ECLI:NL:RBROT:2024:5052

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
10/264532-23/ TUL: 10/034751-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij openlijke geweldpleging door minderjarige verdachte met beroep op noodweer

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in Irak in 2005, die op 7 oktober 2023 openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon in een rijdende metro. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Herrewijnen. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, maar dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen kon worden verklaard, aangezien de verdachte dit feit had bekend. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 50 dagen, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en een contactverbod met het slachtoffer en medeverdachten. De rechtbank overwoog dat de verdachte op grove wijze inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat dergelijk geweld grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich meebrengt. De rechtbank paste het jeugdstrafrecht toe op basis van de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van het feit, en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, rekening houdend met de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/264532-23
Parketnummer vordering TUL: 10/034751-22
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Irak) op [geboortedatum 1] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 70 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 7 oktober 2023
te Rhoon, gemeente Albrandswaard,
openlijk, in een rijdende metro vanaf metrostation Tussenwater
en op de Viaductweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer] (met kracht)
- terwijl hij zich in een rijdende metro bevond vast te pakken en
- te slaan op de (linkerkant) van het gezicht en
- met een nekklem vast te houden en
- te slaan en te stompen in de buik en- aangekomen bij metrostation Rhoon uit de metro te trekken en (vervolgens)
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag tegen het hoofd en het lichaam te
schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
5.2.
Strafbaarheid
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het subsidiair ten laste gelegde, te weten openlijke geweldpleging, dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt. De aangever heeft in de metro een groot mes tevoorschijn gehaald. De verdachte is hiervan geschrokken en heeft vanuit die schrik gereageerd. De verdachte is pas op het perron in actie gekomen, maar hij wist op dat moment niet waar het mes was en voelde zich nog bedreigd. De verdachte heeft zich hiertegen moeten verdedigen.
5.2.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer moet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed - dan wel een dreigend gevaar daarvoor - waartegen verdediging noodzakelijk was.
Het is de rechtbank, gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, niet gebleken dat sprake is geweest van een noodweersituatie waarin de verdachte zich hoefde te verdedigen. Uit de verklaringen van de aangever, de verdachte ter zitting en medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt juist dat de verdachten de confrontatie met de aangever in de metro hebben opgezocht. Op het moment dat de confrontatie met de aangever wordt aangegaan, ontstaat er een discussie, gevolgd door een worsteling tussen de aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] waarna de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zich er ook mee gaan bemoeien. Pas nadat die worsteling is begonnen, hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een mes bij de aangever gezien. Gelet op die omstandigheden moeten de acties van de verdachte en zijn medeverdachten als aanvallend worden gekenmerkt. Als er al sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie in de metro op het moment dat de aangever zijn mes toonde - welke situatie de rechtbank niet heeft vastgesteld -, is de rechtbank van oordeel dat deze situatie in ieder geval was geëindigd op het moment dat de aangever uit de metro werd geduwd. Op dat moment was het mes al (in de metro) door een omstander van de aangever afgepakt. Vervolgens zijn de verdachten echter met de geweldshandelingen doorgegaan. De verdachte en zijn vrienden hadden op dat moment voor een andere handeling kunnen kiezen, bijvoorbeeld in de metro blijven of weglopen van het perron. Het verweer wordt verworpen.
5.2.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover het beroep op noodweer niet zou slagen, de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toekomt. De verdachte is om die reden niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
Omdat, zoals hiervoor onder paragraaf 5.2.2. door de rechtbank is overwogen, geen sprake is van een noodweersituatie, kan het beroep op noodweerexces om die reden niet slagen. Het verweer wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op achttienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een geweldsmisdrijf. Op 7 oktober 2023 heeft de verdachte midden op de dag in een volle metro en op een druk perron openlijk geweld gepleegd door samen met anderen met het slachtoffer in de metro in een worsteling terecht te komen en hem vervolgens uit de metro te trekken en in een nek klem vast te houden. Ook is het slachtoffer daarbij geslagen en geschopt. Terwijl hij op de grond lag, is er onder meer tegen het hoofd geschopt. Omdat sprake is van het openlijk en in vereniging plegen van geweld, is de verdachte ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde, in de tenlastelegging vermelde, geweld.
Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Bovendien brengen dergelijke geweldshandelingen, die op een voor het publiek toegankelijke plaats hebben plaatsgevonden, grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich mee.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
11 januari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is meerdere keren met justitie in aanraking gekomen, waarbij het steeds gewelds- (of geweld gerelateerde) feiten betreft. In de schorsingsperiode (sinds 13 november 2023) heeft de verdachte zich niet goed aan de afspraken en voorwaarden gehouden en toont hij zich eigengereid. Dit in combinatie met de huidige verdenking doet vermoeden dat er meer inzet nodig zal zijn vanuit een verplicht kader om verdachte weerbaarder te maken voor negatieve sociale contacten, zijn agressieve gedragingen te beteugelen en meer zicht te krijgen op zijn psychisch functioneren om de kans op recidive te verminderen.
Reclassering Nederland adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte functioneert niet leeftijdsadequaat, heeft een impulsieve handelingswijze en is hij beïnvloedbaar. Vanwege zijn deels pro-criminele houding is het van belang dat de verdachte hierin wordt bijgestuurd. De afgelopen periode heeft hij zich niet begeleidbaar opgesteld. Het is van belang dat de huidige vorm van begeleiding wordt voortgezet. Hij lijkt behoefte te hebben aan een pedagogische benadering. Dit wordt hem thuis onvoldoende geboden.
Reclassering Nederland adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • Verdachte werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • Verdachte werkt mee aan psychodiagnostisch onderzoek en laat zich behandelen door forensische psychiatrische polikliniek De Waag en begeleiden door Stichting Humanitas DMH of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de (jeugd)reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de (jeugd)reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangever en medeverdachten, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • Dat het verdachte op grond van de in de rapportage genoemde argumenten wordt verboden zich gedurende de periode van het toezicht te bevinden in Rotterdam Hoogvliet, zoals aangegeven op bijgevoegde kaart. Het locatieverbod zal gedurende een periode van drie maanden worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel.
  • Dat het verdachte op grond van de in de rapportage genoemde argumenten geboden wordt zich gedurende de periode van drie maanden te bevinden op [adres] te Spijkenisse. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de GI wordt afgesproken. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel.
  • Verdachte volgt MBO-1 onderwijs richting logistiek aan het [naam school] te [plaats] , zo lang als de reclassering nodig vindt.
Hierbij wordt de opdracht om toezicht te houden gegeven aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Daarnaast adviseert Reclassering Nederland om de voorwaardelijke straf ten uit voer te leggen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 april 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft in de schorsingsperiode een avondklok met enkelband opgelegd gekregen. De avondklok heeft hij tot op heden nog en de enkelband is op 17 april 2024 verwijderd. De verdachte heeft op enkele misstappen na zich goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Als bijzondere voorwaarde bij een eventuele voorwaardelijke straf is de avondklok dan ook niet meer noodzakelijk. De verdachte heeft al langer dan een jaar begeleiding vanuit Humanitas Homerun. Zij helpen de verdachte met de lopende regelzaken en oppervlakkige vraagstukken. Omdat de verdachte nu niet voor de eerste keer met justitie in aanraking komt voor een geweldsdelict is de verdachte aangemeld bij de Waag voor behandeling. De verdachte volgt een MBO 1 opleiding aan het [naam school] [plaats] . De verwachting is dat hij zijn diploma gaat behalen. Hij volgt zijn rooster en is positief aanwezig op school. Ook heeft hij een bijbaan als maaltijdbezorger.
De jeugdreclassering adviseert om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. Daarnaast adviseert de jeugdreclassering de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden:
- het hebben van een dagbesteding in de vorm van school of werk;
- het volgen van de begeleiding van Humanitas Homerun;
- het volgen van de behandeling van de Waag;
- contactverbod met het slachtoffer;
- contactverbod met de medeverdachten zolang de jeugdreclassering dat nodig acht.
Aanvullend heeft de jeugdreclasseerder ter zitting aangegeven dat de verdachte nog begeleiding nodig heeft om positieve stappen te blijven zetten. De begeleiding van Humanitas is van toegevoegde waarde om het traject verder te doorlopen en de kans op recidive te verminderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat ter zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte voor het bewezen verklaarde feit relatief lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De rechtbank legt daarom een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie, zal gelijk zijn aan de duur van het voorarrest. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd, overeenkomstig het advies van de jeugdreclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van steekwapenbezit en openlijke geweldpleging tegen personen veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 60 uren, waarvan een gedeelte groot 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 21 december 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering ten uitvoer moet worden gelegd.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte met het ondergaan van het voorarrest voor deze strafzaak al een forse straf heeft gehad. Het is niet opportuun om hem ook nog een werkstraf van 30 uur te laten uitvoeren.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, omdat de verdachte relatief lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten. In plaats daarvan zal de rechtbank de proeftijd verlengen met een jaar.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
15 (vijftien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt met de begeleiding van Humanitas Homerun, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht.;
- zal meewerken met de behandeling vanuit de Waag of een soortgelijke instelling, ook als dat inhoudt meewerken aan een psychodiagnostisch onderzoek;
- zich inzet voor het hebben en behouden van een passende dagbesteding in de vorm van school of werk;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangever [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] ;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten:
* [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2006 te [geboorteplaats 2] ;
* [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 4] 2007 te [geboorteplaats 3] ;
* [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 5] 2005 te [geboorteplaats 4] in [geboorteland] ;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 6 december 2022 opgelegde voorwaardelijke werkstraf met een jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2024.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 7 oktober 2023
te Rhoon, gemeente Albrandswaard, op de Viaductweg, althans op de openbare weg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een tas (merk Banlieu) met hierin onder meer een bankpas (Rabobank met
rekeningnummer [rekeningnummer] ) en/of een portemonnee en/of een ketting
(met hanger nummer [nummer] ) en/of een mobiele telefoon (merk/type Samsung Galaxy
S5), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) die [slachtoffer]
- (terwijl hij zich in een rijdende metro bevond) vast te pakken en/of
- te slaan op de (linkerkant) van het gezicht en/of
- met een nekklem vast te pakken en/of vast te houden en/of
- te slaan en/of te stompen in de buik en/of
- (aangekomen bij metrostation Rhoon) uit de metro te trekken en/of (vervolgens)
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam te
schoppen/trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 7 oktober 2023
te Hoogvliet en/of te Rhoon, gemeente Albrandswaard, in elk geval in Nederland
openlijk, te weten, in een rijdend(e) metro(stel) (vanaf metrostation Tussenwater)
en/of op de Viaductweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor
het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer]
door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- (terwijl hij zich in een rijdende metro bevond) vast te pakken en/of
- te slaan op de (linkerkant) van het gezicht en/of
- met een nekklem vast te pakken en/of vast te houden en/of
- te slaan en/of te stompen in de buik en/of
- (aangekomen bij metrostation Rhoon) uit de metro te trekken en/of (vervolgens)
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) tegen het hoofd en/of het lichaam te
schoppen/trappen.