ECLI:NL:RBROT:2024:5034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
11051420
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing loonvordering in kort geding met beperking van wettelijke verhoging en dwangsom

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. T.G.J. Horlings, een kort geding aangespannen tegen Erasmus Personenschade B.V. De eiseres stelt dat zij sinds 1 februari 2024 geen loon meer heeft ontvangen, terwijl zij daar recht op heeft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien eiseres op dat moment zonder inkomen zat. De meeste eisen van eiseres zijn toegewezen, met uitzondering van de wettelijke verhoging over het loon vanaf mei 2024, omdat het nog niet zeker is of Erasmus het loon tijdig zal betalen en de hoogte van de verhoging onduidelijk is. De kantonrechter heeft de dwangsom die aan de veroordeling om loonstroken af te geven is verbonden gematigd en beperkt tot € 50,- per dag, met een maximum van € 5.000,-. Daarnaast is Erasmus veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.066,17. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend. De uitspraak is gedaan op 28 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11051420 VV EXPL 24-201
datum uitspraak: 28 mei 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.G.J. Horlings,
tegen
Erasmus Personenschade B.V.,
vestigingsplaats: Roosendaal,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘Erasmus’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 24 april 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 15 mei 2024 is de zaak tijdens een zitting met [eiseres] en mr. Horlings besproken. Namens Erasmus is niemand verschenen. Tegen haar is verstek verleend.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] werkt op basis van een arbeidsovereenkomst bij Erasmus. Zij geeft aan vanaf 1 februari 2024 geen loon meer te hebben ontvangen, terwijl zij daar wel recht op heeft. Ze eist daarom dat Erasmus wordt veroordeeld om haar loon vanaf februari 2024 te betalen, met wettelijke verhoging, rente en buitengerechtelijke kosten.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat deze spoed aanwezig is, aangezien zij op dit moment geen inkomen heeft.
Het grootste deel van de eis wordt toegewezen
2.3.
Het grootste deel van de eis wordt toegewezen omdat dit niet onrechtmatig of ongegrond lijkt (artikel 139 Rv). De kantonrechter gaat hierna alleen in op het gedeelte van de eis dat gedeeltelijk wordt afgewezen.
Erasmus wordt niet veroordeeld om wettelijke verhoging te betalen over het loon vanaf mei
2.4.
Erasmus wordt in het kader van dit kort geding niet veroordeeld om de wettelijke verhoging te betalen over het loon vanaf mei 2024. Daarbij is van belang dat er terughoudend moet worden omgegaan met het toewijzen van een geldvordering in kort geding. Het is nog niet bekend of Erasmus het loon vanaf mei 2024 (tijdig) zal betalen en dus ook niet of zij wettelijke verhoging verschuldigd is. Verder is onvoldoende duidelijk hoe hoog die eventuele verhoging zal zijn. Een rechter kan de wettelijke verhoging namelijk matigen (artikel 7:625 lid 1 BW). Daarbij kunnen alle omstandigheden worden betrokken. Het is voor de kantonrechter nu niet mogelijk om eventuele toekomstige omstandigheden mee te wegen.
De dwangsom wordt gematigd en beperkt
2.5.
[eiseres] vraagt om Erasmus te veroordelen om de loonstroken vanaf april 2024 af te geven conform artikel 7:626 BW. Dat komt erop neer dat Erasmus deze uiterlijk de laatste dag van iedere maand moet afgeven (artikel 4 lid 1 arbeidsovereenkomst). De eis zal op die manier worden toegewezen.
2.6.
De kantonrechter matigt en beperkt de geëiste dwangsom die is verbonden aan de veroordeling om loonstroken af te geven. Ze stelt de dwangsom vast op € 50,- per dag, met een maximum van € 5.000,-. De kantonrechter oordeelt dat Erasmus zo voldoende wordt geprikkeld om de loonstroken af te geven.
Erasmus moet de proceskosten betalen
2.7.
Erasmus moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres] op € 140,17 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,-aan nakosten. Dat is in totaal € 1.066,17. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Erasmus om aan [eiseres] te betalen;
€ 9.150,- bruto, aan achterstallig loon over de periode 1 februari 2024 tot en met 30 april 2024, met de wettelijke verhoging uit artikel 7:625 BW berekend daarover;
€ 3.050,- bruto per maand vanaf 1 mei 2024 tot het moment dat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd;
de wettelijke rente uit artikel 6:119 BW over a en b, vanaf de dag van verzuim tot de dag dat volledig is betaald;
€ 832,50 aan buitengerechtelijke kosten;
3.2.
veroordeelt Erasmus om binnen vijf dagen nadat dit vonnis is betekend deugdelijke salarisspecificaties over de maanden februari 2024 tot en met april 2024 af te geven, en daarna de salarisspecificaties van de daaropvolgende maanden dat het dienstverband voortduurt steeds uiterlijk op de laatste dag van de betreffende maand af te geven, op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag dat zij dit nalaat, met een maximum van € 5.000,-;
3.3.
veroordeelt Erasmus in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.066,17, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 135,- vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
33394