teleurstellend is dat de PIJ-maatregel van de veroordeelde op deze manier is gelopen en zo moet eindigen. Er zijn veel professionals (al vele jaren) bezig om van alles voor de veroordeelde te proberen te regelen, maar ‘het (jeugdhulp-) systeem’ blijkt ingewikkeld en lastig doordringbaar voor een jongeman als de veroordeelde. Het is in het belang van de veroordeelde dat hij op een goede plek terecht komt, waar hij verder kan leven met hulp van anderen. De voorwaarden, zoals die zijn geadviseerd, maken het mogelijk dat die hulp uiteindelijk ook kan worden geboden. Tot die tijd worden praktische zaken geregeld zodat op het moment dat de PIJ-maatregel voorwaardelijk eindigt, de veroordeelde terug naar zijn ouderlijk huis kan.

3.Adviezen

3.1.
Advies Reclassering Nederland
Het advies van 18 april 2024 houdt onder meer het volgende in.
Het traject van de veroordeelde kenmerkt zich door een grillig verloop, waarbij de chronische psychiatrische stoornis (schizofrenie) van de veroordeelde constant op de voorgrond aanwezig is geweest. Gedurende de PIJ-maatregel is het niet haalbaar gebleken om uitvoering te geven aan een Scholings- en trainingsprogramma (STP). Een klinische opname op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van Ipse De Bruggen is mislukt. In maart 2024 is ook de opname in de FPK van Fivoor na ruim een jaar (en kort voor het aflopen van de maatregel) negatief afgebroken. Tijdens deze opname is gebleken dat het traject richting psychische stabilisatie meer tijd nodig heeft dan vooraf voorzien, maar ook dat de veroordeelde nog meer intensieve begeleiding nodig heeft dan hem in de FPK kon worden geboden. De veroordeelde is, mede vanwege zijn weerstand, nog onvoldoende stabiel ingesteld op medicatie en toont geen enkel ziekte-besef.
Op 11 maart 2024 is de veroordeelde vanuit de FPK overgeplaatst naar de Forensische Observatie en Begeleidingsafdeling (FOBA) in de inrichting. Sinds zijn plaatsing in de inrichting weigert hij structurele inname van medicatie, die hij in de FPK onder dwang kreeg. Zijn toestandsbeeld is mede daardoor nog verder verslechterd. Door de inrichting is een dwangbehandeling aangevraagd om zo de medicamenteuze behandeling te stabiliseren.
Gedurende de gehele PIJ-maatregel is gebleken dat de veroordeelde niet in staat is om zich te houden aan de gemaakte afspraken. Enige onverwachte verandering of het wegvallen van structuur kan leiden tot ontregeling met decompensatie en/of forse fysieke incidenten als gevolg. De risico's worden met name gezien in de aanwezige psychische en persoonlijkheidsproblematiek, het ontbreken van ziekte-inzicht, het middelengebruik en daardoor versterkte paranoïde gedachten.
De veroordeelde heeft langdurig intensieve zorg, maar ook kaders en regels nodig om zijn eigen en andermans veiligheid te kunnen waarborgen. Omdat de behandeling van een langdurige psychose zich niet goed laat voorspellen is een schatting van de benodigde behandelduur speculatief. In overleg met betrokken partijen, waaronder de Divisie Individuele Zaken (DIZ) van de Dienst Justitiële Inrichtingen en de unit complexe zaken van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), is onderzocht welke plaatsingsmogelijkheden resteren.
De reclassering adviseert de veroordeelde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel langdurig klinisch te plaatsen in een passende zorginstelling waarbij inname van medicatie onderdeel zal zijn van de behandeling. Ten behoeve van de inzet van passende zorg is de mogelijkheid tot aanvraag van een Wet Langdurige Zorg (WLZ) indicatie onderzocht en de aanvraag van een Zorgmachtiging (ZM) in gang gezet. Verschillende klinische settingen hebben de veroordeelde afgewezen.
Bij gebrek aan passende mogelijkheden is onderzocht of de veroordeelde zou kunnen terugkeren naar zijn ouderlijk huis. Hoewel deze situatie zeer onwenselijk wordt geacht vanwege het ontbreken van stabiliteit, structuur, begeleiding, ondersteuning en expertise (en erkenning) op het gebied van zijn psychiatrische stoornis, blijkt verblijf bij de moeder - tot een passende plek in een zorginstelling wordt gevonden - mogelijk. Om tijdens een verblijf bij de moeder ambulante behandeling en begeleiding in te zetten van deskundigen met expertise op het vlak van psychiatrische problematiek is de veroordeelde aangemeld bij de forensische polikliniek van Fivoor. Hoewel een intakegesprek nog moet plaatsvinden, is door Fivoor toegezegd dat deze ondersteuning in mei 2024 kan aanvangen. Hierbij worden er twijfels geuit over de uitvoerbaarheid van ambulante begeleiding.
Op basis van het onsuccesvolle verloop van de behandeling in het kader van de PIJ-maatregel en vanwege eerdere veroordelingen voor geweld en tevens verscheidene agressie-incidenten tijdens de intramurale fase, acht de reclassering een recidive (al dan niet met geweld) onvermijdelijk.
De reclassering adviseert verkort weergegeven de onderstaande voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel:
• Meewerken aan reclasseringstoezicht;
• Niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
• Meldplicht bij reclassering;
• Opname in een zorginstelling;
• Ambulante behandeling;
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
• Drugsverbod;
• Alcoholverbod;
• Meewerken aan schuldhulpverlening;
• Meewerken aan middelencontrole.
3.2.
Rapport psychiater en psycholoog
Het rapport van psychiater drs. [persoon C] en psycholoog drs. [persoon D] van 30 januari 2024, verricht in het kader van het doen van onderzoek naar de mogelijkheid van omzetting van de PIJ-maatregel in een terbeschikkingstelling, houdt onder meer het volgende in.
De veroordeelde heeft niet meegewerkt aan het onderzoek. Hij was niet bereid om met rapporteurs in gesprek te gaan. Er kunnen daarom geen eigenstandige uitspraken worden gedaan over psychopathologie bij de veroordeelde en de mogelijke weerslag daarvan op het recidiverisico. Gezien de voorliggende zware beslissing wat het vervolgtraject van de veroordeelde betreft adviseren de psychiater en psycholoog om de veroordeelde voor klinisch onderzoek te plaatsen in het PBC.
3.3.
Voortgangsverslag FPK
Van 27 januari 2023 tot en met heden is de veroordeelde binnen de kliniek opgenomen. De veroordeelde is 24 jaar en langdurig bekend met gedragsproblemen en heeft in zijn ontwikkeling toenemende psychotische ontregeling laten zien waardoor in de loop der tijd de diagnose schizofrenie is gesteld. Formele desorganisatie staat hierbij op de voorgrond, hetgeen kan ontaarden in katatone symptomen (passiviteit en weigeren van vocht en voeding), psychoagitatie en agressie. Veroordeelde is langdurig medicamenteus onderbehandeld geweest. Onder de huidige behandeling (haloperidol 8 mg) is enige verbetering in het denken en gedrag merkbaar, maar is het nog te vroeg om te kunnen spreken van remissie. Bij ontslag is er een onverminderd hoog risico op een terugval in drugsgebruik, verdere psychotische ontregeling en gewelddadig delictgedrag. In een klinische setting toont de veroordeelde zich niet in staat om zich aan laagdrempelige (verlof)voorwaarden te houden.
Deskundigen van FPK adviseren de veroordeelde verder klinisch te behandelen om hem optimaal in te kunnen stellen op antipsychotische medicatie. Hierna dient verdere risicoreductie door middel van psycho-educatie, vroegsignalering en aanleren van copingvaardigheden alsnog plaats te vinden. Tot op heden is dit vanwege het gedesorganiseerde beeld nog niet mogelijk geweest.
3.4.
Ter zitting gegeven adviezen
Gedragsdeskundige [persoon A] heeft ter zitting aangegeven dat het binnen de zeer gestructureerde omgeving naar omstandigheden redelijk gaat met de veroordeelde. Hij volgt het dagprogramma, doet mee aan activiteiten en helpt mee met koken. Hij was verward toen hij binnenkwam en wilde geen medicatie innemen. Momenteel krijgt hij via dwangbehandeling medicatie, maar dit stopt als de PIJ-maatregel voorwaardelijk is beëindigd. Er is veel onduidelijkheid en dit geeft de veroordeelde stress. Er is nog steeds geen vervolgplek voor de veroordeelde beschikbaar. Het is in zijn belang dat de veroordeelde op een passende plek terecht komt waar hij kan worden behandeld. Veel instellingen hebben hem al afgewezen, omdat er geen terugkeergarantie kan worden gegeven. Zodra de PIJ-maatregel voorwaardelijk eindigt, kan de veroordeelde niet terug naar de inrichting als het niet goed zou gaan in een vervolginstelling. Er blijft met vereende krachten gezocht worden naar een passende vervolgplek. In de tussentijd gaat hij terug naar de moeder. Omdat er veel onduidelijkheid is over de vervolgplek, is de inrichting ook bezig geweest met het regelen van praktische zaken, zoals inschrijving op het adres van moeder, aanvraag van de zorgverzekering en een uitkering. Binnenkort komt Fivoor een intake doen voor ambulante hulpverlening. De kans is heel klein dat er op korte termijn een geschikte plek voor de veroordeelde wordt gevonden.
Reclasseringswerker [persoon B] heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht. De veroordeelde is niet, zoals geadviseerd door de deskundigen, op een wachtlijst geplaatst voor het PBC, omdat het indexdelict niet zwaar genoeg is en de wachtlijst te lang. Fivoor heeft toegezegd te kunnen starten met ambulante behandeling als de veroordeelde thuis bij de moeder is.

4.Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel met ingang van 23 mei 2024 voorwaardelijk zal eindigen. De termijn van deze voorwaardelijke beëindiging loopt tot 23 mei 2025.
Uit het dossier en wat er is besproken ter terechtzitting blijkt dat gedurende de PIJ-maatregel de chronische psychiatrische stoornis (schizofrenie) van de veroordeelde constant op de voorgrond heeft gestaan. De veroordeelde is niet in staat gebleken om zich te houden aan de gemaakte afspraken en deel te nemen aan een STP. Ook is hij, mede vanwege zijn weerstand, onvoldoende stabiel ingesteld op medicatie en toont hij geen enkel ziektebesef. De risico’s worden met name gezien in de aanwezige psychische- en persoonlijkheidsproblematiek, het ontbreken van ziekte-inzicht, het middelengebruik en daardoor versterkte paranoïde gedachten. In maart 2024 is de veroordeelde vanuit de FPK teruggeplaatst op de FOBA van de inrichting, omdat de behandeling daar niet van de grond kwam. Binnen de zeer gestructureerde omstandigheden op de FOBA gaat het nu redelijk. De veroordeelde heeft veel last van de onduidelijkheid over wat er zal gebeuren als de PIJ-maatregel voorwaardelijk wordt beëindigd.
De deskundigen zijn van mening dat de veroordeelde langdurig intensieve zorg, kaders en regels nodig heeft om zijn eigen veiligheid en die van anderen te kunnen waarborgen. Het is de bedoeling om de veroordeelde na de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel langdurig klinisch te plaatsen in een passende zorginstelling, waarbij inname van medicatie onderdeel zal zijn van de behandeling. Op dit moment is er echter nog geen passende plek beschikbaar waar de veroordeelde kan verblijven en is daar ook geen zicht op.
Zowel de reclassering als de inrichting adviseren om de maatregel voorwaardelijk te beëindigen onder de in het advies van de reclassering genoemde voorwaarden. Totdat een geschikte plek is gevonden, zal de veroordeelde vanaf 23 mei 2024 bij zijn moeder gaan wonen. Het is belangrijk dat de veroordeelde zich vanaf die datum zal houden aan de voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering en die de rechtbank zal overnemen. Hij zal zich moeten houden aan al deze voorwaarden en de regels thuis. In de tussentijd zijn alle betrokken deskundigen hard bezig om een geschikte plek voor de veroordeelde te regelen. De komende tijd zullen de officier van justitie, de betrokken deskundigen en de raadsman zich samen hiervoor blijven inzetten.
Bij de voorwaardelijke beëindiging zullen de van rechtswege gestelde voorwaarden gelden, zoals opgenomen in artikel 77t, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Op vordering van de officier van justitie zullen daarnaast ook bijzondere voorwaarden worden gesteld aan de voorwaardelijke beëindiging. De veroordeelde heeft zich bereid verklaard om zich aan de voorwaarden te houden.
De vordering tot het vaststellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel zal daarom worden toegewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst toede vordering van de officier van justitie tot het vaststellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel;
steltgedurende de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, naast de van rechtswege geldende voorwaarden als bedoeld in artikel 77t, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, de volgende bijzondere voorwaarden vast:
1. De veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de reclassering. Deze medewerking houdt onder andere in:
- De veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- De veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien voor het vaststellen van zijn identiteit;
- De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- De veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is; deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- De veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
- De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- De veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- De veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat naar het oordeel van de reclassering van belang is voor het toezicht;
2. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
3. De veroordeelde laat zich opnemen in een nog nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering in overleg met de zorginstelling dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van dan wel het zich laten toedienen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
4. De veroordeelde laat zich behandelen door FACT Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van dan wel het zich laten toedienen van medicijnen of het afnemen van urinecontroles vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
5. De veroordeelde werkt mee aan de plaatsing en het verblijf in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische opname. Het verblijf duurt de zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. De veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod indien en zolang de reclassering dit nodig vindt. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
7. De veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek om de controle op verbod te controleren indien en zolang de reclassering dit nodig vindt. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
8. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden. De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
geeftopdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mr. J.C.M. Persoon en mr. C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.